In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van een beperkt bewind over de goederen die betrokkene zal verkrijgen uit de nalatenschap van zijn moeder. Verzoeker, de broer van betrokkene, heeft het verzoek ingediend omdat hij als vereffenaar van de nalatenschap de afwikkeling wil regelen, maar geen contact kan krijgen met betrokkene. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de bijlagen en de stukken die tijdens de zitting zijn overhandigd. Betrokkene is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen.
De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene geestelijk of lichamelijk niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. De kantonrechter benadrukt dat een meerderjarigenbewind een ernstige inbreuk op de rechten van betrokkene is en dat er geen bewijsstukken zijn die de geestelijke of lichamelijke toestand van betrokkene onderbouwen. Bovendien blijkt uit de toelichting van verzoeker dat betrokkene als vrijwilliger werkzaam is en cliënten helpt met het invullen van formulieren, wat erop wijst dat hij in staat is om zijn eigen belangen te behartigen.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat verzoeker, indien nodig, een reguliere civiele procedure tegen betrokkene zal moeten voeren om de nalatenschap af te wikkelen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.