ECLI:NL:RBNHO:2024:8533

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/352971 / HA ZA 24-304
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in incident voorlopige voorziening met rolverwijzing voor opgeven verhinderdata

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 21 augustus 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een incident betreffende een voorlopige voorziening. De eiseressen, [eiseres 1] B.V. en [eiseres 2] B.V., hebben een vordering ingediend tegen de gedaagden, [gedaagde 1] B.V., [gedaagde 2] B.V. en [gedaagde 3], met betrekking tot onrechtmatig handelen en onbehoorlijke taakvervulling door [gedaagde 3] als voormalig bestuurder van Salon [plaats 1]. De eiseressen stellen dat [gedaagde 3] hen op oneerlijke wijze beconcurreert door als CEO bij een concurrent, [bedrijf 2], te werken. De rechtbank heeft de partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling om hun stellingen nader toe te lichten en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De rechtbank heeft ook benadrukt dat partijen tijdig hun verhinderdata moeten opgeven voor de geplande zitting. De zaak betreft civiel recht en burgerlijk procesrecht, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 21 augustus 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/352971 / HA ZA 24-304
Vonnis in incident van 21 augustus 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 1] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 1],
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. R.G.J. de Haan te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 2],
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. H.A. de Savornin Lohman te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk [eisers] genoemd worden. Hierna zal gedaagde sub 3 afzonderlijk [gedaagde 3] en zullen gedaagden gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 223 Rv met producties
  • de conclusie van antwoord in de incidentele procedure ex artikel 223 Rv met producties
  • de akte uitlating producties in het incident
  • het B7 formulier van de zijde van [gedaagden] met het verzoek om een mondelinge behandeling in het incident
  • het B7 formulier van de zijde van [eisers] waarin zij het verzoek van [gedaagden] steunt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Het [bedrijf 1] exploiteert meerdere kappers- en schoonheidssalons in Nederland, Bali en New York. Een van de kapperssalons is Salon [plaats 1] gevestigd aan de [adres] te [plaats 1].
2.2.
De aandelen in eiseres sub 1, de vennootschap van waaruit Salon [plaats 1] wordt gedreven, worden indirect voor 60% gehouden door [eisers] en voor 40% door [gedaagde 3]. [gedaagde 3] was via haar vennootschap [gedaagde 1] B.V. indirect bestuurder van eiseres sub 1.
2.3.
In een e-mail van 4 september 2023 heeft [gedaagden] het volgende meegedeeld aan [eisers]:
(…)
U heeft – samen met [eiseres 2] BV – het bestuur en de onderneming van [eiseres 1] BV [plaats 1] gekaapt en U heeft, mede gezien uw acties vorige week, het [gedaagde 1] BV dusdoende onmogelijk gemaakt haar bestuursfunctie en andere werkzaamheden uit te oefenen. U heeft de samenwerking tussen [gedaagde 1] BV en [eiseres 2] BV opgeblazen.
Door middel van deze brief treedt [gedaagde 1] BV per heden af als bestuurder van genoemde vennootschap en zegt zij de managementovereenkomst met genoemde vennootschap met onmiddellijke ingang op. (…)

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[eisers] vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar en zich als voormalig bestuurder van Salon [plaats 1] schuldig gemaakt heeft aan onbehoorlijke taakvervulling zoals bedoeld in artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voorts vordert [eisers] in de hoofdzaak een hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot primair, betaling van schadevergoeding, dan wel subsidiair, een schadevergoeding nader op te maken bij staat. Ten slotte vordert [eisers] in de hoofdzaak dat het [gedaagde 3] zolang zij aandeelhouder is van eiseres sub 1, verboden wordt om in persoon dan wel middels haar persoonlijke houdstermaatschappijen en/of enige andere houdstermaatschappij werkzaam te zijn bij, althans werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van het [bedrijf 2], althans de door het [bedrijf 2] geëxploiteerde salon in [plaats 3], op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of dagdeel dat zij hiermee in overtreding is.
Zij legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] door [eisers] op oneerlijke wijze te beconcurreren veel schade heeft veroorzaakt. Zij stelt dat [gedaagden] zowel personeelsleden als klanten van Salon [plaats 1] heeft bewogen om over te stappen naar het [bedrijf 2].
3.2.
In het incident vordert [eisers] dat het [gedaagde 3] zolang zij aandeelhouder is van eiseres sub 1, althans voor de duur van dit geding, verboden wordt om in persoon dan wel middels haar persoonlijke houdstermaatschappijen en/of enige andere houdstermaatschappij werkzaam te zijn bij, althans werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van het [bedrijf 2], althans de door het [bedrijf 2] geëxploiteerde salon in [plaats 3], op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of dagdeel dat zij hiermee in overtreding is.
3.3.
[eisers] stelt bij deze voorlopige voorziening belang te hebben om een einde te maken aan het onrechtmatig handelen, welk onrechtmatig handelen nog steeds voortduurt, omdat [gedaagde 3] als aandeelhouder en voormalig bestuurder en gezicht van Salon [plaats 1] thans als CEO werkzaam is bij een grote concurrent van [eisers], het [bedrijf 2], en [eisers] op die wijze beconcurreert.
3.4.
[gedaagden] voert verweer. Zij betwist de door [eisers] gestelde onrechtmatige gedragingen. Zij erkent dat zij thans als CEO werkzaam is bij het [bedrijf 2] maar stelt dat zij tot haar overstap gekomen is omdat sinds eind november 2022 het werken voor haar in Salon [plaats 1] vanuit [eisers] steeds meer onmogelijk en onaantrekkelijk werd gemaakt. Daarbij benadrukt zij dat zij geen anti-ronselbeding of concurrentiebeding had met Salon [plaats 1]. Zij stelt dat zij per 11 september 2023 is overgestapt naar het [bedrijf 2] waar zij thans werkzaam is als CEO en dat [eisers] niet tegen de overstap zelf maar alleen tegen de manier waarop zij is overgestapt bezwaar heeft gemaakt. Verder wijst zij er op dat als de incidentele vordering van [eisers] zou worden toegewezen en zij als CEO van het [bedrijf 2] zou aftreden dit niets verandert aan de bestaande situatie, zodat dit anders dan [eisers] stelt niet zou leiden tot enige schadebeperking.
3.5.
In haar akte uitlating producties in het incident is [eisers] uitgebreid ingegaan op de stellingen van [gedaagden] in haar incidentele conclusie van antwoord.
3.6.
[gedaagden] heeft in reactie daarop de rechtbank verzocht een mondelinge behandeling te bepalen in dit incident. Zij stelt dat de akte uitlating producties van [eisers] het karakter heeft van een conclusie van repliek waarin tevens nieuwe stellingen naar voren gebracht zijn die relevant zijn maar feitelijke grondslag missen. [gedaagden] stelt dat zij zonder mondelinge behandeling niet de gelegenheid zou hebben deze stellingen te weerleggen, zodat onvoldoende recht zou worden gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor, terwijl de uitkomst van deze incidentele procedure grote gevolgen voor haar kan hebben omdat daarvan afhangt of zij haar huidige functie bij het [bedrijf 2] kan voortzetten of niet.
3.7.
[eisers] betwist dat haar akte uitlating producties het karakter heeft van een conclusie van repliek maar voert aan het verzoek om een mondelinge behandeling in het incident te steunen. Zij stelt dat ook in de conclusie van antwoord in het incident stellingen zijn geponeerd door [gedaagden] waar zij nog niet op heeft kunnen reageren.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.9.
De kern van het geschil in de hoofdzaak is of [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [eisers] Partijen staan hierin lijnrecht tegenover elkaar. De door [eisers] gevorderde voorlopige voorziening die gebaseerd is op het betoog dat [gedaagde 3] onrechtmatig heeft gehandeld, welk onrechtmatig handelen nog steeds voortduurt, heeft bij toewijzing zeer ingrijpende gevolgen voor [gedaagde 3]. Omdat beide partijen in dit stadium van de procedure verzoeken om een mondelinge behandeling, ziet de rechtbank aanleiding die mondelinge behandeling te bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.10.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.11.
In beginsel wordt ter mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen, niet langer dan vier bladzijden. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
3.12.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling vonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
3.13.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij schriftelijk en gemotiveerd om extra behandeltijd kunnen vragen indien zij van mening zijn dat de geplande anderhalf uur voor de mondelinge behandeling niet toereikend is.
3.14.
De naam van de betrokken rechter wordt vanaf één week voor de zitting vermeld in het roljournaal.
3.15.
Partijen wordt verzocht er zorg voor te dragen dat bescheiden die voor de zaak van belang zijn – voor zover deze nog niet zijn overgelegd – uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in het bezit zijn van de rechtbank en de wederpartij.
3.16.
Uitgangspunt is dat er geen proces-verbaal wordt opgemaakt van de mondelinge behandeling. De rechter maakt alleen een proces-verbaal op indien hij dit, ambtshalve of op verzoek van een partij die daarbij belang heeft, bepaalt of op verzoek van de hoger-beroepsrechter.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Haarlem aan Jansstraat 81 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
4.2.
bepaalt dat partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht vertegenwoordigingsbevoegd is,
4.3.
bepaalt dat de advocaten van partijen op de rol van
4 september 2024door middel van het B5 formulier aan de griffier van deze rechtbank zullen opgeven de verhinderdata van partijen en hun raadslieden voor de
maanden oktober t/m december 2024 en januari en februari 2025, waarna dag en uur van de mondelinge behandeling zullen worden bepaald. Bij gebreke van (tijdige) opgave van verhinderdata zal de rechtbank een tijdstip voor de mondelinge behandeling vaststellen, waarvan niet kan worden afgeweken,
in de hoofdzaak en in het incident voorts
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155