ECLI:NL:RBNHO:2024:8825

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
23/1755
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit over bijzondere bijstand

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, dat zijn bezwaar tegen een brief van 17 november 2022 niet inhoudelijk heeft behandeld. Eiser had op 12 juni 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, waarop verweerder aanvullende gegevens opvroeg. Eiser diende op 17 november 2022 een bezwaarschrift in, maar verweerder verklaarde dit bezwaar op 24 februari 2023 niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten. In de beoordeling van de rechtbank werd gekeken naar de beroepsgronden van eiser, die stelde dat hij geen ervaring had met procederen en de Nederlandse taal niet machtig was. Verweerder betwistte echter dat eiser niet in staat was om hulp in te roepen, gezien zijn eerdere ervaring met bezwaar- en beroepszaken.

De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het verzoek om aanvullende gegevens niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus en is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1755

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [land], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om zijn bezwaar tegen een brief van 17 november 2022, waarin door verweerder aanvullende gegevens zijn opgevraagd, niet inhoudelijk te behandelen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 12 juni 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand. Verweerder heeft op 17 november 2022 aan eiser een brief verstuurd, waarin om bewijsstukken is gevraagd voor het vaststellen van het recht op (bijzondere) bijstand. De gevraagde gegevens betreft onder meer een afsprakenoverzicht en een bewijsstuk van de medische noodzaak van de te maken reiskosten. Eiser heeft hiervoor een termijn van 7 dagen gekregen.
3. Eiser heeft op 17 november 2022 een bezwaarschrift ingediend.
4. Verweerder heeft op 27 februari 2023 de beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder eiser in zijn bezwaar niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Eiser stelt dat hij geen ervaring heeft met procederen en geen Nederlands kan. Eiser stelt dat hij alle informatie heeft gegeven, maar dat de gemeente met zwakke argumenten komt.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser meerdere bezwaar- en beroepszaken heeft ingediend. Daarbij laat hij zich ondersteunen door iemand die het bezwaarschrift in het Engels opschrijft. In andere zaken wordt hij bijgestaan door advocaten. Hij weet de weg naar de rechtsbijstand goed te vinden. Dat hij niet in staat zou zijn om hulp in te roepen, wordt door verweerder betwijfeld. Daarnaast vraagt verweerder zich af of eiser procesbelang heeft.
9. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het verzoek van verweerder in de brief van 17 november 2022 om aanvullende gegevens kan immers niet worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling omdat het op zichzelf niet op enig rechtsgevolg is gericht. Dat verweerder met dit verzoek de bedoeling had om gegevens boven tafel te krijgen die noodzakelijk zijn om het recht op bijzondere bijstand vast te stellen, maakt dit niet anders.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.