4.1.Bij beschikking van 31 maart 2023 is door de rechtbank in de zaak met zaaknummer C/15/334036 / FA RK 22-5439 een deskundigenonderzoek gelast ter beantwoording van de navolgende vragen.
A. Onderzoeksvragen naar pathologie
1. Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
- op basis van klinische impressies;
- op basis van psychologisch testonderzoek;
2. Hoe kan het verstandelijke vermogen van de moeder beschreven worden?
- op basis van klinische impressies;
- op basis van psychologisch testonderzoek;
3. Zijn er aanwijzingen voor een psychiatrische stoornis bij de moeder? Zo ja hoe is deze te beschrijven?
4. Maakt deze psychiatrische stoornis een onderzoek door een (kinder)psychiater noodzakelijk om de verdere vraagstelling te kunnen beantwoorden?
B. Onderzoeksvragen met betrekking tot benodigde zorg van het kind en de
mogelijkheden van de ouders en verzorgers
Wat zijn de opvoedingsbehoeften van deze kinderen en wat zijn de affectieve en pedagogische vaardigheden van de moeder in relatie tot deze opvoedingsbehoeften van de kinderen? Betrek hierbij de voorwaarden voor een veilige opvoeding zoals te ontlenen aan "Framework for the Assessment of Children in Need and their Families", Dept. Of Health, Dept. of Educational Employment, Home Office, UK, 2000, en/of zoals te ontlenen aan het afwegingsmodel / het BIC-model (Best Interest of the Child-model) van [naam] en [naam] ("Het belang van het kind in het Nederlands recht");
In hoeverre beïnvloedt de eventueel geconstateerde (psychiatrische) problematiek van de moeder haar affectieve en pedagogische vaardigheden in relatie tot de kinderen? Maak daarbij zo nodig een onderscheid per kind.
Betrek in uw beoordeling ten minste hetgeen u waarneemt in twee interactieonderzoeken tussen de moeder en kind(eren).
C. Onderzoeksvragen inzake perspectief, gezag en omgang
Wat zijn de indicaties voor een terugplaatsing van de te onderscheiden kinderen bij de moeder en wat zijn de indicaties contra een terugplaatsing bij moeder, mede gelet op eventuele problematiek van moeder en/of het kind? In hoeverre en zo ja, waarom, wordt het voortzetten van de uithuisplaatsing in het gezinshuis noodzakelijk geacht in het belang van het kind?
Indien tot (terug)plaatsing bij de moeder zou worden overgegaan, is hulpverlening dan aangewezen? Zo ja, voor wie, in welke vorm, waar dient deze op gericht te zijn en hoe zullen de betrokkenen zich hiertegenover opstellen c. q. van kunnen profiteren?
Wat zijn de indicaties voor en wat zijn de indicaties tegen continuering van het verblijf van elk kind in het pleeggezin?
Wat zijn de indicaties voor een (wijziging van de) omgangsregeling met moeder, gelet op eventuele psychische problematiek van moeder en/of de kinderen?
Indien een (wijziging van de) omgangsregeling is aangewezen, hoe kan deze vorm krijgen, zodanig dat deze de ontwikkeling van de kinderen ten goede komt? In hoeverre kunnen pleegouders de kinderen ondersteunen in de omgangsregeling met de moeder?
Is er vanuit gedragsdeskundig oogpunt aanleiding een wijziging van het gezag te adviseren? Wat is hiervoor uw motivatie (of argumentatie) / welke doel zou dit dienen?
Indien tot (terug)plaatsing van het kind bij de moeder wordt overgegaan, hoe zijn de mogelijkheden van pleegouders om dit te begeleiden?
D. Overige onderzoeksvragen
1. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen en/of bij eventueel te nemen beslissingen?