ECLI:NL:RBNHO:2024:8666

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/341470 / HA RK 23-96
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een deskundige voor onderzoek naar gebreken aan een woning na eerdere tussenbeschikkingen

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is op 7 maart 2024 een verzoek behandeld tot benoeming van een voorlopig deskundige. Dit verzoek is ingediend door drie verzoekers, aangeduid als verkopers, en betreft een woning aan [adres] te [plaats 1]. De rechtbank heeft eerder op 18 januari 2024 en 29 februari 2024 tussenbeschikkingen gewezen waarin de heer ir. G.W.N. Jol werd overwogen als deskundige. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de hoogte van het door de deskundige begrote voorschot. De deskundige zal de woning onderzoeken op gebreken en de kosten van herstel vaststellen. De rechtbank heeft de kosten van het deskundigenonderzoek verdeeld over de verkopers en de kopers, waarbij elk 1/3e deel van het voorschot van € 33.599,28 dient te betalen. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat de deskundige zijn werkzaamheden pas kan aanvangen na betaling van het voorschot. De beschikking bevat ook gedetailleerde vragen die de deskundige moet beantwoorden met betrekking tot de gebreken aan de woning en de herstelkosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/341470 / HA RK 23-96
Beschikking van 7 maart 2024
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [plaats 2] ,
advocaat mr. S. Hartog te Alkmaar,
3.
[verzoeker 3],
gevestigd te [plaats 3] ,
advocaat mrs. E.M. van Orsouw en G.E.M. de Vries te Amsterdam ,
verzoekers,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLEMSEN VEENENDAAL B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
advocaat mr. J.W. Mouthaan te Ede (Gld),
verweerster.
Verzoekers sub 1 en 2 zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als “verkopers”, verzoeker sub 3 zal worden aangeduid als “ [verzoeker 3] ”. Verweerster zal hierna worden aangeduid als “Willemsen”.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek betreft het benoemen van een voorlopig deskundige om de woning aan [adres] te [plaats 1] te onderzoeken. Naast het onderhavige dossier is het dossier [dossier] [1] aanhangig. Ook in het dossier [dossier] is verzocht een voorlopig deskundige te benoemen om dezelfde woning te [plaats 1] te onderzoeken. [kopers] zal hierna worden aangeduid als “kopers”.
1.2.
Op 18 januari 2024 heeft de rechtbank een (tussen)beschikking gewezen. In deze beschikking heeft de rechtbank overwogen de heer ir. G.W.N. Jol (hierna: Jol) te zullen benoemen als voorlopig deskundige. De rechtbank heeft daarnaast overwogen welke vragen aan de te benoemen deskundige zullen worden gesteld. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden zodat partijen zich konden uitlaten over de hoogte van het door Jol begrote voorschot.
1.3.
Bij beschikking van 29 februari 2024 heeft de rechtbank opnieuw een (tussen)beschikking gewezen. In deze beschikking heeft de rechtbank de vraagstelling aan de deskundige aangepast en is daarmee teruggekomen op wat in de beschikking van 18 januari 2024 was overwogen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden zodat partijen zich konden uitlaten over de hoogte van het door Jol begrote voorschot.
1.4.
Bij brief van 4 maart 2024 heeft mr. Mouthaan namens Willemsen bericht dat Willemsen geen opmerkingen heeft op de kostenbegroting van de deskundige.
1.5.
Bij e-mail van 6 maart 2024 hebben mrs. Orsouw en De Vries namens [verzoeker 3] gereageerd op de beschikking van 29 februari 2024.
1.6.
Bij e-mail van 6 maart 2024 heeft mr. Hartog namens verkopers gereageerd op de beschikking van 29 februari 2024 en gesteld dat verkopers zich aansluiten bij het gestelde in de e-mail namens [verzoeker 3] omtrent het te verrichten onderzoek.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de hoogte van het voorschot. Willemsen kan instemmen met het voorschot. Namens verkopers is gewezen op het bezwaar dat al eerder naar voren is gebracht. De rechtbank heeft op dat bezwaar in eerdere beschikkingen reeds een inhoudelijk oordeel gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.2.
Namens [verzoeker 3] is geen commentaar gegeven op de hoogte van het voorschot. Wel acht [verzoeker 3] een destructief onderzoek noodzakelijk voor de beantwoording van de hierna opgenomen vraag 10a. [verzoeker 3] vraagt zich af hoe de bouwfysische opbouw van de constructie (op de wel of niet toegepaste materialen) anders kan worden onderzocht dan door middel van het uitvoeren van destructief onderzoek. Om te beoordelen of de constructie daadwerkelijk bouwfysisch juist is uitgevoerd, is het volgens [verzoeker 3] noodzakelijk destructief onderzoek uit te voeren. [verzoeker 3] vraagt de noodzaak voor destructief onderzoek aan de deskundige kenbaar te maken. De rechtbank voldoet bij deze aan dat verzoek en gaat er vanuit dat dit ook tussen partijen en de deskundige zal worden besproken bij het onderzoek van de woning.
2.3.
[verzoeker 3] verzoekt ook de deskundige te vragen het onderzoek vóór 14 maart 2024 te verrichten gelet op de brief die kopers van de [gemeente] hebben gehad en waaruit blijkt dat kopers de sloopwerkzaamheden vóór 14 maart 2024 dienen aan te vangen. Gelet op deze reden heeft de rechtbank deze beschikking op 7 maart 2024 gesteld. Op die dag zal de beschikking ook aan de te benoemen deskundige worden gestuurd. Hij zal daarbij gewezen worden op de spoedeisendheid. De rechtbank wijst de verzoekende partijen, die worden belast met het betalen van het voorschot, er in dit verband op dat de deskundige pas met zijn werkzaamheden kan aanvangen nadat het volledige voorschot is betaald en hij daarvan bericht heeft gekregen van de griffier.
[verzoeker 3] geeft daarnaast aan dat hij, als het onderzoek niet vóór 14 maart 2024 kan plaatsvinden, mogelijk een partij wil inschakelen om het bewijsprobleem te ondervangen en de (bouwfysische) staat van de woning vast te leggen voorafgaand aan de sloop. De te benoemen deskundige kan de beantwoording van de vraagstelling dan (mede) op basis van die informatie baseren wat tot gevolg zal hebben dat de kostenbegroting lager uitvalt, aldus [verzoeker 3] . Dit punt zal [verzoeker 3] met kopers, als geadresseerden van de brief van de gemeente, moeten kortsluiten. De te benoemen deskundige heeft steeds in zijn kostenbegroting aangegeven dat als minder tijd nodig is, dat volgt uit de urenverantwoording. In deze opmerking van [verzoeker 3] heeft de te benoemen deskundige dus reeds voorzien.
2.4.
De rechtbank zal overgaan tot benoeming van de hierna te noemen deskundige. Aan deze deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
2.5.
In de beschikking van 29 februari 2024 heeft de rechtbank al overwogen dat de rechtbank de kosten aldus zal verdelen dat verkopers, [verzoeker 3] en kopers elk 1/3e deel van het voorschot dienen te betalen. De rechtbank zal op dezelfde datum als de datum van deze beschikking een beschikking geven in het dossier [dossier] waarin Jol als deskundige zal worden benoemd en het door hem begrote voorschot over verkopers, [verzoeker 3] en kopers zullen worden verdeeld.
2.6.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.8.
De rechtbank zal op dezelfde datum als de datum van deze beschikking een beschikking geven in het dossier [dossier] waarin dezelfde deskundige wordt benoemd op basis van dezelfde vraagstelling en hetzelfde voorschot. Hetgeen in deze beschikking is opgenomen onder overwegingen 2.2 en 2.3 is in die beschikking volledig opgenomen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is er sprake van gebreken aan de woning op één of meerdere van de onderstaande punten:
a) De stabiliteit van de woning, meer specifiek, doch niet uitsluitend aan de in de woning aangebrachte stabiliteitswanden en ter zake de overstekken? Voldoet de stabiliteit aan de daaraan te stellen normen?
b) Is de aangebrachte fundering voldoende draagkrachtig? Voldoet deze aan de normen?
c) Hoe beoordeelt u de vochthuishouding in de woning en de daardoor ontstane aantasting/verrotting van het hout en aanwezigheid van schimmels?
d) Waar treft u schimmels en zwammen dan wel houtrot aan in de woning? Maken die schimmels, zwammen en houttrot dat de woning, zonder verdere behandeling danwel herstel, niet bewoond kan worden?
2) Zo ja, wat is de oorzaak van die gebreken c.q. waaraan (aan welke omstandigheid/feiten) valt deze toe te rekenen?
3) Op welke wijze dienen deze gebreken hersteld te worden?
4) Wat is de hoogte van deze herstelkosten?
5) Welke van deze door u begrote herstelkosten hoeven er door Kopers niet gemaakt te worden gezien de door hen gewenste verbouwingsplannen?
6) Welke van de door u begrote herstelkosten hoeven niet meegenomen te worden omdat (i) deze reeds zijn geconstateerd door de deskundige van kopers voorafgaand aan de aankoop en door hen zijn geaccepteerd c.q. zijn afgeprijsd in de tussen partijen bij verkoop getroffen regeling.
7) Welke kosten hebben Kopers nodeloos gemaakt, tot de ontdekking van de (omvang van de) gebreken, alsmede welke andere kosten hebben zij gemaakt die zij bij een woning zonder gebreken niet gemaakt zouden hebben?
8) In 2022 zijn er herstelwerkzaamheden aan de vloer op de tweede verdieping uitgevoerd. Hebben die werkzaamheden geleid tot een goed en deugdelijk herstel van de woning? Waren er nadien geen schimmels en zwammen e.d. meer aanwezig? Zijn de herstelwerkzaamheden naar uw oordeel op een professionele wijze uitgevoerd, mede indachtig het opleverrapport van de firma Lamon d.d. 1 juni 2022?
9) Indien een van voornoemde vragen door u negatief wordt beantwoord, vinden de huidige gebreken aan de woning (mede) hun oorzaak in de reeds in 2022 aanwezige gebreken, te weten schimmels en zwammen dan wel houtrot?
10) Als aanvulling op de vragen 1 en 2
a) Is de opbouw van de constructie vanuit bouwfysisch oogpunt juist ontworpen en uitgevoerd?
b) Uitgaande van het beeld en plaats van aanwezige zwammen en schimmels in de woning, hoe beoordeelt u de aanwezigheid van de zwammen en schimmels juist op die plekken? Hebben deze allen dezelfde oorzaak?
c) Hoe beoordeelt u, indien aanwezig, de rol van geperforeerde gevels en naden in de isolatie als (mede)oorzaak voor de aanwezige zwammen en schimmels?
11) Kunt u meer concreet ingaan op de vochttoetreding tijdens de gehele bouw van de woning en aangegeven of er verwerkings- en waarschuwingseisen gelden en of daaraan is voldaan, in de periode:
a) dat Willemsen het houtskelet heeft opgebouwd;
b) na afronding van de werkzaamheden door Willemsen;
c) na ingebruikname van de woning.
12) Is het aannemelijk dat vochttoetreding tijdens één (1) of meerdere perioden van vraag 11 de oorzaak is van de aanwezige zwammen en schimmels? Zo ja, is het door u vast te stellen waardoor en wanneer deze oorzaken hebben plaatsgevonden.
13) Hoe beoordeelt u de gang van zaken ter zake de bescherming van de woning tegen vochtintreding in elk van de in vraag 11 genoemde periodes? Zijn er volgens u tijdens de bouwwerkzaamheden voldoende regen- en vochtwerende maatregelen getroffen? Heeft de regenkap invloed gehad op het intreden van vocht en regenwater?
14) Had volgens u voorafgaande aan de afbouwwerkzaamheden en het aanbrengen van de vloer een vochtmeting moeten plaatsvinden? Kan u in dit verband ingaan op de vraag of deze vochtmeting op enigerlei wijze volgt uit verwerkingseisen. Mocht dit laatste niet zo zijn waaruit volgt dan dat deze meting gebruikelijk c.q. noodzakelijk is?
15) Was de schade volgens u in omvang beperkter geweest als men de eerste signalen van zwamvorming eind 2021 direct had laten onderzoeken en behandelen?
16) Als uw antwoord op vraag 15 bevestigend is, kan u zich dan uitlaten over de vraag of een dergelijk onderzoek volgens u voor de hand lag gelet op de zwamvorming zoals die voor [verzoeker 1] toentertijd kenbaar was (mede gelet op de bevindingen van de door [verzoeker 1] ingeschakelde deskundigen).
17) Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door de rechtbank te nemen beslissing?
3.2.
benoemt tot deskundige:
Dhr. Ir. G.W.N. Jol,
correspondentie- en bezoekadres: EBMC Nederland B.V.,
Stern 4, 1721 DR Broek op Langedijk,
telefoon: 0226-399320, 06-42243393,
emailadres: info@ebmcnederland.nl,
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 33.599,28 (inclusief BTW),
3.4.
bepaalt dat verkopers en [verzoeker 3] ieder 1/3e deel van het voorschot, zoals overwogen in 2.5., derhalve allebei € 11.199,76 dienen over te maken zo spoedig mogelijk maar uiterlijk
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot door verkopers, [verzoeker 3] en kopers,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat verkopers hun procesdossier in afschrift aan de deskundige dienen te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het volledige voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk zes maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in vijfvoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024. [2]

Voetnoten

1.Deze zaak is bij de rechtbank bekend onder het nummer C/15/339971/ HA RK 23/75.
2.type: MKG