ECLI:NL:RBNHO:2024:846

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
C/15/345257 / FA RK 23-5085
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht dat religieus huwelijk gesloten maar niet geregistreerd in Irak, niet rechtsgeldig is

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De man, die in Nederland woont, verzocht de rechtbank om een verklaring voor recht dat zijn religieuze huwelijk met de vrouw, dat in Irak is gesloten maar niet geregistreerd, niet rechtsgeldig is. De man heeft gesteld dat hij en de vrouw nooit de intentie hebben gehad om een rechtsgeldig huwelijk te sluiten, en dat het religieuze huwelijk slechts een formaliteit was. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en was niet bekend met de procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man op basis van de Basisregistratie Personen (BRP) als gehuwd staat geregistreerd, terwijl hij in werkelijkheid ongehuwd is. De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd, aangezien de man op het moment van indiening van het verzoekschrift in Nederland woonde. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het huwelijk niet volgens de Irakees wetgeving is geregistreerd, wat betekent dat het huwelijk niet rechtsgeldig is.

De rechtbank heeft uiteindelijk verklaard dat het huwelijk van partijen niet rechtsgeldig is en dat de registratie in de BRP van de man moet worden gewijzigd van 'gehuwd' naar 'ongehuwd'. De rechtbank heeft geen opdracht kunnen geven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om wijzigingen aan te brengen in de BRP, omdat dit niet binnen hun bevoegdheden valt. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.C.M. Swinkels en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. A.E.J. van Schie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/345257 / FA RK 23-5085
Beschikking d.d. 31 januari 2024 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.A.S. Matheij, gevestigd te Heemstede,
tegen
[de vrouw] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 5 oktober 2023;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.

2.De feiten

2.1.
Uit het uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) van de man volgt dat hij op [huwelijksdatum] is gehuwd met de vrouw. De man heeft na aankomst in Nederland blijkens het rapport eerste gehoor bij de IND gemeld dat er sprake is van een traditioneel huwelijk. Het huwelijk van partijen is op [datum] middels de verklaring onder ede (VOE) opgenomen in de BRP.
2.2.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit. Van de vrouw is geen nationaliteit bekend.

3.Verzoek

De man heeft verzocht een verklaring voor recht af te geven dat het tussen partijen gesloten religieus huwelijk niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komt en aan de burgerlijke stand van gemeente [gemeente] de opdracht te geven om de burgerlijke staat van de man te wijzigen naar ‘ongehuwd’. Subsidiair heeft de man verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

4.Beoordeling

rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de man zich in Nederland bevond en deze daar sinds ten minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan die indiening verblijfplaats had, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek.
4.2.
Op grond van artikel 10:56 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
rechtsgeldigheid van het huwelijk
4.3.
Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt op grond van artikel 10:31 BW als zodanig erkend.
4.4.
De man heeft gesteld dat sprake was van een religieus huwelijk dat niet volgens de plaatselijke regels bij de rechtbank in Irak geregistreerd is. Partijen hebben hun huwelijk nooit geregistreerd omdat zij nooit de bedoeling hebben gehad om een rechtsgeldig huwelijk te sluiten. Beide partijen waren bekend met het vereiste van registratie om tot een rechtsgeldig huwelijk te komen. Het religieuze huwelijk van partijen was slechts een formaliteit zodat zij samen konden zijn. Een religieus huwelijk wordt in Irak, specifiek in de buurt van de hoofdstad, beschouwd als verloving. Toen de man in 2008 als vluchteling in Nederland kwam had hij de hoop dat zijn ‘verloofde’, zoals de man de vrouw noemde, naar Nederland zou komen, maar dit is nooit gebeurd. In 2010 is het gezinsherenigingproces door de man gestopt. Op 19 september 2010 heeft de vrouw het religieuze huwelijk door herroeping beëindigd. Partijen hebben inmiddels afzonderlijk van elkaar hun levens opgebouwd. De man heeft al ruim acht jaar een nieuwe vriendin met wie hij twee kinderen heeft en wil trouwen. De vrouw is inmiddels getrouwd en heeft kinderen gekregen binnen dit huwelijk.
4.5.
Uit artikel 4 tot en met 6 van de Law of Personal Status no. 188 uit 1959 (ILPS) van Irak volgt dat een huwelijk wordt voltrokken door het sluiten van een huwelijkscontract tussen een man en een vrouw. Dit huwelijkscontract is de wettelijke basis voor het samenleven van de man en de vrouw. Het huwelijkscontract komt tot stand door aanbod en aanvaarding in aanwezigheid van twee getuigen. Op grond van artikel 10 ILPS moet deze huwelijksvoltrekking worden geregistreerd bij een bevoegde rechtbank en moet door die rechtbank een huwelijksakte worden afgegeven.
4.6.
De stellingen van de man worden onderbouwd met de volgende stukken:
  • het door een imam van de moskee [naam] op [huwelijksdatum] afgegeven ‘bewijs van religieus huwelijk’, voorzien van beëdigde vertaling;
  • het uittreksel van de Irakese burgerlijke stand van 30 juni 2022, voorzien van legalisatie, waaruit volgt dat burgerlijke staat van de man ‘ongehuwd’ is;
  • het rapport eerste gehoor van de IND van 7 juli 2008, waaruit volgt dat dat de man heeft verklaard dat sprake was van een traditioneel huwelijk.
Een authentieke huwelijksakte ontbreekt. Gelet op deze stukken en de stellingen van de man kan niet worden aangenomen dat het huwelijk in Irak is gesloten op de aldaar voorgeschreven wijze en dat dit huwelijk naar Irakees recht rechtsgeldig tot stand is gekomen.
Het huwelijk van partijen is middels de VOE opgenomen in de BRP. De man heeft gesteld dat hij pas veel later ontdekte dat huwelijk in de BRP geregistreerd is, waaruit volgt dat hij (mogelijk vanwege de taalbarrière) niet goed begreep wat er bedoeld werd. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de BRP ten onrechte melding maakt van een huwelijk.
De rechtbank zal daarom voor recht verklaren dat het huwelijk van partijen niet rechtsgeldig is. De rechtbank gaat ervan uit dat deze verklaring voor recht met zich brengt dat de BRP-ambtenaar van de gemeente [gemeente] de registratie van de man in de BRP zal wijzigen van ‘gehuwd’ naar ‘ongehuwd’.
De rechtbank kan hiervoor geen opdracht geven aan de ABS van de gemeente [gemeente] , zoals is verzocht, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigingen kan aanbrengen in de registers van de burgerlijke stand, maar niet in de BRP.
4.7.
De rechtbank komt dan niet meer toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat het huwelijk van partijen niet rechtsgeldig is.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.E.J. van Schie op 31 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.