ECLI:NL:RBNHO:2024:8686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10486633 \ CV EXPL 23-2740
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht van luchtvervoerder bij vertraging van vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Egyptair, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van vlucht MS758 van Amsterdam naar Caïro op 30 september 2022. De passagiers hebben hun vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, die op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 compensatie van € 400,00 per passagier vordert. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht en slotrestricties van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft echter geen geslaagd beroep op buitengewone omstandigheden kunnen doen, omdat hij niet heeft aangetoond dat de vertraging door de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht als buitengewoon kan worden gekwalificeerd. De kantonrechter heeft daarom de vordering van AirHelp toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 800,00 aan AirHelp.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvervoerders bij vertragingen en de voorwaarden waaronder zij zich kunnen onttrekken aan hun compensatieplicht. Het vonnis is uitgesproken op 10 juli 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10486633 \ CV EXPL 23-2740
Uitspraakdatum: 10 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Egyptair
gevestigd te Caïro (Egypte)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 19 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen met vlucht MS758 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Caïro International Airport (Egypte) op 30 september 2022, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder in beginsel een compensatieplicht heeft. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband toegelicht dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door a) de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel (38 minuten), b) door slotrestricties afkomstig van de luchtverkeersleiding (1 uur en 17 minuten) en c) problemen met de luchthavenfaciliteiten (2 uur).
4.4.
De vervoerder heeft toegelicht dat hij als gevolg van de verlate binnenkomst van de voorgaande vlucht met hetzelfde toestel een nieuwe EOBT moest doorgeven. Ten aanzien van de vertragingsoorzaak genoemd onder a) heeft hij echter geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder aldus ten aanzien van de vertraging als gevolg van de gewijzigde EOBT ook geen geslaagd beroep op buitengewone omstandigheden kan doen. Dat het vertrek uit Amsterdam vervolgens verder is uitgesteld wegens vertragingscode 81 dan wel 87 is in dit kader van ondergeschikt belang. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
4.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.7.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 322,00;
salaris gemachtigde € 170,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Airhelp worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter