Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 25 januari 2024.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 8 februari 2024, vordert de vrouw, hierna te noemen: de vrouw, dat de man, hierna te noemen: de man, zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning die zij gezamenlijk bezitten. De vrouw heeft een affectieve relatie gehad met de man en na hun relatiebreuk is de man in de woning blijven wonen. De vrouw heeft eerder een vordering tot verdeling van de woning ingediend, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de man de vrouw voor 1 januari 2024 diende uit te kopen. Echter, de man heeft zonder medeweten van de vrouw een verkoopopdracht gegeven aan een makelaar, wat de vrouw in verlegenheid heeft gebracht. De vrouw vordert nu dat de man de woning verlaat en dat hij meewerkt aan de verkoop via een andere makelaar dan de door hem gekozen Makelaarsland.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang, maar heeft de primaire vordering tot ontruiming afgewezen. De subsidiaire vordering om de woning in de verkoop te brengen is wel toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat beide partijen offertes moeten opvragen bij regionaal opererende makelaars. Indien de man niet meewerkt, kan de vrouw een makelaar kiezen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de handtekening van de man voor de noodzakelijke rechtshandelingen voor de verkoop van de woning. De man is verder veroordeeld om de woonlasten tot de levering van de woning voor zijn rekening te nemen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.