ECLI:NL:RBNHO:2024:8753

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/325243 / HA ZA 22-126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vorderingen en tegenvorderingen tussen Kozijn Services B.V. en Schipper Kozijnen B.V. met betrekking tot onbetaalde facturen en schadevergoeding

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kozijn Services B.V. (hierna: KS) en Schipper Kozijnen B.V. (hierna: Schipper Kozijnen). KS, als onderaannemer, heeft kozijnen geplaatst voor klanten van Schipper Kozijnen en heeft meerdere vorderingen ingesteld, waaronder betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding. De rechtbank heeft de nakomingsvorderingen van KS grotendeels toegewezen, met uitzondering van de schadevergoedingsvordering die is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Schipper Kozijnen in verzuim was met betrekking tot de betaling van facturen, maar dat KS niet gerechtigd was om een schadevergoeding te vorderen voor de ontbinding van de overeenkomsten, omdat deze niet correct was gecommuniceerd. De rechtbank heeft ook de tegenvordering van Schipper Kozijnen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten zijn toegewezen aan KS, aangezien Schipper Kozijnen grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/325243 / HA ZA 22-126
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOZIJN SERVICES B.V.,
die is gevestigd in Britsum, gemeente Leeuwarden,
de eisende partij in conventie,
de verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: KS,
advocaat: mr. J.E. Stam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPPER KOZIJNEN B.V.,
die is gevestigd in Opmeer,
de gedaagde partij in conventie,
de eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Schipper Kozijnen,
advocaat: mr. R. van der Hooft.
De zaak in het kort
Partijen in deze zaak hebben met elkaar samengewerkt. KS heeft als onderaannemer van Schipper Kozijnen kozijnen geplaatst bij klanten van Schipper Kozijnen. KS heeft in deze zaak meerdere vorderingen tegen Schipper Kozijnen ingesteld. De rechtbank wijst in dit vonnis de nakomingsvorderingen van KS (betaling van facturen) grotendeels toe. De schadevergoedingsvordering van KS die erop is gebaseerd dat Schipper Kozijnen de overeenkomsten met KS ten onrechte zou hebben ontbonden, wijst de rechtbank echter af. Dat geldt ook voor de door Schipper Kozijnen gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 februari 2022 met bijlagen 1 tot en met 21,
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie met bijlagen 1 tot en met 17,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 15 juni 2022, waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen.
1.2.
Deze mondelinge behandeling heeft op 4 oktober 2022 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaat van Schipper Kozijnen heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die hij heeft overgelegd. Aan het eind van de zitting is de zaak vier weken aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen.
1.3.
Daarna is de zaak meerdere keren aangehouden en naar de parkeerrol verwezen. Omdat partijen uiteindelijk geen schikking hebben bereikt, is in deze zaak vonnis bepaald. Nadat vonnis was bepaald, is KS op 16 mei 2024 failliet verklaard met benoeming van mr. J.M. van Rongen tot curator. Op 21 mei 2024 heeft Schipper Kozijnen de rechtbank verzocht om het geding vanwege het faillissement van KS te schorsen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de rechtbank (de curator en de advocaten van) partijen gewezen op het bepaalde in artikel 30 lid 1 Faillissementswet en hen op 28 mei 2024 verzocht binnen twee weken te laten weten of zij nog willen dat vonnis wordt gewezen. De curator en de advocaat van KS hebben de rechtbank hierop bericht dat zij willen dat vonnis wordt gewezen. De advocaat van Schipper Kozijnen heeft daarop meegedeeld het vonnis te zullen afwachten.

2.De feiten

2.1.
KS is een kozijnenmontagebedrijf. [Bestuurder KS] is (indirect) bestuurder van KS. [Bedrijfsleider KS] is werkzaam bij KS als bedrijfsleider.
2.2.
Schipper Kozijnen fabriceert en monteert kozijnen voor particulieren en zakelijke klanten.
2.3.
Vanaf januari 2021 zijn KS en Schipper Kozijnen gaan samenwerken. Deze samenwerking kwam er uiteindelijk op neer dat KS in opdracht van Schipper Kozijnen kozijnen ging plaatsen bij klanten van Schipper Kozijnen tegen betaling van wat partijen aanduiden als ‘het montagebudget’.
2.4.
Schipper Kozijnen heeft op 31 augustus 2021 aan KS gemaild:
“Hierbij de gegevens.
Bijzonder dat je er niets van kan vinden.
Ik zal kijken wat ik kan bestellen.
Geef mij dan aub even de montage uren tarief op en inmeet vergoeding.
Dan rond ik hem verder wel af.”
2.5.
Op 13 september 2021 heeft Schipper Kozijnen aan KS onder meer het volgende gemaild:
“(het) streven moet zijn om de planning voor 4 weken vooruit met de klant te communiceren. Uiteindelijk doel moet zijn dat jullie tijdens het inmeten al een montagedatum met de klant afspreken en daar ons proces op inrichten.”
2.6.
KS heeft daar diezelfde dag het volgende teruggemaild:
“Ben ik helemaal mee eens, echter krijg ik nu dag dagelijks mailtjes / telefoontjes van klanten die boos zijn omdat ze weer langer dan 4 weken moeten wachten voordat de klus afgemaakt wordt.
De montage uren die wij krijgen zijn niet altijd voldoende, omdat je niet weet wat er achter het oude kozijn komt.
We willen pas naar de volgende klus als de huidige klus helemaal afgewerkt is.
Daarom zou ik graag eens met jullie om tafel willen zitten, om een plan van aanpak te maken.
Met als hoofddoel, hoe kunnen we ervoor zorgen dat wel alles eerst afmaken voordat we wat nieuws beginnen.”
2.7.
Op 12 november 2021 heeft Schipper Kozijnen een e-mail aan KS gestuurd, waarin onder meer is vermeld:
“(…)
De afgelopen dagen heeft de samenwerking tussen Schipper Kozijnen en Kozijn Services de boventoon gevoerd in gesprekken.
Voor beide partijen is de huidige samenwerking (businessmodel) niet wenselijk en dit zorgt voor veel storing, wrijving en miscommunicatie.
(…)
Daarom wil ik als Hoofd Realisatie Particuliere Markt nogmaals een tegemoetkoming doen voor het benodigde bedrag van 28.121,- verdeeld over zes maanden (te weten 5x 5000 euro en 1x 3.121 euro). In deze periode zullen Kozijn Services en Schipper Kozijnen werken naar een businessmodel, waarin beide partijen zich kunnen vinden om zo een toekomst in te gaan op basis van vertrouwen, contractuele afspraken en een duidelijke visie (…)
Om problemen te voorkomen zal het businessmodel contractueel vastgelegd worden door beide partijen. (…)”
2.8.
KS heeft naar aanleiding van deze e-mail vragen aan Schipper Kozijnen gesteld. KS wilde onder meer weten hoe het bedrag van € 28.121,- tot stand is gekomen. Schipper Kozijnen heeft KS op 16 november 2021 een e-mail gestuurd waarin Schipper Kozijnen is ingegaan op deze vragen en waarbij zij het bedrag van € 28.121,- als volgt heeft verduidelijkt:
“(…)
◦ Deel twee van het bedrag: € 10.787 is het verschil tussen montagebudget beschikbaar vanuit Schipper Kozijnen en hetgeen wat Kozijn Services nodig heeft. Dit gaat over de projecten: (…)
◦ Deze bedragen samen zorgt voor een bedrag van € 28.117 dit bedrag sluit dus alle projecten af en deze projecten kunnen nu worden uitgevoerd met het montagebudget dat beschikbaar gesteld wordt door Schipper Kozijnen. De € 28.117 zal worden overgemaakt aan het eind van iedere maand als compensatie in de overgangsperiode.
(…)”
2.9.
Tussen [werknemer ] , werkzaam bij Schipper Kozijnen, en [Bedrijfsleider KS] heeft op 21 december 2021 een telefoongesprek plaatsgevonden. Na dit telefoongesprek heeft [werknemer ] op 21 december 2021 (om 14:53 uur) het volgende aan KS ( [Bestuurder KS] en [Bedrijfsleider KS] ) gemaild:
“Vandaag is het zoveelste project waar Kozijn Services niet zijn verantwoordelijkheid pakt omtrent overeenkomst, kwaliteitseisen en afspraken (…)
Wij zullen deze week met een officiële mail komen waarin onze overeenkomst zal stoppen. Alle financiële stromen zullen wij per direct stopzetten, om te controleren wat de kosten zijn van het niet uitvoeren van de overeenkomst.
[Bedrijfsleider KS] heeft hiervoor telefonisch akkoord gegeven en hierbij is Kozijn Services dus op de hoogte. De kosten die Schipper Kozijnen hiervoor zal maken komen te liggen bij de schuldenaar. (…)”
2.10.
Deze e-mail heeft [Bedrijfsleider KS] negen minuten later (om 15:02 uur) beantwoord met een ingekopieerde tekst van een eerdere e-mailwisseling tussen KS en Schipper Kozijnen die gaat over wie binnen de organisatie van partijen het aanspreekpunt is. De tekst van deze e-mail luidt als volgt:
“1. [Bedrijfsleider KS] zal binnen Kozijn Services het contact met [werknemer ] omtrent de samenwerking en op het
gebied van operationele zaken het eerste aanspreek punt zijn voor Schipper Kozijnen. Mocht hij het nodig vinden om mij erbij te betrekken dan hoor ik dat van hem. Alles op het gebied van Financiële zaken en voorstellen hiervan graag op de mail contact opnemen met [Bedrijfsleider KS] , hij zal dit dan aan mij voorleggen. Is dit akkoord?
◦ Akkoord dat [Bedrijfsleider KS] het eerste aanspreek is. Vanuit Schipper Kozijnen is dit zoals benoemd Hoofd
Realisatie Particuliere Markt. Afspraken op tactisch / strategisch niveau worden in overleg tussen [Bestuurder KS] , [Bedrijfsleider KS] en Hoofd Realisatie Particuliere Markt besproken. De operationele besluiten mogen geen financiële discussies over tarieven zijn, dit is vooraf vastgesteld.”
2.11.
[werknemer ] heeft hier namens Schipper Kozijnen per e-mail nog diezelfde dag (op 21 december 2021 om 18:09 uur) op gereageerd:
“Het stuk hieronder [opmerking rechtbank: Schipper Kozijnen bedoelt de e-mail van KS van 15:02 uur] klopt inderdaad, echter het besluit dat wij hebben genomen is om alle lopende zaken over te nemen. Zoals [Bedrijfsleider KS] aangaf,
dan mag Schipper Kozijnen zelf alles regelen en trekken wij onze handen ervan af. Dit is een operationeel besluit en valt dus binnen onze afspraken. Het heeft ook niet geleid tot een financiële discussie over tarieven. Wel zullen de kosten komen te liggen bij de schuldenaar (passend binnen de gemaakte tarieven).
Ik heb [Bestuurder KS] geprobeerd te bellen voor een nette overdracht, maar ik heb hem niet aan de telefoon gekregen. Ik ontvang graag een overzicht met projecten die op dit moment lopen, die Schipper Kozijnen zelf verder zal uitvoeren, vanwege de simpele reden dat Kozijn Services zich niet langer verantwoordelijk voelt voor de: overeenkomsten, kwaliteitseisen en afspraken en zoals hierboven gezegd, de handen er vanaf trekt.
ik stel voor dat [Bestuurder KS] en ik morgen telefonisch contact hebben voor de complete afwikkeling. (…)”
2.12.
Op 29 december 2021 heeft (de advocaat van) KS een e-mail aan Schipper Kozijnen gestuurd. In deze e-mail wordt Schipper Kozijnen gesommeerd over te gaan tot betaling van de facturen van KS en geeft KS aan dat zij de uitvoering van haar werkzaamheden opschort omdat Schipper Kozijnen had laten weten alle financiële stromen stop te zetten.
2.13.
Schipper Kozijnen heeft hier bij e-mail van 14 januari 2022 van haar advocaat afwijzend op gereageerd. Daarbij is KS namens Schipper Kozijnen gesommeerd om uiterlijk 17 januari 2021 (de rechtbank begrijpt: 2022) te bevestigen dat KS de werkzaamheden tot uitvoering van de verstrekte opdrachten hervat. Die bevestiging is uitgebleven. Schipper Kozijnen heeft geen betalingen meer aan KS gedaan.
2.14.
KS heeft op 19 januari 2022 ten laste van de Schipper Kozijnen onder de Rabobank conservatoir beslag laten leggen. Dit beslag heeft tot een bedrag van € 119.812,51 doel getroffen. Dit bedrag is op grond van een depotovereenkomst van 21 januari 2022 gestort op de derdenrekening van de advocaat van Schipper Kozijnen. Het beslag is daarna opgeheven.

3.De vorderingen

in conventie: de vorderingen van KS
3.1.
KS vordert, samengevat, dat de rechtbank Schipper Kozijnen bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van € 276.167,10. Ook vordert KS rente over dit bedrag en dat de rechtbank Schipper Kozijnen in de proceskosten veroordeelt.
in reconventie: de tegenvorderingen van Schipper Kozijnen
3.2.
Schipper Kozijnen vordert dat de rechtbank KS bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van KS in de proceskosten.
3.3.
KS en Schipper Kozijnen vinden over en weer dat de vorderingen van de ander moeten worden afgewezen.
3.4.
De rechtbank zal ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van de vorderingen nodig is.

4.De beoordeling

in conventie-de vorderingen van KS
4.1.
KS vordert een bedrag van € 276.167,10. Dit bedrag bestaat uit de volgende onderdelen:
( i) onbetaalde facturen van € 51.753,39 en een bedrag van € 448,58 aan wettelijke handelsrente, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de openstaande factuurbedragen vanaf de datum van de dagvaarding;
(ii) een montagebudget van € 10.787,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van de dagvaarding;
(iii) schade door afzegging montageafspraken van € 29.700,- en een bedrag van € 175,76 aan wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de schade vanaf de datum van de dagvaarding;
(iv) ontbindingsschade van € 177.177,11 en een bedrag van € 427,17 aan wettelijke rente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de schade vanaf de datum van de dagvaarding;
( v) beslagkosten van € 2.576,-;
(vi) een bedrag van € 3.122,09 aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
De rechtbank zal de vordering van KS hierna per onderdeel bespreken.
(i) Onbetaalde facturen
4.3.
KS stelt dat zij in opdracht van Schipper Kozijnen werkzaamheden heeft verricht en dat Schipper Kozijnen voor deze werkzaamheden nog € 51.753,39 moet betalen. KS vordert nakoming van deze betalingsverplichting. Het gaat om de volgende zestien facturen, die Schipper Kozijnen volgens KS zonder protest heeft behouden en nog niet heeft betaald:
Factuurnummer
Factuurdatum
Factuurbedrag
F210441
04-11-2021
€ 1.190,29
F210451
11-11-2021
€ 1.174,03
F210452
12-11-2021
€ 1.161,60
F210529
10-12-2021
€ 8.739,83
F210536
13-12-2021
€ 1.908,98
F210543
16-12-2021
€ 4.762,86
F210542
16-12-2021
€ 12.124,42
F210544
16-12-2021
€ 541,12
F210566
29-12-2021
€ 1.306,80
F210565
29-12-2021
€ 2.557,65
F210564
29-12-2021
€ 1.210,00
F210563
29-12-2021
€ 3.580,27
F210562
29-12-2021
€ 605,00
F210561
29-12-2021
€ 7.391,51
F210560
29-12-2021
€ 3.170,20
F220001
04-01-2022
€ 328,83
Totaal
€ 51.753,39
Betalingstermijn
4.4.
KS en Schipper Kozijnen zijn het niet met elkaar eens over wat zij hebben afgesproken over de termijn waarbinnen de facturen moeten worden betaald. KS stelt dat partijen in januari 2021 een betalingstermijn van acht dagen hebben afgesproken. Die betalingstermijn van acht dagen is ook vermeld op elke factuur. Schipper Kozijnen betwist dat partijen een betalingstermijn van acht dagen hebben afgesproken. Volgens Schipper Kozijnen zijn partijen stilzwijgend een betalingstermijn van veertien dagen overeengekomen. Schipper Kozijnen voert daartoe aan dat zij tijdens de samenwerking met KS altijd een betalingstermijn van veertien dagen heeft aangehouden en dat KS daar nooit bezwaar tegen heeft gemaakt.
4.5.
KS heeft niet weersproken dat Schipper Kozijnen steeds een betalingstermijn van veertien dagen heeft gehanteerd en dat zij daartegen niet heeft geprotesteerd. Ook als in deze zaak zou komen vast te staan dat partijen bij het begin van hun samenwerking een betalingstermijn van acht dagen hebben afgesproken, vond KS het dus kennelijk goed dat haar facturen binnen veertien dagen werden betaald. Een betalingstermijn van veertien dagen was tussen partijen vanaf het begin bestendig gebruik. De rechtbank is dan ook van oordeel dat tussen partijen (stilzwijgend) een betalingstermijn van veertien dagen is overeengekomen. Deze afgesproken betalingstermijn is op grond van de hoofdregel van artikel 6:83 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) een fatale termijn. De rechtbank vindt dat deze hoofdregel hier geldt omdat Schipper Kozijnen niet heeft gemotiveerd waarom de betalingstermijn niet de strekking heeft van een fatale termijn. Dit betekent dat voor het intreden van verzuim geen ingebrekestelling nodig is en dat Schipper Kozijnen in principe automatisch met de betaling van de factuur van KS in verzuim is als zij de factuur niet binnen veertien dagen na factuurdatum betaalt.
Heeft Schipper Kozijnen (rechtsgeldige) redenen om de facturen niet te betalen?
4.6.
Volgens Schipper Kozijnen zijn er meerdere redenen waarom de rechtbank haar niet kan veroordelen om de facturen te betalen. In de eerste plaats doet Schipper Kozijnen een beroep op opschorting. In de tweede plaats voert Schipper Kozijnen aan dat sommige facturen zogenoemde ‘70%-facturen’ zijn, terwijl KS geen 70%-facturen had mogen sturen. En in de derde plaats heeft Schipper Kozijnen bepaalde facturen om andere redenen betwist, waarop de rechtbank verderop in dit vonnis (in 4.18 en verder) zal ingaan.
Opschorting
4.7.
Als het gaat om de facturen die Schipper Kozijnen op grond van de betalingstermijn na 21 december 2021 had moeten betalen, doet Schipper Kozijnen een beroep op opschorting. Dit betreft, uitgaande van een betalingstermijn van 14 dagen, alle facturen van het facturenoverzicht (zie 4.3 van dit vonnis), met uitzondering van de eerste drie facturen (F210441, F210451 en F210452). Volgens Schipper Kozijnen is bij KS schuldeiserverzuim ingetreden en kan zij daarom niet in verzuim raken (artikel 6:59 en 6:61 lid 2 BW). Schipper Kozijnen heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
4.8.
Schipper Kozijnen stelt dat KS op 21 december 2021 in het telefoongesprek tussen [Bedrijfsleider KS] en [werknemer ] heeft laten weten dat KS de overeenkomsten die op dat moment in uitvoering waren (hierna: de lopende overeenkomsten), niet verder zal uitvoeren. Dat is volgens Schipper Kozijnen aan te merken als een mededeling van KS dat zij tekort zal schieten in haar verplichting om deze overeenkomsten na te komen. Volgens Schipper Kozijnen heeft zij in datzelfde telefoongesprek aangegeven dat zij de lopende overeenkomsten dan zelf zal afmaken en dat zij alle financiële stromen stopzet totdat duidelijk zou worden wat de financiële gevolgen zijn van het niet willen afmaken van de lopende overeenkomsten door KS. [Bedrijfsleider KS] zou hier namens KS mee akkoord zijn gegaan.
4.9.
KS heeft bestreden dat Schipper Kozijnen een beroep toekomt op opschorting. KS betwist dat zij Schipper Kozijnen heeft laten weten dat zij de lopende overeenkomsten niet zou afmaken. Zij wijst er in dit verband op dat uit de e-mail van 29 december 2021 van haar advocaat volgt dat KS bereid was haar werkzaamheden te hervatten als Schipper Kozijnen aan haar betalingsverplichtingen zou voldoen. Met haar betalingsverplichtingen was Schipper Kozijnen volgens KS per 21 december 2021 zelf in verzuim omdat Schipper Kozijnen toen heeft laten weten dat zij alle financiële stromen stopzette. Volgens KS is [Bedrijfsleider KS] daar namens haar niet mee akkoord gegaan. Hij was daartoe ook niet bevoegd.
4.10.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van Schipper Kozijnen op opschorting niet slaagt. Hierna legt de rechtbank uit waarom.
4.11.
Opschorting is een pressiemiddel om nakoming door de wederpartij (KS in dit geval) af te dwingen. Voor een geslaagd beroep op opschorting is dus vereist dat KS nog wel in staat moet zijn om de lopende overeenkomsten af te maken. Schipper Kozijnen heeft hier echter op dezelfde dag dat KS tegen Schipper Kozijnen zou hebben gezegd dat KS de lopende overeenkomsten niet verder zal uitvoeren, KS bericht dat zij heeft besloten om de lopende overeenkomsten over te nemen en de werkzaamheden zelf af te gaan maken. Omdat Schipper Kozijnen daar toen zelf voor heeft gekozen, terwijl daartoe op dat moment geen verplichting bestond, vindt de rechtbank het door Schipper Kozijnen tegenover KS per 21 december 2021 gedane beroep op opschorting niet gerechtvaardigd (afgezien van de vraag of daadwerkelijk grond bestond om tot opschorting over te gaan).
4.12.
Als de rechtbank de stellingen van Schipper Kozijnen zo moet begrijpen dat partijen op 21 december 2021 hebben afgesproken dat Schipper Kozijnen de betaling van de facturen mocht opschorten, dan heeft Schipper Kozijnen die stelling onvoldoende gemotiveerd. In de e-mail die [werknemer ] op 21 december 2021 naar KS heeft gestuurd (zie 2.9 van dit vonnis), wordt weliswaar gerefereerd aan een telefonisch akkoord van [Bedrijfsleider KS] , maar dit kan op grond van wat [werknemer ] ter zitting heeft verklaard geen betrekking hebben op een financiële afspraak. [werknemer ] heeft ter zitting namelijk verklaard dat hij tijdens het betreffende telefoongesprek met [Bedrijfsleider KS] niet over de financiën heeft gesproken. Daar komt bij dat KS ter zitting (bij monde van [Bestuurder KS] ) heeft betoogd dat [Bedrijfsleider KS] met zijn reactie op de eerste e-mail van 21 december 2021 van Schipper Kozijnen (zie 2.10) bij KS heeft aangegeven dat hij geen financiële besluiten kan nemen, wat Schipper Kozijnen niet heeft weersproken. Dat Schipper Kozijnen met KS heeft afgesproken dat zij de betaling van de facturen mocht opschorten, had Schipper Kozijnen dan ook nader moeten motiveren.
70%-facturen
4.13.
De facturen met nummers F210441, F210451, F210529, F210536, F210543, F210563 en F210561 zijn volgens hun omschrijving ‘70%-facturen’. Dit geldt volgens partijen ook voor factuur F210544. Dat partijen facturen van KS zo noemen, heeft de volgende niet in geschil zijnde achtergrond.
4.14.
KS monteerde kozijnen bij klanten van Schipper Kozijnen. De tussen KS en Schipper Kozijnen gemaakte afspraak was dat Schipper Kozijnen bij opdracht 30% van het tussen KS en Schipper Kozijnen afgesproken montagebudget aan KS zou voldoen. Als het werk vervolgens zonder opleverpunten en klachten aan de klant van Schipper Kozijnen werd opgeleverd, kon KS de resterende 70% bij Schipper Kozijnen in rekening brengen (door middel van een 70%-factuur). Als er echter opleverpunten of klachten waren die verholpen moesten worden, dan mocht KS slechts een factuur sturen van 60% van de aanneemsom. De resterende 10% zou Schipper Kozijnen aan KS voldoen als KS de opleverpunten of klachten had verholpen.
4.15.
Schipper Kozijnen heeft aangevoerd dat de facturen F210441, F210451, F210529 en F210544 geen 70%-facturen hadden moeten zijn maar 60%-facturen, omdat het werk nog niet volledig was opgeleverd. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van de facturen had KS feiten en/of omstandigheden moeten stellen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat aan de afgesproken voorwaarde om 70% van de aanneemsom betaald te krijgen (te weten oplevering van het werk zonder opleverpunten en/of klachten), is voldaan. KS heeft dergelijke feiten en/of omstandigheden echter niet gesteld en een bewijsaanbod van KS ontbreekt. De rechtbank kan daarom niet tot het oordeel komen dat Schipper Kozijnen deze 70%-facturen verschuldigd is. Toch zal de rechtbank de vordering van KS als het gaat om deze vier facturen grotendeels toewijzen. Ter zitting heeft (de advocaat van) Schipper Kozijnen namelijk verklaard dat haar standpunt niet is dat zij niets hoeft te betalen als zij een 70%-factuur ontvangt terwijl dit een 60%-factuur had moeten zijn. Alleen vanwege administratieve redenen houdt Schipper Kozijnen betaling van de factuur in dat geval achter. De rechtbank vindt de vordering met betrekking tot deze vier facturen daarom toewijsbaar tot het bedrag als waren deze facturen 60%-facturen. Dit komt neer op een toewijsbaar bedrag van € 9.981,66 (€ 1.020,25 (F210441) + € 1.006,31 (F210451) + € 7.491,28 (F210529) + € 463,82 (F210544)).
4.16.
Volgens Schipper Kozijnen heeft de 70%-factuur F210561 te maken met werk dat niet is opgeleverd en niet door de klant is geaccordeerd, zodat zij deze factuur in het geheel niet is verschuldigd. Omdat KS daar tegenover niet heeft gemotiveerd dat het hier gaat om een terecht verstuurde 70%-factuur en de rechtbank ook geen aanwijzingen heeft dat deze factuur een 60%-factuur had moeten zijn, zal de rechtbank de vordering met betrekking tot factuur F210561 afwijzen.
4.17.
De rechtbank zal de gevorderde betaling van de andere 70%-facturen (F210536, F210543, F210563) van in totaal € 10.252,11 toewijzen. Schipper Kozijnen heeft de verschuldigdheid van deze facturen als 70%-facturen namelijk niet bestreden. Ook overigens heeft Schipper Kozijnen daar niets concreets tegen ingebracht (anders dan haar beroep op opschorting dat de rechtbank heeft verworpen).
Overige facturen
facturen F210452 en F220001
4.18.
De rechtbank constateert dat Schipper Kozijnen de verschuldigdheid van de facturen F210452 en F220001 van in totaal € 1.490,43 op zichzelf niet heeft betwist. De rechtbank zal dit bedrag daarom toewijzen.
factuur F210542 - montagebudget
4.19.
Tussen partijen is niet in geschil dat de factuur F210542 van € 12.124,42 betrekking heeft op het extra montagebudget dat Schipper Kozijnen aan KS zou betalen voor bepaalde projecten uit het verleden. Volgens KS blijkt uit de in 2.8 van dit vonnis weergegeven email van 16 november 2021 dat Schipper Kozijnen betaling van het extra montagebudget aan KS (onvoorwaardelijk) heeft toegezegd.
4.20.
Schipper Kozijnen heeft niet bestreden dat zij heeft toegezegd dat zij dit extra montagebudget zou voldoen. Zij voert echter als (bevrijdend) verweer dat aan de betaling de voorwaarde is verbonden dat partijen zouden komen tot een verbeterde samenwerking die in een schriftelijke overeenkomst wordt vastgelegd. Deze schriftelijke overeenkomst is echter nooit gesloten, zodat de opschortende voorwaarde niet in vervulling is gegaan en KS geen aanspraak kan maken op het extra montagebudget, aldus Schipper Kozijnen.
4.21.
Omdat Schipper Kozijnen zich beroept op het bestaan van deze opschortende voorwaarde, rust op haar de stelplicht en de bewijslast. Dat partijen in het najaar van 2021 gesprekken hebben gevoerd over een verbeterde samenwerking en dat het hun bedoeling was om een en ander formeel vast te gaan leggen, is niet in geschil. Dat partijen hebben afgesproken dat de betaling van het extra montagebudget daar afhankelijk van was, heeft Schipper Kozijnen echter onvoldoende gemotiveerd en blijkt ook nergens uit. Schipper Kozijnen heeft daartoe slechts verwezen naar de tussen partijen op 12 en 16 november 2021 gevoerde correspondentie (zie 2.7 en 2.8), zonder dat duidelijk is geworden waar is te lezen dat Schipper Kozijnen het extra montagebudget pas hoeft te betalen als de nader te maken samenwerkingsafspraken schriftelijk zijn vastgelegd. De rechtbank is het met KS eens dat dit ook niet uit deze e-mails volgt. Dit betekent dat de rechtbank de gevorderde betaling van factuur 210542 van € 12.124,42 zal toewijzen.
facturen F210566, F210565 en F210562
4.22.
De rechtbank is van oordeel dat Schipper Kozijnen de verschuldigdheid van de facturen F210566, F210565 en F210562 onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Bij deze facturen gaat het volgens Schipper Kozijnen om “kosten die niet in rekening konden worden gebracht en om werk dat nog niet gereed was of niet was uitgevoerd”. Schipper Kozijnen heeft deze stelling niet concreet toegespitst op de facturen F210566, F210565 en F210562. Daarmee is onduidelijk gebleven waarom elk van deze facturen volgens Schipper Kozijnen niet betaald hoeft te worden. Wat betreft factuur F210565 heeft Schipper Kozijnen nog wel aangevoerd dat een ander bedrag in rekening is gebracht dan partijen hadden afgesproken, maar omdat Schipper Kozijnen ook dit niet nader heeft toegelicht gaat de rechtbank daaraan voorbij. Dit leidt tot toewijzing van een bedrag van in totaal € 4.469,45.
factuur F210564 - 17 december 2021
4.23.
De factuur F210564 van € 1.210,- met omschrijving “
Geen werkzaam heden kunnen uitvoeren wat er waren geen kozijne op locatie, voor niets een dag gereserveerd voor schipper” heeft te maken met kozijnen die KS op 17 december 2021 bij een klant van Schipper Kozijnen zou plaatsen. KS heeft onweersproken gesteld dat zij met Schipper Kozijnen had afgesproken dat Schipper Kozijnen de kozijnen om 07:30 uur bij de klant zou afleveren, maar dat Schipper Kozijnen die ochtend liet weten dat de kozijnen pas die middag konden worden afgeleverd. Dat Schipper Kozijnen door deze mededeling op grond van artikel 6:83 sub c BW automatisch in verzuim is komen te verkeren, heeft Schipper Kozijnen niet betwist. KS heeft ter zitting (bij monde van [Bestuurder KS] ) gemotiveerd toegelicht dat zij door het verzuim van Schipper Kozijnen niet genoeg tijd had gehad om de werkzaamheden die dag nog te verrichten en dat KS daarom om 10:30 uur van het werk is vertrokken. Volgens KS moest er namelijk een muur worden opengebroken en de klant wilde niet dat KS die middag met de werkzaamheden zou beginnen omdat de werkzaamheden aan de muur dan niet tijdig klaar zouden zijn.
4.24.
Schipper Kozijnen is het niet eens met deze factuur. Daartoe voert Schipper Kozijnen aan dat KS zonder haar instemming van het werk is vertrokken. De rechtbank vindt dat KS dit echter niet kan worden tegengeworpen, gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken op 17 december 2021. Verder voert Schipper Kozijnen aan dat KS de betreffende materialen niet op juiste wijze bij Schipper Kozijnen heeft afgeroepen. Schipper Kozijnen poneert deze stelling echter zonder enige nadere toelichting. De rechtbank zal daarom niet nader op deze stelling ingaan. Omdat Schipper Kozijnen de factuur verder niet heeft betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.210,- toewijzen.
factuur F210560 - inmeetvergoeding
4.25.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de laatste factuur. Het gaat om factuur F210560 van € 3.170,20, waarbij KS een inmeetvergoeding bij Schipper Kozijnen in rekening heeft gebracht. KS stelt dat zij op 31 augustus 2021 met Schipper Kozijnen heeft afgesproken dat zij aanspraak kan maken op een separate inmeetvergoeding. Deze afspraak volgt volgens KS uit de e-mail van Schipper Kozijnen van 31 augustus 2021 (zie 2.4).
4.26.
Schipper Kozijnen bestrijdt dat partijen op 31 augustus 2021 hebben afgesproken dat KS naast het montagebudget nog separaat een inmeetvergoeding in rekening kan brengen en dat dit zou volgen uit de e-mail van 31 augustus 2021. Volgens Schipper Kozijnen is deze e-mail alleen gestuurd om de opbouw van het montagebudget inzichtelijk te maken. De inmeetvergoeding is namelijk een onderdeel van het afgesproken montagebudget. Schipper Kozijnen wijst in dit verband op een e-mail die zij op 17 juni 2021 aan KS heeft gezonden, waaruit volgens haar blijkt dat partijen hebben afgesproken dat alle werkzaamheden van KS onder het montagebudget vallen, waaronder het inmeten.
4.27.
De rechtbank zal de gevorderde inmeetvergoeding afwijzen. KS heeft de door Schipper Kozijnen gestelde inhoud van de e-mail van 17 juni 2021 niet betwist, zodat de rechtbank ervan uit dient te gaan dat het inmeten onderdeel was van het montagebudget. Dat partijen daarna, op 31 augustus 2021, hebben afgesproken dat KS bovenop het montagebudget nog separaat een inmeetvergoeding in rekening zou mogen brengen, blijkt nergens uit. De rechtbank is het eens met Schipper Kozijnen dat de gestelde afspraak over de inmeetvergoeding in ieder geval niet is af te leiden uit de e-mail van 31 augustus 2021. KS heeft geen andere feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit de gestelde afspraak over de inmeetvergoeding zou kunnen worden afgeleid.
Conclusie onbetaalde facturen en wettelijke handelsrente
4.28.
Van de gevorderde facturen zal de rechtbank dus de volgende bedragen toewijzen:
Factuurnummer
Bedrag
Vindplaats vonnis
F210441
€ 1.020,25
4.15
F210451
€ 1.006,31
4.15
F210452
€ 1.161,60
4.18
F210529
€ 7.491,28
4.15
F210536
€ 1.908,98
4.17
F210543
€ 4.762,86
4.17
F210542
€ 12.124,42
4.21
F210544
€ 463,82
4.15
F210566
€ 1.306,80
4.22
F210565
€ 2.557,65
4.22
F210564
€ 1.210,00
4.24
F210563
€ 3.580,27
4.17
F210562
€ 605,00
4.22
F220001
€ 328,83
4.18
Totaal
€ 39.528,07
4.29.
De wettelijke handelsrente van € 448,58 die KS vordert, is volgens KS berekend over de factuurbedragen vanaf de vervaldatum van de facturen. De rechtbank zal deze vordering afwijzen omdat het gevorderde bedrag gebaseerd is op onjuiste uitgangspunten. KS gaat uit van alle factuurbedragen en van een vervaldatum van acht dagen na factuurdatum. Daar komt bij dat de factuur F210564 van € 1.210,- ziet op schadevergoeding en niet (primair) op de nakoming van een handelsovereenkomst. Met betrekking tot die factuur kan KS dus geen wettelijke handelsrente vorderen. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de facturen F210441, F210451, F210529 en F210544 60%-facturen hadden moeten zijn en dit dus onjuiste facturen waren.
4.30.
De rechtbank zal wel de wettelijke handelsrente toewijzen over de openstaande factuurbedragen (zoals vermeld in 4.28) vanaf de datum van de dagvaarding. Dit met uitzondering van de factuur F210564 van € 1.210,-, waarover de rechtbank de gewone wettelijke rente zal toewijzen.
(ii) Montagebudget van € 10.787,-
4.31.
Over dit onderdeel van de vordering van KS kan de rechtbank kort zijn. De rechtbank zal deze vordering afwijzen omdat Schipper Kozijnen onweersproken heeft aangevoerd dat KS dit extra montagebudget ook al heeft gevorderd door middel van factuur F210542. KS kan dezelfde vordering niet twee keer betaald krijgen.
(iii) Schade afzegging montageafspraken
4.32.
KS stelt dat partijen hebben afgesproken dat een ingeplande montageafspraak uiterlijk vier weken voor de montagedatum door Schipper Kozijnen mag worden geannuleerd. Dat deze afspraak is gemaakt, volgt volgens KS uit de in 2.5 en 2.6 van dit vonnis opgenomen e-mailwisseling van 13 september 2021. KS stelt dat Schipper Kozijnen in de weken 42 tot en met 45 van 2021 in strijd met deze afspraak, en dus niet tijdig, een tiental montageafspraken heeft geannuleerd en dat zij daardoor schade heeft geleden van € 29.700,-.
4.33.
Schipper Kozijnen betwist dat deze afspraak is gemaakt en dat KS door de afzeggingen de gestelde schade heeft geleden. Dat een ingeplande montagedatum niet korter dan vier weken voor de montagedatum mocht worden geannuleerd, volgt volgens Schipper Kozijnen niet uit de e mails van 13 september 2021. Het gaat hier volgens Schipper Kozijnen bovendien niet om geannuleerde opdrachten, maar om montageafspraken die twee weken voor de ingeplande montagedatum zijn verplaatst naar een andere montagedatum. Schipper Kozijnen betoogt dat KS op de verplaatste montagedatum ook kon werken aan opleverpunten of klachten van andere klanten van Schipper Kozijnen kon verhelpen. Slechts één van de betreffende montagedata heeft Schipper Kozijnen op de dag zelf moeten annuleren en één montagedatum enkele dagen ervoor. Schipper Kozijnen erkent dat dit te laat is geweest. Voor deze twee geannuleerde montagedata kan volgens haar (hooguit) totaal € 1.680,- aan schadevergoeding worden toegewezen.
4.34.
De rechtbank is het met Schipper Kozijnen eens dat uit de emails van 13 september 2021 niet blijkt dat Schipper Kozijnen een ingeplande montagedatum niet korter dan vier weken voor de montagedatum mocht annuleren. Bovendien vindt de rechtbank dat KS onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij door het afzeggen van de montageafspraken schade heeft geleden. Dat de opdrachten niet zijn geannuleerd maar dat de montageafspraken slechts werden verplaatst, heeft KS namelijk niet weersproken. Ook heeft KS onvoldoende gemotiveerd weersproken dat zij op de geannuleerde montagedata andere werkzaamheden voor Schipper Kozijnen had kunnen verrichten. Dat KS door het annuleren van de montageafspraken schade heeft geleden, ziet de rechtbank dan ook niet, met uitzondering van het bedrag van € 1.680,- dat door Schipper Kozijnen is erkend. De rechtbank zal dan ook € 1.680,- toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal de rechtbank toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding.
(iv) Ontbindingsschade
4.35.
KS vordert nog een bedrag van € 177.177,11 aan schade die KS stelt te hebben geleden doordat Schipper Kozijnen op 21 december 2021 alle overeenkomsten ten onrechte zou hebben ontbonden. KS stelt daartoe dat de tweede e-mail van 21 december 2021 van Schipper Kozijnen is aan te merken als een ontbindingsverklaring omdat [werknemer ] daarin heeft meegedeeld dat Schipper Kozijnen heeft besloten om alle lopende zaken over te nemen.
4.36.
De rechtbank is het eens met Schipper Kozijnen dat deze e-mail van 21 december 2021 nog geen ontbindingsverklaring van Schipper Kozijnen bevat. In haar eerdere e-mail van die dag heeft Schipper Kozijnen namelijk duidelijk vermeld dat zij die week nog met een officiële e-mail zal komen waarin zij de overeenkomst zal beëindigen. De tweede e-mail van Schipper Kozijnen is van slechts drie uur later en bevat bovendien een reactie op de email van [Bedrijfsleider KS] die Schipper Kozijnen net daarvoor had ontvangen. De rechtbank vindt daarom ook niet dat deze laatste e-mail dient te worden aangemerkt als de aangekondigde email waarin Schipper Kozijnen de overeenkomsten formeel beëindigt.
Daarbij komt dat KS deze e-mail ook niet als formele beëindiging heeft opgevat, gelet op de brief van haar advocaat van 29 december 2021 waarin zij een beroep doet op opschorting.
4.37.
Een en ander leidt tot afwijzing van de gevorderde ontbindingsschade.
(v) Beslagkosten
4.38.
KS vordert een bedrag van € 2.576,- aan beslagkosten. Dit bedrag bestaat uit € 1.500,- aan advocaatkosten, griffierecht van € 676,- en een bedrag van € 400,- aan deurwaarderskosten.
4.39.
Schipper Kozijnen heeft daartegen slechts ingebracht dat de beslagkosten dienen te worden afgewikkeld op basis van de tarieven die gelden in het kader van de proceskostenveroordeling.
4.40.
De rechtbank zal € 2.290,- aan beslagkosten toewijzen, bestaande uit griffierecht van € 676,-, € 400,- aan opgegeven verschotten en € 1.214,- aan kosten advocaat. In lijn met wat Schipper Kozijnen heeft betoogd, begroot de rechtbank de advocaatkosten op een lager bedrag dan KS heeft gevorderd, namelijk op 1 punt (1 × rekest) van het toepasselijke liquidatietarief IV.
(vi) Buitengerechtelijke incassokosten
4.41.
KS maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 3.122,09. Omdat KS niet heeft gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, is Schipper Kozijnen in beginsel geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. In dit geval is echter sprake (als het gaat om de toewijsbare nakomingsvorderingen) van een handelsovereenkomst die op of na 16 maart 2013 is gesloten, waarbij de wettelijke betalingstermijn van artikel 6:119a BW is verstreken. Dit betekent dat een bedrag van € 40,- op grond van artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar is, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht.
Wat wordt toegewezen van de vorderingen van KS?
4.42.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank van de vorderingen van KS de volgende bedragen zal toewijzen:
- een bedrag van € 39.528,07 aan onbetaalde facturen, te vermeerderen met wettelijke
(handels)rente;
- een bedrag van € 1.680,- aan schadevergoeding vanwege het afzeggen van
montageafspraken, te vermeerderen met wettelijke rente;
- een bedrag van € 2.290,- aan beslagkosten;
- een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten.
in reconventie - de tegenvordering van Schipper Kozijnen
4.43.
Dan komt de rechtbank nu toe aan de beoordeling van de vordering van Schipper Kozijnen. Schipper Kozijnen vordert dat de rechtbank KS veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. KS vordert dus geen concreet bedrag aan schadevergoeding, maar verwijzing naar de schadestaatprocedure. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat het bestaan of de mogelijkheid van schade als gevolg van (in dit geval) de tekortkoming van KS aannemelijk is.
4.44.
Schipper Kozijnen stelt dat KS toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de aannemingsovereenkomsten en dat Schipper Kozijnen daardoor schade heeft geleden. Schipper Kozijnen maakt daarbij onderscheid tussen enerzijds de lopende overeenkomsten die KS al aan het uitvoeren was (naar de rechtbank begrijpt op 21 december 2021) en overeenkomsten die toen nog niet in uitvoering waren.
4.45.
Wat betreft de lopende overeenkomsten is KS volgens Schipper Kozijnen automatisch in verzuim komen te verkeren toen KS liet weten (naar de rechtbank begrijpt op 21 december 2021) dat zij haar werkzaamheden niet verder zou uitvoeren. De rechtbank constateert dat Schipper Kozijnen niets heeft gesteld met betrekking tot de schade die zij daardoor heeft geleden. De vordering van Schipper Kozijnen is (alleen al) daarom, als het gaat om de overeenkomsten die KS op 21 december 2021 al aan het uitvoeren was, niet toewijsbaar.
4.46.
Schipper Kozijnen stelt met betrekking tot de overeenkomsten die op 21 december 2021 nog niet in uitvoering waren dat KS haar werkzaamheden ten onrechte heeft opgeschort en dat KS daarom toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten die nog niet in uitvoering waren. De rechtbank begrijpt dat Schipper Kozijnen doelt op de in 2.12 van dit vonnis aangehaalde e-mail van 29 december 2021 waarin KS de uitvoering van de werkzaamheden voor Schipper Kozijnen heeft opgeschort.
4.47.
De rechtbank geeft KS gelijk dat KS haar werkzaamheden, die zij zou dienen te verrichten op grond van de nog niet in uitvoering zijnde overeenkomsten, op 29 december 2021 bevoegd heeft opgeschort. Hierna legt de rechtbank uit waarom.
4.48.
Vaststaat dat Schipper Kozijnen KS op 21 december 2021 heeft laten weten dat zij alle financiële stromen stopzet, dus ook de betalingen die te maken hebben met de overeenkomsten die op dat moment nog niet in uitvoering waren. De rechtbank ziet dit als een mededeling van Schipper Kozijnen dat zij tekort zal schieten in de nakoming van haar betalingsverplichting op grond van deze overeenkomsten. Door deze mededeling treden de gevolgen van niet-nakoming van de kant van Schipper Kozijnen al in voordat de vordering van KS opeisbaar is (artikel 6:80 lid 1 sub b BW). De vordering van KS op Schipper Kozijnen en de verbintenis tot het uitvoeren van werkzaamheden door KS vloeien voort uit dezelfde rechtsverhouding (de nog niet in uitvoering zijnde overeenkomsten), zodat daartussen voldoende samenhang bestaat. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor een beroep op opschorting. Dat Schipper Kozijnen aanbetalingen heeft gedaan, maakt deze opschorting nog niet ongerechtvaardigd.
4.49.
KS zou niet tot opschorting bevoegd zijn als de nakoming van Schipper Kozijnen wordt verhinderd door schuldeisersverzuim van de kant van KS. Van verzuim van KS is echter geen sprake. De door KS op 21 december 2021 gedane mededeling dat zij stopt met haar werkzaamheden, had volgens de eigen stellingen van Schipper Kozijnen namelijk alleen te maken met de lopende overeenkomsten.
4.50.
Omdat KS de betreffende werkzaamheden op 29 december 2021 bevoegd heeft opgeschort, is KS niet tekortgeschoten en zij kan daarom niet worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding.
4.51.
Dit betekent dat de rechtbank de tegenvordering van Schipper Kozijnen zal afwijzen.
Proceskosten
4.52.
Schipper Kozijnen is in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld en de tegenvordering van Schipper Kozijnen in reconventie zal worden afgewezen. Schipper Kozijnen moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en in reconventie betalen.
4.53.
De rechtbank begroot de proceskosten van KS in conventie en in reconventie op:
- kosten dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 5.061,00 (excl. griffierecht beslagrekest)
- salaris advocaat in conventie € 2.428,00 (2 punten × tarief IV)
- salaris advocaat in reconventie € 1.228,00 (2 punten × tarief II)
- nakosten € 278,00 (plus de verhoging zoals vermeld
in de beslissing)
totaal € 9.120,03

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt Schipper Kozijnen om aan KS te betalen een bedrag van € 39.528,07, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over een bedrag van € 38.318,07 en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.210,-, beide rentebetalingen vanaf 2 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Schipper Kozijnen om aan KS te betalen een bedrag van € 1.680,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 2 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Schipper Kozijnen om aan KS te betalen een bedrag van € 2.290,- aan beslagkosten,
5.4.
veroordeelt Schipper Kozijnen om aan KS te betalen een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.5.
veroordeelt Schipper Kozijnen in de proceskosten van € 9.120,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als Schipper Kozijnen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door rechter mr. S.M. Auwerda, bijgestaan door de griffier mr. N.M. Bindhammer, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
NBI/SA