In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om urgentie bij woningtoewijzing beoordeeld. Eiser, een minderjarige asielzoeker uit Syrië, heeft in 2015 asiel aangevraagd en is sindsdien in Nederland. Hij heeft verschillende verblijfsplaatsen gehad, maar momenteel geen vaste woon- of verblijfplaats. De aanvraag om urgentie werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, omdat eiser redelijkerwijs in staat is om zijn huisvestingsprobleem zelf op te lossen. De rechtbank heeft op 18 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser is vrijgesteld van griffierecht vanwege betalingsonmacht.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag om urgentie terecht is. De rechtbank oordeelt dat eiser, ondanks zijn huidige situatie, in staat is om een kamer te huren en dat er geen medische beperkingen zijn die hem belemmeren. De rechtbank wijst erop dat het verlenen van urgentie een uiterst middel is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de hardheidsclausule rechtvaardigen. Eiser heeft geen recht op een urgentieverklaring, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden en er geen bewijs is dat hij dakloos is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder.