ECLI:NL:RBNHO:2024:8371

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
24-010769
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig en teruggave aan klager na inbeslagname

Op 5 januari 2024 werd een Dodge Ram 1500 met kenteken [kenteken] in beslag genomen onder de klager, die kort daarvoor zijn woning had verloren en daardoor niet meer ingeschreven stond. De klager, die recentelijk uit detentie was gekomen, diende op 29 april 2024 een klaagschrift in voor teruggave van het voertuig. De rechtbank behandelde het klaagschrift op 29 juli 2024, waarbij de klager en zijn advocaat, mr. J.C. Duin, aanwezig waren. Het Openbaar Ministerie (OM) voerde aan dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat de klager op het moment van inbeslagname geen geldig kentekenbewijs had. Subsidiair stelde het OM dat [belanghebbende] als rechthebbende op het voertuig moest worden beschouwd.

De rechtbank oordeelde dat het beklag ontvankelijk was en dat er geen strafvorderlijk belang was dat teruggave in de weg stond. De rechtbank concludeerde dat de klager de rechtmatige eigenaar van het voertuig was, aangezien er geen bewijs was dat een ander als rechthebbende moest worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het voertuig aan de klager, met de opmerking dat de klager zelf verantwoordelijk was voor de tenaamstelling en verzekering van het voertuig. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024 door mr. J.O. Rutten, in aanwezigheid van griffier mr. C.M.A. van der Meij. Tegen deze beslissing staat voor het OM beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
raadkamernummer : 24-010769
datum uitspraak : 5 augustus 2024
Beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager] , [hierna te noemen: de klager, tevens beslagene],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.C. Duin, advocaat te Alkmaar, (Oosterweezenstraat 6M, 1823 CN Alkmaar).

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv blijkt dat op 5 januari 2024 onder de klager een auto, Dodge Ram 1500 met kenteken [kenteken] in beslag is genomen.

Procedure

Het klaagschrift is op 29 april 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 29 juli 2024 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, de advocaat, mr. J.C. Duin en de officier van justitie op zitting gehoord.
De belanghebbende [belanghebbende] is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig.
Door de klager is aangevoerd dat hij kort vóór de datum van inbeslagname zijn woning was kwijtgeraakt. Omdat hij toen nergens meer stond ingeschreven is kennelijk, zonder dat hij dat wist, zijn eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven. Dat leidde ertoe dat de auto, Dodge Ram, die op naam stond van de eenmanszaak, opeens werd aangemerkt als een spookvoertuig. Als de klager toen had geweten dat het kwijtraken van de woning zou leiden tot uitschrijving van zijn eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel, had hij het voertuig direct op zijn eigen naam gezet.
De klager is enkele weken geleden uit detentie gekomen en inmiddels weer aan het werk als stratenmaker. Voor zijn werk huurt hij nu een voertuig, wat leidt tot extra kosten naast de betaling van de facturen van de geldlening bij [belanghebbende] . Alle facturen zijn tot op heden betaald.
Namens de klager is verder aangevoerd dat bij [belanghebbende] een lening is afgesloten voor financiering van de koop van het voertuig. Het niet voldoen aan de termijnbetalingen zou tot een civiele vordering van de financieringsmaatschappij op de klager kunnen leiden, maar klager is en blijft de eigenaar van het voertuig. Dat een ander dan klager als rechthebbende zou moeten worden aangemerkt, blijkt nergens uit. Het verbaast klager dan ook dat het Openbaar Ministerie voornemens is om het voertuig aan een ander dan aan de klager, te weten aan [belanghebbende] , terug te geven. [belanghebbende] maakt ook geenszins aanspraak op het voertuig en is ook niet op deze raadkamerzitting verschenen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Primair verzet de officier van justitie zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voertuig aan de klager. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet, omdat het Openbaar Ministerie in een nog te starten procedure zal vorderen dat het voertuig zal worden verbeurdverklaard nu de klager op 5 januari 2024 niet in het bezit was van een geldig kentekenbewijs.
Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat [belanghebbende] rechthebbende is op het voertuig. Bij opheffing van het beslag dient het voertuig daarom aan [belanghebbende] te worden teruggegeven. Teruggave aan de klager stuit op praktische bezwaren nu de klager het voertuig niet op zijn naam heeft staan en het voertuig evenmin is verzekerd.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager -, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Op 5 januari 2024 treffen verbalisanten het voertuig op de parkeerplaats in de [adres] aan. Het voertuig, dat geen actuele tenaamstelling heeft en waarvoor op dat moment geen geldig kentekenbewijs is afgegeven, wordt onder de klager inbeslaggenomen.
De klager heeft tijdens de behandeling in raadkamer verslag gedaan van de reden waarom de tenaamstelling van het voertuig ontbreekt en van het feit dat hij tijdens zijn detentie niet voor een verzekering heeft kunnen zorgen.
Op dit moment is er geen sprake van een lopende procedure tegen de klager; evenmin is een parketnummer bekend. Onduidelijk is óf en zo ja wanneer en waarvoor de klager strafrechtelijk vervolgd gaat worden. De officier van justitie heeft daarover geen concrete informatie kunnen geven. Verder bevindt zich in het dossier een brief van het Openbaar Ministerie aan de klager, gedateerd 15 april 2024, waarin – onder meer – staat:
“(…) Ik ben voornemens om dit strafrechtelijk inbeslaggenomen voertuig terug te geven aan de rechtmatige eigenaar, niet zijnde u. (…)”Ter zitting heeft de officier van justitie verklaard dat daarmee [belanghebbende] wordt bedoeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op voorgaande het strafvorderlijk belang dat zich zou verzetten tegen teruggave, onvoldoende door het Openbaar Ministerie is onderbouwd.
Dat betekent dat op dit moment niet blijkt van enig strafvorderlijk belang dat aan opheffing van het beslag in de weg staat.
Het voertuig is onder de klager inbeslaggenomen. In beginsel vindt teruggave aan beslagene plaats tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende op het voertuig moet worden beschouwd.
Namens de klager is ter zitting betoogd dat er sprake is van een overeenkomst van geldlening tussen klager en [belanghebbende] , waarmee het voertuig is gefinancierd. Volgens de klager ligt de eigendom van het voertuig bij hem, de klager. Van stukken waaruit het tegendeel blijkt, is niet gebleken. De enkele stelling van de officier van justitie dat [belanghebbende] als rechthebbende van het voertuig moet worden beschouwd, is niet nader met stukken onderbouwd. Daar komt bij dat [belanghebbende] als belanghebbende van deze zitting op de hoogte is gesteld, maar niet is verschenen. Evenmin is door [belanghebbende] een bericht gestuurd of een klaagschrift ingediend waaruit zou blijken dat zij zichzelf aanmerkt als rechthebbende op het voertuig.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet gebleken is van een ander die redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomen voertuig moet worden beschouwd en acht daarmee voldoende aannemelijk geworden dat het inbeslaggenomen voertuig aan de klager toebehoort. De rechtbank zal het beklag gegrond verklaren en teruggave aan de klager gelasten. De praktische zaken zoals tenaamstelling en verzekering dienen door de klager tijdig te worden geregeld, maar zijn geen reden om het beslag op het voertuig te laten rusten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave aan de klager van de Dodge Ram 1500 met kenteken [kenteken] (goednummer [xxx] ).

Deze beslissing is gegeven door

mr. J.O. Rutten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.