ECLI:NL:RBNHO:2024:8550

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/354401 / JU RK 24-985
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor de duur van minderjarigheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Haaglanden (GI) om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar toegewezen. De moeder van [de minderjarige] is belast met het gezag, maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] niet thuis kan wonen en dat er een noodzaak is voor gespecialiseerde hulp, gezien de complexe problematiek van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft ook geconstateerd dat de moeder onvoldoende vertrouwen heeft in de vrijwillige hulpverlening, wat de relatie tussen haar en [de minderjarige] onder druk zet. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot de meerderjarigheid van [de minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/354401 / JU RK 24-985
Datum uitspraak: 5 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Den Haag,
over de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI van 13 juni 2024, ontvangen op dezelfde datum, mee in zijn beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2024. Daarbij was aanwezig de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 8 mei 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld tot 18 mei 2023.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 17 mei 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI gesteld, welke ondertoezichtstelling bij beschikking van 7 augustus 2023 definitief is uitgesproken en nog voortduurt tot 8 augustus 2024.
2.4.
Bij beschikking van 18 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welke machtiging bij beschikking van 7 augustus 2023 is verlengd en thans nog voortduurt tot 8 augustus 2024.
2.5.
[de minderjarige] verblijft sinds 8 maart 2024 bij [verblijfplaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI vindt de verzochte verlenging van de maatregelen noodzakelijk omdat [de minderjarige] niet thuis kan wonen. [de minderjarige] is mede vanuit haar problematiek ambivalent over de nodige hulp en kan zich daaraan onttrekken. Daarnaast heeft de moeder geen vertrouwen in een regievoerder in het vrijwillig kader.
3.3.
[de minderjarige] is tot 7 maart 2024 opgenomen geweest bij kliniek [kliniek] van Youz. [de minderjarige] heeft gedurende de opname geleerd haar emoties beter te reguleren, in gesprek te gaan over waar zij tegenaan loopt, haar grenzen aan te geven bij een ander, aan te geven wat ze wel of niet prettig vindt en te praten over nare dingen in het verleden. De situaties waarbij ze de boosheid nog heel erg voelde, zijn behandeld met behulp van EMDR.
Het advies vanuit [kliniek] is om de systeemtherapie van [de minderjarige] en moeder voor te zetten, omdat beiden merken dat hun interactie en communicatie verbeterd is door open met elkaar te praten. [kliniek] adviseerde met de systeemtherapie door te gaan bij Yulius, zodra [de minderjarige] gewend is op haar nieuwe woonplek en alles wat rustiger is.
Ook is geadviseerd in gesprek met [de minderjarige] te blijven over de (mogelijk trauma gerelateerde) klachten die ze ervaart en zo nodig verdere traumabehandeling te starten, eventueel met behulp van paardencoaching vanuit de zorgboerderij. [de minderjarige] is daarom aangemeld bij Yulius voor de vervolghulp.
3.4.
[de minderjarige] verblijft sinds begin maart 2024 bij de zorgboerderij in [plaats] . Dit is wennen, spannend en nieuw voor haar. Ze zit midden in haar examenjaar en doet de examens deelcertificaten in [plaats] bij Youz. Het lukt [de minderjarige] nog niet om te landen bij de zorgboerderij en een band op te bouwen met de medewerkers. Er wordt daarom een groot beroep gedaan op de moeder, voor wie het echter te veel en te zwaar is om erbij te doen.
Yulius heeft aangegeven niet te kunnen gaan starten met de vervolghulp omdat ze van mening zijn dat Youz nog een stuk nazorg moet doen en dat [de minderjarige] eerst moet gaan landen en tot rust komen bij de zorgboerderij. De nazorg vanuit Youz blijft ook uit en [de minderjarige] lijkt in een gat te vallen tussen Youz en Yulius, terwijl het binden met de zorgboerderij ook nog niet voldoende lukt. De zorgboerderij is bezig met het starten van de paardencoaching.
3.5.
Zowel moeder als [de minderjarige] staan erachter dat zij niet bij moeder kan wonen op dit moment. [de minderjarige] loopt op verschillende leefgebieden vast; sociaal emotioneel, sociale contacten, vertrouwen in de ander. De moeder staat ambivalent tegenover de huidige hulpverlening. De komende periode is het plan om volgens de richtlijn uithuisplaatsing en terugplaatsing te kijken naar wat er ingezet is of nog in te zetten is, om de balans tussen de opvoedvaardigheden van moeder en de ontwikkelingsbehoeften van [de minderjarige] te herstellen.
3.6.
De GI heeft in aanvulling hierop tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn, namelijk dat de nazorg en systeemtherapie door Youz inmiddels zijn gestart, dat de behandeling vanuit Yulius na afronding hiervan zal starten, dat [de minderjarige] zich steeds meer open stelt voor de zorgboerderij en dat de zorgboerderij [de minderjarige] de nodige ruimte geeft om stappen te zetten in haar acceptatie van de hulp en de intrinsieke motivatie daarvoor.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft bij de brief van 9 juni 2024 kenbaar gemaakt dat zij het eens is met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Zij is het echter niet eens met de huidige plaatsing bij de zorgboerderij en de gang van zaken rondom de nodige hulp. De moeder heeft ook kenbaar gemaakt dat zij het niet eens was met beëindiging van de opname bij Youz. Zij vindt de zorgboerderij geen geschikte plek voor [de minderjarige] en maakt zich zorgen over het uitblijven van de nodige hulp.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen hebben niet aangegeven dat zij een verwijzing wensen, hoewel een andere rechtbank relatief bevoegd is op grond van de woonplaats van [de minderjarige] . De zaak wordt daarom in overeenstemming van artikel 270, eerste lid, laatste volzin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet verwezen, maar door de kinderrechter van deze rechtbank behandeld.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat nog steeds uit de complexe problematiek van [de minderjarige] die gespecialiseerde behandeling nodig heeft.
5.3.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat [de minderjarige] een kader nodig heeft om de nodige hulp te (blijven) accepteren en omdat de moeder nog steeds onvoldoende vertrouwen heeft in de vrijwillige hulpverlening waardoor de band tussen haar en [de minderjarige] onder druk staat.
5.4.
Het lijkt niet meer te verwachten dat de moeder die het gezag uitoefent, binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen. Gelet op de leeftijd en de problematiek van [de minderjarige] lijkt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] echter nog steeds de meest passende maatregel.
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen, zoals hierna bepaald.
Gelet op de aanwezige problematiek, de huidige stand van zaken en de in te zetten hulpverlening, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen tot [de minderjarige] ’s meerderjarigheid, te weten tot [datum] .
5.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding en dat voldaan is aan de wettelijke criteria daarvan. [de minderjarige] kan niet (gaan) wonen bij de moeder en het is nodig dat zij bij de zorgboerderij verblijft totdat ze naar een neutrale perspectief biedende plek kan. Het verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen voor de duur van [de minderjarige] ’s minderjarigheid, te weten tot [datum] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] , met ingang van 8 augustus 2024 tot [datum] ;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 8 augustus 2024 tot [datum] ;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024 door mr. M.C.A. Onderwater, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 20 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.