In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is er een incident aanhangig gemaakt door [gedaagde] in het kader van een vrijwaring. De hoofdzaak betreft een vordering tot schadevergoeding door [eiser], die optreedt als vereffenaar van de nalatenschap van [erflaatster]. De schade zou zijn ontstaan door toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van een overeenkomst van opdracht of door onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Het geschil draait om de vraag of [gedaagde] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het leeghalen van de bankrekening van [erflaatster] door haar dochter, [betrokkene].
In het incident vordert [gedaagde] dat hij [betrokkene] in vrijwaring mag oproepen. Hij stelt dat hij geen budgetbeheerder was en slechts enkele diensten verleende, zonder belang te hebben bij het wegsluizen van gelden. Hij heeft bovendien anoniem melding gemaakt bij de bank toen hij ontdekte dat er grote bedragen werden overgeboekt. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot oproeping in vrijwaring moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden niet zijn weersproken. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 11 september 2024 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.