Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
3.Het verzoek
primaireverzoek ten grondslag dat [verweerder] zich in haar klantrelatie met Rabobank ontoelaatbaar heeft gedragen door onduidelijkheid te scheppen en niet transparant te zijn over transacties op de Rabobank rekening van haar onderneming [bedrijf 1] (en over haar betrokkenheid bij [bedrijf 2]). Ook als werknemer van Rabobank heeft [verweerder] zich – in strijd met de door haar afgelegde bankierseed – onvoldoende open en toetsbaar opgesteld. Zij heeft immers niet aan het management gemeld dat er een onderzoek tegen haar liep en heeft haar nevenfunctie bij [bedrijf 1] niet in CAFE geregistreerd. Doordat [verweerder], die in haar functie zelf klantonderzoek doet, zich niet heeft gehouden aan de geldende regels, heeft zij zich onvoldoende rekenschap gegeven van haar positie en voorbeeldrol richting klanten van de Rabobank. Hierdoor heeft zij als werknemer (ernstig) verwijtbaar gehandeld. Om die reden kan van Rabobank redelijkerwijs niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake, omdat de kantonrechter ervan uitgaat dat [verweerder] niet opzettelijk of met een vooropgezet plan heeft gehandeld.
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder], zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 september 2024 (overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:671b lid 9 onderdeel a BW).
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. [verweerder] heeft in dit verband aangevoerd dat Rabobank van het begin af aan heeft aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Er zijn immers ook herplaatsingsinspanningen verricht (zie onder 5.11.). Bovendien had Rabobank - zoals hiervoor is overwogen - een redelijke grond om het dienstverband te beëindigen.
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW. Partijen zijn het erover eens dat de transitievergoeding moet worden berekend op basis van het onder 2.3. van de feiten genoemde salaris. De kantonrechter laat het aan partijen zelf over om op basis daarvan de door Rabobank aan [verweerder] verschuldigde transitievergoeding uit te rekenen, uitgaand van indiensttreding op 4 april 2022 en uitdiensttreding per 1 september 2024.
6.De beslissing
griffierecht € 130,00