In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man, die in Nederland woont, verzocht de rechtbank om een verklaring voor recht dat zijn religieuze huwelijk met de vrouw, dat in Irak is gesloten maar niet geregistreerd, niet rechtsgeldig is. De man heeft gesteld dat hij en de vrouw nooit de intentie hebben gehad om een rechtsgeldig huwelijk te sluiten, en dat het religieuze huwelijk slechts een formaliteit was. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en was niet bekend met de procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op basis van de Basisregistratie Personen (BRP) als gehuwd staat geregistreerd, terwijl hij in werkelijkheid ongehuwd is. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien de man op het moment van indiening van het verzoekschrift in Nederland woonde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het huwelijk niet volgens de Irakees wetgeving is geregistreerd, wat betekent dat het huwelijk niet rechtsgeldig is.
De rechtbank heeft uiteindelijk verklaard dat het huwelijk van partijen niet rechtsgeldig is en dat de registratie in de BRP van de man moet worden gewijzigd van 'gehuwd' naar 'ongehuwd'. De rechtbank heeft geen opdracht kunnen geven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om wijzigingen aan te brengen in de BRP, omdat dit niet binnen hun bevoegdheden valt. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.C.M. Swinkels en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. A.E.J. van Schie.