In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Egyptair, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van vlucht MS758 van Amsterdam naar Caïro op 30 september 2022. De passagiers hebben hun vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, die op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 compensatie van € 400,00 per passagier vordert. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht en slotrestricties van de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft echter geen geslaagd beroep op buitengewone omstandigheden kunnen doen, omdat hij niet heeft aangetoond dat de vertraging door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht als buitengewoon kan worden gekwalificeerd. De kantonrechter heeft daarom de vordering van AirHelp toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan AirHelp.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvervoerders bij vertragingen en de voorwaarden waaronder zij zich kunnen onttrekken aan hun compensatieplicht. Het vonnis is uitgesproken op 10 juli 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.