ECLI:NL:RBNHO:2024:839

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
21_7212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verlenging persoonsgebonden budget en goedkeuring zorgovereenkomst in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de erfgenaam van wijlen [naam 1] en Zilveren Kruis Zorgkantoor. De zaak betreft de afwijzing van aanvragen voor verlenging van een persoonsgebonden budget (pgb) en goedkeuring van een zorgovereenkomst. De aanvragen zijn gedaan op 22 juni 2020 en 1 oktober 2020, maar zijn door het zorgkantoor afgewezen op basis van meerdere wisselingen in zorgverleners en het ontbreken van continuïteit in de zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zorg is onthouden aan wijlen [naam 1], aangezien het zorgkantoor heeft benadrukt dat er nog steeds recht op zorg was en dat hulp kon worden ingeroepen voor een passende oplossing. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het zorgkantoor, maar de rechtbank oordeelt dat de afwijzingen op goede gronden zijn gedaan. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen, waaronder de stelling dat de besluiten niet binnen een redelijke termijn zijn genomen en dat er sprake was van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat de aanvragen terecht zijn afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/7212

uitspraak van de enkelvoudige kamer 2 februari 2024 in de zaak tussen

de erfgenaam van wijlen [naam 1] , [naam 2] , eiser

(gemachtigde: mr. R.M.W. de Haan),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor

(gemachtigde: mr. S. Gezer).

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Bij besluit van 14 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag van 22 juni 2020 om een verlenging van de ophoging voor Palliatief Terminale Zorg (PTZ) voor de periode 1 juli tot 30 september 2020 afgewezen. In het besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Wij hebben op 22 juni 2020 een verzoek ontvangen (…). Met de brieven van 29 oktober 2020 en 19 november 2020 hebben wij om nadere informatie gevraagd.

U heeft nog steeds recht op zorg

Heeft u hulp nodig om nieuwe professionele zorgverleners op korte termijn in te huren om kwalitatief verantwoord en voor u toereikend zorg in te kopen? De afdeling Klantadvies kan u ondersteunen bij een passende oplossing.

Wij kunnen uw aanvraag voor een verlenging van de PTZ niet goedkeuren.

Wij hebben geconstateerd dat erin de afgelopen maanden meerdere wisselingen in de (professionele) zorgverleners zijn geweest. Uit diverse meldingen zijn gebleken dat de continuïteit van uw zorg onder druk staat. Uit de meldingen blijkt eveneens dat de wisselingen door conflicten met uw wettelijke vertegenwoordig er (uw bewindvoerder/gewaarborgde hulp) zijn veroorzaakt. Uw bewindvoerder heeft
ondanks herhaaldelijke verzoeken geen toelichting geboden op de vragen die wij hebben voorgelegd.
Het zorgkantoor maakt subsidiegelden beschikbaar om de zorg in de thuissituatie mogelijk te maken, mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Het is niet meer duidelijk of u de zorg krijgt waarvoor het pgb is bedoeld. Door alle aanpassingen is het voor het zorgkantoor ook niet meer duidelijk of uw nog steeds voldoet aan de voorwaarden van de PTZ verhoging.

U heeft nog steeds recht op zorg

Heeft u hulp nodig om nieuwe professionele zorgverleners op korte termijn in te huren om kwalitatief verantwoord en voor u toereikend zorg in te kopen? De afdeling Klantadvies kan u ondersteunen bij een passende oplossing.
1.2.
Bij besluit van 14 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag van 1 oktober 2020 om een verlenging van de PTZ voor de periode 1 oktober tot en met 31 december 2020 afgewezen. In het besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Wij kunnen uw aanvraag voor een verlenging van de PTZ niet goedkeuren

Wij hebben geconstateerd dat erin de afgelopen maanden meerdere wisselingen in de (professionele) zorgverleners zijn geweest. Uit diverse meldingen zijn gebleken dat de continuïteit van uw zorg onder druk staat. Uit de meldingen blijkt eveneens dat de wisselingen door conflicten met uw wettelijke vertegenwoordiger (uw bewindvoerder/gewaarborgde hulp) zijn veroorzaakt. Uw bewindvoerder heeft
ondanks herhaaldelijke verzoeken geen toelichting geboden op de vragen die wij hebben voorgelegd.
Het zorgkantoor maakt subsidiegelden beschikbaar om de zorg in de thuissituatie mogelijk te maken, mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Het is niet meer duidelijk of u de zorg krijgt waarvoor het pgb is bedoeld. Door alle aanpassingen is het voor het zorgkantoor ook niet meer aannemelijk dat uw aanvraag nog steeds voldoet aan de voorwaarden van de PTZ verhoging. Door het uitblijven van een inhoudelijke reactie heeft u niet aangetoond dat u aan de voorwaarden voldoet.
Daarnaast hebben wij geconstateerd dat u aangeeft de zorg te gaan betrekken bij Zorgpunt Nederland, althans deze zorgaanbieder is de enige zorgverlener die is opgevoerd in uw aanvraag. Dit lijkt ook tegen een te hoog aantal uren te zijn. Mede daarom hebben wij u verzocht om inzage in de pgb bestedingen. Uit nader dossieronderzoek is gebleken dat Zorgpunt Nederland (nog) niet is geaccepteerd door het zorgkantoor. Hier is nog niet aangetoond dat u toereikend zorg gaat inkopen bij een professionele zorgverlener die de continuïteit van uw zorg in voldoende mate kan waarborgen.

U heeft nog steeds recht op zorg

Heeft u hulp nodig om nieuwe professionele zorgverleners op korte termijn in te huren om kwalitatief verantwoord en voor u toereikend zorg in te kopen? De afdeling Klantadvies kan u ondersteunen bij een passende oplossing.
1.3.
Bij besluit van 14 januari 2021 heeft verweerder het verzoek van 1 oktober 2020 om de zorgbeschrijving en zorgovereenkomst van Zorgpunt Nederland B.V. afgewezen. In het besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:

De zorgovereenkomst van Zorgpunt Nederland

Wij hebben een zorgovereenkomst van opdracht met een zorginstelling voor zorg met ingang van 1-7 2020 aangetroffen als aanvraag.
Met ingang van 1-7-2020 worden de zorgfuncties Persoonlijke Verzorging( PV), Begeleiding (BG), Verpleging (VP) en Huishoudelijke Verzorging (HH) tegen vergoeding van € 65,29 per uur geleverd. Er wordt geen tarievenlijst gehanteerd door deze zorgverlener. Er wordt daarmee geen onderscheid in de vergoeding van de zorgtaken gemaakt. Zo wordt de vergoeding voor medisch specialistische handelingen (VP) en de vergoeding voor huishoudelijke taken gelijkwaardig beloond. Los van het feit dat dit geen gebruikelijke vergoedingsafspraken van zorginstellingen is, is dit geen doelmatige besteding van het pgb.
De zorgovereenkomst is ongedateerd en daarmee ontbreekt de bekrachtiging van de overeen komst. Deze zorgovereenkomst is daarom niet rechtsgeldig.
Ter aanvulling heeft Zorgpunt Nederland BV laten weten een team van 4 personen te hebben ingehuurd om de benodigde zorg te kunnen leveren. De voorbladen van de contracten met Zorgpunt Nederland en de ingehuurde zorgverleners zijn aan het zorgkantoor voorgelegd, Het zorgkantoor heeft onderzoek verricht naar de kwalificaties en opleidingsniveaus van de ingehuurde (professionele) zorgverleners. Er zijn geen BIG registraties of AGB codes aangetroffen op naam van de 4 personeelsleden.
Het is voor het zorgkantoor niet duidelijk of de door Zorgpunt Nederland ingehuurde medewerkers de kwaliteit van de zorg kunnen bieden die u nodig heeft. Gelet op de voorwaarden voor het bieden van de zorg in de thuissituatie zijn de vragen aan u voorgelegd. Doordat er niet meer op de gestelde vragen is gereageerd, is niet aangetoond dat er aan de gestelde voorwaarden worden voldaan en dat er professionele zorgverleners met de juiste opleidingseisen worden ingezet om de kwaliteit van uw zorg te borgen.

Wij hebben tevens de zorgbeschrijving aangetroffen en beoordeeld.

Deze zorgbeschrijving is gedateerd op 22-06-2020 en beschrijft de intensiteit van de benodigde zorg. De zorgverleners moeten in staat zijn om de invasieve ademhalingsapparatuur te bedienen, toezicht te bieden en in te grijpen indien een noodsituatie zich voordoet. Het schoonmaken van beademingsapparatuur, de slangen en de canule. Het omgaan met de spraakcomputer en de letterkaart. U heeft 2x per dag behoefte aan het wassen /aan-uitkleden(aan bed) en 3x per week wordt u door 2 personen gedoucht. Er moet de nodige maatregelen getroffen worden om de zorg in de thuissituatie te kunnen bieden. En 2 keer per dag worden de trachea stoma, PEG Sonde en SP katheter schoon gemaakt.
Dit lijkt aan te sluiten op uw zorgvraag. Dit is echter niet aangetoond. De feitelijke invulling is niet onderbouwd. Door allerlei meldingen van misstanden heeft het zorgkantoor nadere onderbouwing gevraagd van de zorg die ten laste van het pgb wordt gebracht. Hierop is niet gereageerd. Ook hier is niet aangetoond dat de zorg daadwerkelijk aansluit op de gemaakte afspraken.

Onderzoek naar meldingen over Zorgpunt Nederland

Vervolgens zijn er zeer recent klachten en meldingen over de handelswijze van de bestuurder van Zorgpunt Nederland ingediend. Het zorgkantoor heeft deze klachten en meldingen in onderzoek.
Er wordt uiteraard eerst een vooronderzoek verricht om na te gaan of er een basis is voor een onderzoek naar de gemelde misstanden bij uw pgb. Wij rekenen op de medewerking van u en uw wettelijke vertegenwoordiger.

U heeft nog steeds recht op zorg

Heeft u hulp nodig om nieuwe professionele zorgverleners op korte termijn in te huren om kwalitatief verantwoord en voor u toereikend zorg in te kopen? De afdeling Klantadvies kan u ondersteunen bij een passende oplossing.
1.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
1.5.
Met het bestreden besluit van 25 januari 2022 is verweerder bij alle drie primaire besluiten gebleven.
1.6.
Eiser heeft beroep ingesteld.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. Verder is verschenen de gemachtigde van verweerder.

Standpunten eiser

2. Kort gezegd komen de standpunten van eiser neer op het volgende. Er is sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft namelijk niet voldaan aan de zorgplicht en de besluiten zijn niet binnen redelijke termijn genomen. De lange periode tussen de aanvragen en de primaire besluiten had verweerder moeten betrekken bij de belangenafweging. Daardoor heeft de budgethouder schade geleden. Dit dient te leiden tot toewijzing van de aanvragen en vergoeding van de schade. Door de houding en handelswijze van verweerder mocht eiser erop vertrouwen dat de aanvragen in orde zouden komen. Verder zijn de aanvragen beoordeeld op grond van onjuiste voorwaarden. Tenslotte is er geen sprake geweest van een ongewenste constructie aangaande Zorgpunt Nederland B.V.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
Ontvankelijkheid van het beroep
3. Wijlen [naam 1] is op 4 april 2023 overleden. Eiser, echtgenoot van wijlen [naam 1] , bewindvoerder en mentor heeft – gemotiveerd - aangevoerd niet te kunnen beschikken over een verklaring van erfrecht, maar wenst het beroep voort te zetten. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat eiser belanghebbende is.
Beginselen van behoorlijk bestuur
4. De rechtbank stelt voorop dat aan wijlen [naam 1] geen zorg is onthouden, zoals ook volgt uit de primaire besluiten van 14 januari 2021. Hoewel de verlengingsaanvragen en het verzoek zijn afgewezen, heeft verweerder beklemtoond dat wijlen [naam 1] nog steeds recht op zorg had en om hulp kon vragen voor een passende oplossing. Voor zover de beroepsgronden hierop zien (schending van de zorgplicht, onder 3.2.4 van het beroepschrift) falen deze dan ook.
5. Voorts volgt uit de primaire besluiten dat eiser herhaaldelijk, bij brieven van 29 oktober 2020 en 19 november 2020 is verzocht om het geven van een nadere toelichting, die is uitgebleven. De beroepsgrond (onder 3.2.1., 3.2.2. en 3.2.3. van het beroepschrift) dat de primaire besluiten niet binnen een redelijke termijn zouden zijn genomen, falen daarom evenzeer, omdat het aan eiser te wijten is geweest dat de primaire besluiten pas op 14 januari 2021 zijn genomen. Een grond voor toewijzing van het verzoek tot schadevergoeding is er daarom niet en dit verzoek wordt afgewezen.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de houding en handelwijze van verweerder erop mocht vertrouwen dat de vergoeding in orde zou komen. In dit verband heeft hij tegen zijn vaste contactpersoon gezegd dat de zorg doorloopt. De rechtbank is van oordeel dat dit beroep - zonder nadere onderbouwing met concrete feiten en omstandigheden - niet slaagt. Eiser heeft in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat van de zijde van verweerder toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit eiser redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de aanvragen van 22 juni 2020 en van 1 oktober 2020 zouden worden gehonoreerd.
Toetsingskader
7. Niet in geschil is dat wijlen [naam 1] recht had op verzekerde zorg vanuit de Wet langdurige zorg. Dit houdt echter niet in dat er recht is op het verzilveren van de benodigde zorg in de vorm van het persoonsgebonden budget (pgb). Om het recht op zorg te verzilveren in de vorm van het pgb, dient de zorg in de thuissituatie aan de voorschriften voor het pgb te voldoen, zoal verweerder terecht stelt. Bij iedere vervolgaanvraag voor verlenging van het beschikbare budget, maar ook bij iedere aanvraag voor goedkeuring van een zorgovereenkomst wordt, op grond van artikel 5.lc van de Regeling langdurige zorg (Rlz) jo. artikel 5.16 en artikel 5.17 van de Rlz, beoordeeld of er aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Daarbij wordt ook beoordeeld of er sprake is van een doelmatige besteding van het pgb, in de zin van artikel 3.3.3, lid 4, van de Wlz. Dit maakt dat er gekeken wordt naar de besteding van het pgb, de kwaliteit van de zorg en de continuïteit van de zorg in de thuissituatie. Verweerder heeft genoemd toetsingskader, blijkens het bestreden besluit van 25 januari 2022 ook toegepast bij de beoordeling van de aanvragen van 22 juni 2020 en 1 oktober 2020 en het verzoek van 4 december 2020.
De aanvragen 22 juni 2020 en 1 oktober 2020
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de aanvragen afgewezen. Verweerder heeft in het bestreden besluit uitvoerig gemotiveerd op grond waarvan tot afwijzing is overgegaan. De rechtbank kan dit goed volgen en heeft geen reden daar anders over te oordelen. Eiser volstaat met een betwisting, maar een gedegen onderbouwing met concrete feiten en omstandigheden, anders dan met eigen stukken, ontbreekt. De rechtbank kan daarbij het standpunt van eiser, inzake de al dan niet vereiste vier professionele zorgprofessionals niet volgen. Eiser noemt immers zelf in zijn aanvraag van 8 juli 2019 vier zorgverleners (met naam, toenaam en uurtarief). Verweerder reageert daarop in het emailbericht van 10 juli 2019 en gaat er daarbij vanuit dat het om vier professionele zorgverleners gaat. Een reactie volgt niet meer. Dat daarom geen sprake zou zijn van het vereiste van vier professionele zorgverleners blijkt niet uit de stukken.
Het verzoek van 4 december 2020
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek tot goedkeuring van de zorgbeschrijving en de zorgovereenkomst, eveneens op goede gronden mogen afwijzen. In het bestreden besluit heeft verweerder de redenen van afwijzing uitgebreid en goed gemotiveerd weergegeven. De rechtbank ziet ook hierin geen reden anders daarover te oordelen. Daarbij laat de rechtbank in het midden of Zorgpunt Nederland B.V. het zogeheten ‘formele tarief’ mocht hanteren, nu dit slechts één van de aspecten betreft op grond waarvan het verzoek is afgewezen.
Evenredigheidsbeginsel
10. Tenslotte voert eiser samenvattend, op grond van vorengenoemde beroepsgronden, aan dat een belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen (3.5.1. van het beroepschrift). Dit beroep slaagt niet, gelet op het feit dat genoemde beroepsgronden worden verworpen en bovendien verweerder blijk heeft gegeven van een evenredige belangenafweging in het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2024.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.