ECLI:NL:RBNHO:2024:8317

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/351040 / HA ZA 24-180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in vrijwaring met betrekking tot schadevergoeding wegens toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is er een incident aanhangig gemaakt door [gedaagde] in het kader van een vrijwaring. De hoofdzaak betreft een vordering tot schadevergoeding door [eiser], die optreedt als vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster]. De schade zou zijn ontstaan door toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst van opdracht of door onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Het geschil draait om de vraag of [gedaagde] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het leeghalen van de bankrekening van [erflaatster] door haar dochter, [betrokkene].

In het incident vordert [gedaagde] dat hij [betrokkene] in vrijwaring mag oproepen. Hij stelt dat hij geen budgetbeheerder was en slechts enkele diensten verleende, zonder belang te hebben bij het wegsluizen van gelden. Hij heeft bovendien anoniem melding gemaakt bij de bank toen hij ontdekte dat er grote bedragen werden overgeboekt. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot oproeping in vrijwaring moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden niet zijn weersproken. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 11 september 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/351040 / HA ZA 24-180
Vonnis in incident van 31 juli 2024
in de zaak van
[eiser],in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster],
wonende te [plaats 1],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. A.H.J. Dunselman te Alkmaar,
tegen
[gedaagde], TEVENS H.O.D.N. [bedrijf],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. P.P. Otte te Castricum.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 28
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ex artikel 210 Rv
  • de antwoordconclusie in het incident tot oproeping in vrijwaring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak ziet – kort gezegd – op vergoeding van schade wegens gesteld toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst van opdracht dan wel onrechtmatig handelen door [gedaagde] tegenover (de nalatenschap van) [erflaatster] (hierna: erflaatster). De schade zou zijn ontstaan doordat [gedaagde] de dochter van erflaatster, [betrokkene], in staat heeft gesteld de bankrekening van erflaatster leeg te halen.

3.De vordering in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat hem wordt toegestaan [betrokkene] in vrijwaring op te roepen.
3.2.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij geen budgetbeheerder was, maar slechts enkele diensten verleende. Hij had geen enkel belang bij het wegsluizen van de gelden van de rekening van erflaatster naar de rekening van [betrokkene] en zij heeft zelf de opdrachten tot de overboekingen gegeven. Bovendien was hij bij aanvang niet op de hoogte van het grote banksaldo op de rekening van erflaatster en heeft hij toen hij ontdekte dat er veel gelden naar de rekening van [betrokkene] werden overgeboekt hiervan anoniem melding gemaakt bij de bank. Als de vereffenaar met succes de weggesluisde bedragen van [gedaagde] terugvordert, heeft hij er recht en belang bij om de gevolgen van een veroordeling af te wentelen op degene die de gelden daadwerkelijk wegsluisde, aldus nog steeds [gedaagde].
3.3.
[eiser] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te staan.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat toe dat [betrokkene] door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 11 september 2024,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 september 2024voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1589