ECLI:NL:RBNHO:2024:8820

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
23-2460
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor medische kosten op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van een medisch kussen. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, met een besluit van 10 november 2022, en het bestreden besluit van 24 februari 2023 bevestigde deze afwijzing. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

Eiser had op 4 juli 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch bed en speciaal kussen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat er een passende en toereikende voorliggende voorziening is, namelijk de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet Langdurige Zorg (Wlz), die in het algemeen alle noodzakelijke medische kosten dekt. Verweerder stelde dat er geen dringende redenen waren om bijstand te verlenen op grond van artikel 16 Pw.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een schrijnende situatie die het verlenen van bijstand onvermijdelijk maakte. De rechtbank concludeerde dat de Zvw als voorliggende voorziening kan worden beschouwd en dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van een medische kussen.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 10 november 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 4 juli 2022 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch bed en speciaal kussen.
3. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er een passende en toereikende voorliggende voorziening is [1] . De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet Langdurige Zorg (Wlz) vergoeden in het algemeen alle noodzakelijke medische of paramedische kosten en gelden als voorliggende voorziening. Als er een keuze is gemaakt om één of meer kostensoorten niet in de voorziening op te nemen of de voorziening in een bepaalde situatie niet noodzakelijk te achten, dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Volgens verweerder zijn er geen dringende redenen die toekenning van bijstand op grond van artikel 16 Pw rechtvaardigen. Ten slotte vermeldt verweerder dat contact is opgenomen met eisers zorgverzekeraar en dat de zorgverzekeraar heeft vermeld dat een hulpmiddel waaronder een medisch bed wordt vergoed vanuit de zorgverzekering.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Pw?
6. Eiser stelt dat hij een chronische spierziekte heeft en een speciaal medisch kussen nodig heeft dat tussen de € 250,- en € 600,- euro kost. Hij heeft lichamelijke gezondheidsproblemen en kan de kosten niet betalen.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Pw bestaat er geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, geacht wordt voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het bijstandverlenend orgaan daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
8. Volgens vaste rechtspraak wordt de Zvw voor de kosten van medische zorg in beginsel als een aan bijstandverlening voorliggende, toereikende en passende voorziening, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Pw beschouwd [2] . De noodzaak voor een medisch bed en speciaal kussen is volgens eiser ontstaan uit de medische klachten van eiser. Gelet hierop kan verweerder gevolgd worden in zijn standpunt dat in dit geval de Zvw een voorliggende, toereikende en passende voorziening is voor bijstandverlening. Daaraan doet niet af als in de Zvw de keuze is gemaakt om de kosten van een speciaal kussen niet te vergoeden, omdat die kosten als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De Zvw blijft een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, geacht wordt voor eiser toereikend en passend te zijn.
Is er sprake van dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de PW?
9. In artikel 16, eerste lid, van de PW staat:
“Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.”
10. Een dringende reden als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW doet zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Van een acute noodsituatie is in ieder geval sprake als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet zal moeten worden meegewogen of het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor diens gezondheid. Daarbij moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is.
11. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een situatie die zo schrijnend is dat weigering van bijzondere bijstand onaanvaardbaar zou zijn.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 15 Pw.