ECLI:NL:RBNHO:2024:8703

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/343380 / FA RK 23-4110
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling tussen moeder en kinderen met aandacht voor psychische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 23 augustus 2024 een beschikking gegeven over de omgangsregeling tussen een moeder en haar twee minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door advocaat mr. S. Tromp, verzocht om een omgangsregeling, terwijl de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.F.M. Visscher, verweer voerde tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft overwogen dat de moeder psychische problemen heeft gehad, maar dat de kinderen ook behoefte hebben aan contact met hun moeder. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang op te starten, maar met begeleiding van de GGZ. De rechtbank heeft besloten dat de omgang in fases zal worden opgebouwd, te beginnen met belcontacten en later fysieke omgang onder begeleiding. De rechtbank heeft ook een regeling voor vakanties en feestdagen vastgesteld. Daarnaast is er een kinderbijdrage van € 50,-- per maand vastgesteld die de moeder aan de vader moet betalen. De rechtbank benadrukt dat de omgangsregeling kan worden aangepast indien de psychische toestand van de moeder dat vereist, om de kinderen te beschermen tegen mogelijke negatieve effecten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/343380 / FA RK 23-4110
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 augustus 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Tromp, kantoorhoudende te Hoorn,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.F.M. Visscher, kantoorhoudende te Volendam,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 25 augustus 2023;
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 12 februari 2024, ingekomen op 14 februari 2024;
- het bericht van de moeder, ingekomen op 27 februari 2024;
- het bericht van de vader, ingekomen op 25 maart 2024;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 28 maart 2024;
- het bericht, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 13 juni 2024;
- het bericht, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 15 juli 2024;
- het bericht, met bijlage, van de moeder, ingekomen op 15 juli 2024
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 juli 2024 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. S. Tromp, en de vader, bijgestaan door mr. A.F.M. Visscher. Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad). Ter zitting heeft de advocaat van de vader nog een briefje van [de minderjarige 1] overgelegd.
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. De kinderen hebben de rechtbank een
e-mail gestuurd. De inhoud is meegedeeld ter zitting.
2. De feiten
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft de kinderen erkend.
2.3.
Bij beschikking van 25 maart 2015 van deze rechtbank heeft de rechtbank bepaald dat de vader aan de moeder als kinderbijdrage een bedrag van € 89,-- per kind per maand betaalt met ingang van 1 januari 2015.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 januari 2016 zijn de kinderen onder toezicht gesteld voor de duur van twaalf maanden, welke ondertoezichtstelling nadien meerdere keren is verlengd tot laatstelijk 14 juli 2019. Bij beschikking van 14 maart 2017 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 februari 2019 is het gezamenlijk gezag beëindigd en is de vader alleen belast met het gezag over de kinderen
2.6.
Bij beschikking provisionele voorziening (223Rv) van 20 oktober 2023 heeft de rechtbank een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld waarbij de kinderen eenmaal per twee weken op vrijdag na het avondeten met de bus naar de moeder toegaan, alwaar zij uiterlijk om 19.30 uur aankomen en zij daar blijven tot zondag na het avondeten en daarna om 19.00 uur door hun moeder bij hun vader worden gebracht. Ook heeft de rechtbank een belcontact van de kinderen en de moeder vastgesteld in de week dat de kinderen niet bij hun moeder verblijven. Daarnaast is de Raad verzocht in de bodemprocedure onderzoek te verrichten naar de vraag welke definitieve omgangsregeling het meest in het belang van de kinderen kan worden geacht en bij welke vorm van hulpverlening de ouders en/of de kinderen het meeste gebaat zijn, en de rechtbank ter zake te adviseren.
2.7.
Het rapport en advies van de Raad, gedateerd 12 februari 2024, is op 14 februari 2024 ter griffie ingekomen.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt een omgangsregeling vast te stellen tussen haar en de kinderen, in die zin dat zij verzoekt:
- Primair te bepalen dat de moeder en de kinderen om de week van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur contact met elkaar zullen hebben. De vader zal de kinderen brengen dan wel toestemming verlenen voor de zelfstandige busrit naar [plaats] waar de moeder de kinderen zal ophalen. De moeder zal de kinderen op zondag weer thuisbrengen;
- Subsidiair te bepalen dat de moeder en de kinderen om de week contact met elkaar hebben van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur. De vader zal de kinderen brengen dan wel toestemming verlenen voor de zelfstandige busrit naar [plaats] waar de moeder de kinderen zal ophalen. De moeder zal de kinderen op zondag weer thuisbrengen;
- meer subsidiair te bepalen dat de moeder en de kinderen eenmaal per drie weken contact met elkaar zullen hebben van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur. De vader zal de kinderen brengen dan wel toestemming verlenen voor de zelfstandige busrit naar [plaats] waar de moeder de kinderen zal ophalen. De moeder zal de kinderen op zondag weer thuisbrengen;
- te bepalen dat de moeder en de kinderen iedere zaterdagavond om 20.00 uur telefonisch contact met elkaar zullen hebben;
- te bepalen dat de vakanties en feestdagen gelijk zullen worden verdeeld zoals benoemd in punt 4 van haar verzoekschrift.
3.2.
De moedert voert aan dat de relatie van partijen problematisch is verlopen. Er is sprake geweest van huiselijk geweld. Hulpverlening is ingezet. In 2010 is de relatie van partijen beëindigd. De kinderen zijn in 2016 onder toezicht gesteld en vervolgens uit huis geplaatst bij de vader. De vader is in 2019 belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen. De moeder heeft uiteindelijk in 2019 hulp gezocht en geaccepteerd via het GGZ in [plaats] . De moeder is ook enige tijd opgenomen geweest. De moeder heeft diverse behandelingen ondergaan en heeft via een psychiater medicatie ontvangen. De omgang is meerdere keren door de vader stopgezet. De laatste keer dat de vader de omgang heeft stopgezet was op 9 augustus 2023. De vader liet
via een e-mail weten dat de kinderen voorlopig geen contact meer zouden hebben met de moeder. De reden zou zijn dat de moeder een slechte invloed zou hebben op de gemoedstoestand van de kinderen. De moeder meent dat de aanhoudende onduidelijkheid over de contacten tussen haar en de kinderen zijn weerslag zal hebben op de ontwikkeling van de kinderen. Het lukt partijen niet (meer) de omgangsmomenten in goede harmonie met elkaar af te spreken.
3.3.
De moeder brengt ter zitting nog naar voren dat zij langzaam is opgekrabbeld en al enige tijd weer thuis is. Zij is gezond verklaard. De moeder heeft nu nog therapie en gebruikt medicatie. Zij is al enkele maanden stabiel en er zijn geen signalen over een onveilige situatie bij de moeder thuis voor de kinderen. De moeder begrijpt dat het spannend is voor de kinderen om weer omgang met haar te hebben en stelt voor om eerst met de kinderen te bellen. Verder brengt de moeder naar voren dat de GGZ heeft aangegeven dat zij de omgang de eerste paar keer kunnen begeleiden. Desgevraagd vertelt de moeder dat zij in het kader van verplichte zorg opgenomen is geweest en nu nog behandeld wordt.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader voert daartegen gemotiveerd verweer en verzoekt (voor zover noodzakelijk) de in de beschikking van deze rechtbank van 20 oktober 2023 bij voorlopige voorzieningen (223Rv) vastgestelde tijdelijke omgangsregeling te schorsen voor de verdere duur van de procedure.
4.2.
De vader voert daartoe aan dat de relatie tussen partijen in 2013 is verbroken. De verstandhouding tussen partijen was onstuimig en leidde tot veel wrijving en diverse meldingen bij Veilig Thuis. De situatie bij de moeder thuis was dermate ernstig dat de kinderen met een spoedmachtiging uit huis zijn geplaatst bij de vader en zijn partner. Bij de moeder was sprake van psychische problematiek. Sindsdien wonen de kinderen bij de vader. De kinderen hebben tussen 2017 en 2019 geen contact met de moeder gehad. Daarna is geprobeerd om de contacten weer op te starten met wisselend succes. Op momenten dat de vader merkte dat de kinderen van slag waren na contactmomenten is het voorgekomen dat de vader het contact annuleerde. Er zijn periodes dat het goed lijkt te gaan met de moeder, maar deze worden afgewisseld met periodes waarin de moeder zorgelijk gedrag laat zien. Bij beschikking van 20 oktober 2023 heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vastgesteld. Partijen hebben zich hieraan gehouden. Echter, na ontvangst van het raadsrapport is de situatie van de moeder snel bergafwaarts gegaan. In het omgangsweekend van 1 maart 2024 heeft zich een heftig incident voorgedaan, waarbij de moeder heeft geprobeerd de partner van de vader met de auto aan te rijden. De kinderen waren bij dit voorval aanwezig. De vader heeft vernomen dat de moeder sinds 14 maart 2024 weer is opgenomen in een GGZ-instelling. De vader meent dat een (onbegeleide) omgangsregeling op dit moment ernstig nadeel voor de lichamelijke en/of geestelijke ontwikkeling van de kinderen oplevert. De door de moeder verzochte omgangsregeling is op dit moment niet in het belang van de kinderen.
4.3.
De vader verzoekt te bepalen dat de moeder zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen per datum indiening van dit verzoek met een bedrag van € 250,-- per kind per maand, vooraf per maand door de moeder aan de vader te voldoen, althans een zodanige bijdrage vast te stellen die de rechtbank juist acht.
4.4.
De vader stelt dat de kinderen behoefte hebben aan een bijdrage, nu de vader niet in staat is om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien.
4.5.
Tijdens de zitting brengt de vader naar voren dat hij het moeilijk en frustrerend vindt dat hij voor de zoveelste keer in een procedure wordt betrokken. Het steekt hem dat de moeder haar problematiek bagatelliseert. De kinderen hebben daar ook last van. De vader meent dat in het raadsrapport onvoldoende aandacht is besteed aan de psychische problematiek van de moeder. Als het goed gaat met de moeder dan loopt de omgang ook goed. De vader staat ook achter contact tussen de moeder en de kinderen, maar dit moet wel veilig zijn. Er is geen duidelijkheid en de vader blijft zitten met veel vragen. Dat maakt het voor hem moeilijk. Hij hoort nu voor het eerst dat de moeder verplichte zorg krijgt. De moeder blijft de partner van de vader veel verwijten maken. Dat steekt de vader. Het laatste incident is ook heftig geweest voor de kinderen. Verder vindt de vader dat de kinderen nu groter zijn en steeds meer een eigen leven hebben, voornamelijk in het weekend. [de minderjarige 1] is vaak met vrienden in het weekend, zit op de boerderij of gaat naar de brandweer. De vader hoopt dat de moeder [de minderjarige 1] meer vrijheid kan geven in het weekend, zodat hij zijn dingen kan blijven doen.
Ten aanzien van de kinderbijdrage stelt de vader dat hij het aanbod van de moeder van
€ 50,-- per maand accepteert.

5.De beoordeling

Omgang
5.1.
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, van het BW heeft het kind recht op omgang met zijn ouders. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Ingevolge het tweede lid van dit artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.2.
De Raad brengt ter zitting naar voren dat de Raad sinds 2016 betrokken is bij het gezin. De Raad had destijds zorgen over de strijd tussen de ouders en niet zozeer over de situatie van de moeder. Later werd duidelijk dat de moeder opgenomen is geweest. Wat er precies aan de hand was, is nooit duidelijk geworden. Ook nu heeft de Raad geen duidelijkheid over de psychische problematiek van de moeder. Indien sprake zou zijn van een emotieregulatiestoornis is dat wel zorgelijk, maar niet dusdanig dat er geen sprake zou kunnen zijn van omgang met de kinderen. De Raad ziet niet dat de situatie bij de moeder op dit moment niet veilig is. Wel zou het beter zijn als de moeder meer openheid van zaken geeft en transparant is. Dit kan de vader meer vertrouwen geven. Ook voor de kinderen zou dat beter zijn. Zij kunnen leren hoe om te gaan met een moeder die af en toe ontregeld raakt. De kinderen kunnen daarbij ook hulp krijgen. Voor kinderen met een ouder die psychische problematiek heeft bestaat de KOPP-training. Evenwel meent de Raad dat de spanning en strijd tussen de ouders nog steeds voorliggend is en niet de problematiek van de moeder. De vader wil de kinderen beschermen, maar het weghouden van de moeder bij de kinderen kan averechts werken. Het gaat nu goed met de moeder. Volgens haar arts zijn er geen risico’s. De omgang kan dan ook weer worden opgestart. De kinderen zijn ouder en kunnen meer dragen. De Raad blijft bij het advies om tussen de moeder en de kinderen een omgangsregeling vast te stellen, maar dan wel met een opbouw met behulp van de GGZ. Indien de moeder dat toestaat kan de medewerker van de GGZ samen met de moeder de situatie van de moeder aan de kinderen uitleggen.
5.3.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat er veel is voorgevallen tussen partijen en dat hun onderlinge verstandhouding ernstig verstoord is geraakt. De vader heeft met name zorgen over de psychische problematiek van de moeder en de veiligheid van de kinderen bij de moeder. Anderzijds wantrouwt de moeder de vader en zijn partner. De kinderen geven aan dat zij wel weer contact willen met hun moeder. [de minderjarige 2] heeft gemaild dat zij de laatste keer geschrokken is van mama, maar dat ze mama nu een tijd niet heeft gezien en haar soms mist. Ze zou mama “wel eens willen spreken door de telefoon”. [de minderjarige 1] heeft gemaild dat hij wel naar mama wil, maar dat hij het ook wel weer spannend vind omdat het de laatste keer niet zo goed ging. Hij zou “wel weer eens met mama willen praten door de telefoon, en dan kijken.” In het handgeschreven briefje dat ter zitting is overhandigd schrijft [de minderjarige 1] dat hij mama best wil zien maar dat hij geen vast weekend wil.
5.4.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat, zoals door de Raad op zitting is geadviseerd, de omgang met de moeder weer wordt opgestart. Nu de kinderen de moeder alweer enige tijd niet hebben gezien, dient die omgang wel eerst te worden opgebouwd. Gelet op de psychische problematiek van de moeder en de gebeurtenissen die aanleiding waren tot het verbreken van het contact, ziet de rechtbank bij die opbouw ook een rol weggelegd voor de GGZ. De rechtbank beslist dan ook als na te melden. Rekenend vanaf datum beschikking hebben de kinderen in week 1 en week 2 in het weekend op zaterdag rond 19.00 uur een belcontact met de moeder. In week 3 en 4 hebben de kinderen, naast dit belcontact, ook fysiek contact met de moeder onder begeleiding van de GGZ gedurende twee uur per week. Vanaf week 5 geldt een reguliere omgangsregeling, waarbij de kinderen om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de moeder verblijven (dus één overnachting). De kinderen gaan met de bus naar de moeder of de vader brengt de kinderen naar de moeder. De moeder brengt de kinderen op zondag terug naar de vader. In het weekend dat er geen omgang plaatsvindt, hebben de kinderen een belcontact met de moeder
op zaterdag rond 19.00 uur. Als de GGZ niet in staat is om de omgang in week 3 en 4 te begeleiden, dan schuift het schema op en zullen de contacten dus langer beperkt zijn tot bellen of beeldbellen.
5.4.
De rechtbank stelt de volgende vakantieregeling vast. De kinderen verblijven in de even jaren in de voorjaarsvakantie bij de moeder en in de oneven jaren in de herfstvakantie. In de meivakantie verblijven de kinderen een week bij de moeder, in de zomervakantie verblijven de kinderen drie weken bij de moeder en in de kerstvakantie verblijven de kinderen een week bij de moeder. De verdere verdeling van vakanties en feestdagen regelen partijen in onderling overleg. De rechtbank geeft partijen in overweging om, conform het advies van de Raad, daartoe een jaarplanning te maken, die door de vader op of rond 15 november aan de moeder wordt gemaild. Partijen hebben dan tot 15 december de tijd om via de mail tot overeenstemming te komen. .
5.5.
De rechtbank wijst partijen erop dat de vast te stellen omgangsregeling een basisregeling is. Partijen kunnen hiervan afwijken als zij daarover overeenstemming bereiken. Dit is soms ook nodig, bijvoorbeeld omdat kinderen, naar mate zij ouder worden, behoefte krijgen aan meer ruimte voor eigen activiteiten, zonder de ouders. Die activiteiten laten zich niet altijd verenigen met een vaste omgangsregeling. De kinderen van partijen zitten inmiddels op de middelbare school en zullen zich steeds meer losmaken van hun ouders, hetgeen ook hoort bij een gezonde ontwikkeling van de kinderen. Bij [de minderjarige 1] zijn de eerste tekenen daarvan al merkbaar. Partijen hebben ter zitting blijk gegeven zich hiervan bewust te zijn en hebben zich bereid getoond zo nodig flexibel met de omgangsregeling om te gaan. De rechtbank vindt dit positief.
5.6.
De rechtbank benadrukt dat het in de periodes dat bij de moeder sprake is van een psychische ontregeling, al dan niet door het stoppen met medicatie, noodzakelijk kan zijn de omgangsregeling aan te passen of -bij ernstige ontregeling- zelfs tijdelijk te staken. Dit om te voorkomen dat, zoals eerder is gebeurd, de kinderen op onaanvaardbare wijze worden belast. Voor die situatie, waarvan de rechtbank uiteraard hoopt dat die zich niet opnieuw zal voordoen, is op voorhand geen regeling te geven. De moeder zou, voor zover zij dat niet al heeft gedaan, in samenwerking met de GGZ voor zichzelf een signaleringsplan kunnen opstellen, in de hoop daarmee een eventuele ontregeling tijdig te kunnen onderkennen en laten behandelen. Als zich onverhoopt toch een ontregeling aandient, zal moeten worden bezien, wellicht in overleg met de GGZ, in hoeverre het op dat moment nog in het belang van de kinderen is dat de omgang doorgang vindt. Duidelijk mag zijn dat een psychische ziekte geen keuze is en een zware last kan zijn voor zowel de patiënt als diens omgeving. Dat speelt ook hier. Vastgesteld kan worden dat de ziekte van de moeder haar (ongewild) in bepaalde periodes belemmert in het vervullen van haar rol als ouder. Dit is zwaar voor de moeder, maar ook voor de kinderen en hun vader. De rechtbank hoopt dat de vader, ondanks de moeizame verhoudingen, de moeder de kans wil geven haar rol als ouder te pakken in de periodes dat haar ziekte niet opspeelt. Omgekeerd hoopt de rechtbank op begrip van de moeder dat in de periodes dat haar ziekte wel opspeelt, de vader de kinderen tracht te beschermen tegen de belastende effecten daarvan. De rechtbank verwacht van de moeder, in het belang van de kinderen, meer transparantie over haar psychische problematiek. De rechtbank hoopt dat de moeder het advies van de Raad om, met begeleiding van de GGZ, de kinderen op de hoogte te brengen van haar situatie, ter harte zal nemen. De rechtbank wijst er tot slot op dat de kinderen baat zouden kunnen hebben bij een zogeheten KOPP-training of KOPP-groep, waarbij KOPP staat voor Kinderen van Ouders met Psychische Problematiek.
Kinderbijdrage
5.7.
De vader heeft verzocht ten laste van de moeder een kinderbijdrage vast te stellen van € 250,-- per maand, met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift. De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij het aanbod van de moeder van € 50,-- per maand accepteert. Nu laatstgenoemd bedrag en de ingangsdatum verder niet zijn weersproken en deze de rechtbank rechtmatig en gegrond voorkomen, stelt de rechtbank de na te noemen kinderbijdrage vast.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt de volgende omgangsregeling vast tussen de moeder en de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] :
Week 1: een belcontact tussen de moeder en de kinderen in het weekend;
Week 2: een belcontact tussen de moeder en de kinderen in het weekend;
Week 3: de kinderen verblijven bij de moeder, onder begeleiding van de GGZ, gedurende 2 uur, met daarnaast een belcontact tussen de moeder en de kinderen in het weekend;
Week 4: de kinderen verblijven bij de moeder, onder begeleiding van de GGZ, gedurende 2 uur, met daarnaast een belcontact tussen de moeder en de kinderen in het weekend;
Vanaf week 5: eenmaal per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur. De kinderen gaan met de bus naar de moeder of de vader brengt de kinderen naar de moeder. De moeder brengt de kinderen op zondag terug naar de vader. In het weekend dat er geen omgang is, is er een belcontact tussen de moeder en de kinderen;
In de even jaren verblijven de kinderen in de voorjaarsvakantie bij de moeder en in de oneven jaren verblijven de kinderen in de herfstvakantie bij de moeder. In de meivakantie verblijven de kinderen een week bij de moeder, in de zomervakantie verblijven de kinderen drie weken bij de moeder en in de kerstvakantie verblijven de kinderen een week bij de moeder. De verdere verdeling van vakanties en feestdagen regelen partijen in onderling overleg;
6.2.
bepaalt, voor zover nodig met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2015, dat de moeder aan de vader als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde kinderen, telkens, voor zover het de nog niet verstreken termijnen betreft, bij vooruitbetaling dient te voldoen € 50,-- per maand, met ingang van 28 maart 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Warmerdam, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.S. Doornbosch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.