In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben de eisende partijen, The Health Factory NL Distributie B.V. en THF Holding B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als The Health Factory c.s.), verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevelen die door de Ontvanger van de Belastingdienst zijn uitgevaardigd. De dwangbevelen zijn gericht tegen THF Distributie voor twaalf naheffingsaanslagen loonheffing en tegen THF Holding voor zeven naheffingsaanslagen loonheffing, met betrekking tot verschillende maanden van 2022 tot en met 2024. De eisende partijen vorderen dat het verzet gegrond wordt verklaard en dat de dwangbevelen buiten effect worden gesteld.
De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, inclusief eerdere tussenvonnissen en de mondelinge behandeling. De kern van het verzet van The Health Factory c.s. is dat de Ontvanger geen invorderingsmaatregelen kan instellen, omdat het totale vermogen van de vennootschappen als zekerheid dient voor een bevoorrechte vordering van een derde partij. De Ontvanger heeft echter betwist dat er een trust bestaat die het verhaal op de vennootschappen zou belemmeren en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van The Health Factory c.s.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dwangbevelen ten uitvoer kunnen worden gelegd, omdat er geen wettelijke beperkingen zijn die het verhaal op het vermogen van de vennootschappen verhinderen. De rechtbank heeft de vorderingen van The Health Factory c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.094,00. Het vonnis is uitgesproken op 17 juli 2024.