ECLI:NL:RBNHO:2024:8286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
HAA 23/6807
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor wijziging gebruiksfuncties in Texel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het wijzigen van gebruiksfuncties in een pand in Texel. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders op 24 juni 2022, maar het bestreden besluit van 21 september 2023 verklaarde het bezwaar van eiser op bepaalde onderdelen gegrond, terwijl de vergunning in stand bleef. Eiser betwistte dat het aangepaste bouwplan voldeed aan het Bouwbesluit, met name op het gebied van brandcompartimentering en vluchtroutes. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning in stand bleef, omdat het college de benodigde aanpassingen had gedaan en er geen strijd was met het Bouwbesluit. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, waardoor eiser geen recht had op proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan op 11 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6807

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, het college

(gemachtigde: M. Oosterdijk).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. A. van Schaik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het wijzigen van de gebruiksfuncties in het pand [adres] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in [plaats] , Texel.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 24 juni 2022 verleend aan vergunninghouder. Met het bestreden besluit van 21 september 2023 is het bezwaar van eiser op bepaalde onderdelen gegrond verklaard. De omgevingsvergunning is wel, onder aanvulling van de motivering en voorschriften, in stand gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam 1] , de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college, vergunninghouder en zijn gemachtigde. Voorts is [naam 2] , met eiser meegekomen als deskundige brandveiligheid en is [naam 3] (architect) als deskundige met vergunninghouder meegekomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser bezit het pand aan de [adres] [huisnummer 3] , [huisnummer 4] , [huisnummer 4] , [huisnummer 5] in [plaats] , Texel. Vergunninghouder bezit het (naastgelegen) pand aan de [adres] [huisnummer 6] , [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in [plaats] , Texel. Beide panden liggen op het bedrijventerrein [bedrijventerrein] . Op 7 december 2017 is aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend. Op basis van die verleende omgevingsvergunning mocht het bestaande bedrijfsgebouw van vergunninghouder ( [adres] [huisnummer 6] ) worden uitgebreid met een nieuw deel ( [huisnummer 1] ) en een bedrijfswoning ( [huisnummer 2] ) op de eerste verdieping. Er moest na de uitbreiding sprake zijn van één bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning moest ondergeschikt zijn, zowel in omvang als in gebruik.
In afwijking van de verleende omgevingsvergunning heeft vergunninghouder een woonkeuken op de begane grond gerealiseerd en zijn er door vergunninghouder twee gebouwen gerealiseerd, doordat er geen doorgang is gemaakt tussen het bestaande ( [huisnummer 6] ) en het nieuwe bedrijfsgebouw ( [huisnummer 1] ). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft zich hierover al uitgesproken in de uitspraak van 23 november 2022 en geoordeeld dat die doorgang er wel moet zijn.
2.1.
Om de huidige situatie te legaliseren heeft vergunninghouder op 21 mei 2022 een omgevingsvergunning voor bouwen [1] aangevraagd. Aangegeven is dat de gebruiksfuncties in het pand [adres] [huisnummer 1] in [plaats] , Texel worden gewijzigd ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning van [huisnummer 3] december 2017. Het plan is om twee slaapkamers van de bedrijfswoning ( [huisnummer 2] ) te betrekken bij het bedrijfsgebouw ( [huisnummer 1] ). Daarnaast wordt het kantoor (aan huis) op de begane grond van [adres] [huisnummer 1] woonkeuken.
2.2.
Met het primaire besluit van 24 juni 2022 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag voldoet aan de regels van het bestemmingsplan. Het is verder aannemelijk dat het gevraagde bouwplan in hoofdlijnen voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De bouwverordening van de gemeente Texel geeft geen aanleiding tot het weigeren van de omgevingsvergunning. De locatie ligt in het welstandsvrije gebied, zodat toetsing aan redelijke eisen van welstand niet aan de orde is.
2.3.
Op 30 november 2022 heeft een hoorzitting bij de commissie bezwaarschriften plaatsgevonden. In haar advies heeft de commissie bezwaarschriften overwogen dat het primaire besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en bovendien berust op een motiveringsgebrek. Het aanvraagformulier en de daarbij gevoegde bouwtekening (P-01-A van 22 april 2022, gewijzigd op 2 juni 2022) bieden onvoldoende informatie voor een volledige aannemelijkheidstoets voor wat betreft het Bouwbesluit 2012. Het college heeft zodoende niet alle benodigde informatie vergaard die het nodig heeft om te kunnen beoordelen of aannemelijk is dat het bouwplan op alle aangevraagde onderdelen voldoet aan het Bouwbesluit 2012. Het college heeft een en ander ook niet gemotiveerd. De enkele verwijzing naar een niet onderbouwd akkoord van een externe deskundige kan niet volstaan als motivering. Ten aanzien van de berekening van de parkeereis van de gewijzigde functies heeft het college ten onrechte aansluiting gezocht bij het gebruiksoppervlak, in plaats van bij het bruto vloeroppervlak (bvo). Gegevens over het bvo ontbreken. Ook op dit onderdeel is het primaire besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Deze gebreken zullen moeten worden hersteld.
2.4.
Na de hoorzitting bij de commissie bezwaarschriften heeft vergunninghouder het bouwplan aangepast. Voortschrijdende ontwikkelingen, zoals de toets aan het Bouwbesluit, hebben vergunninghouder van gedachten doen veranderen. Vergunninghouder kiest er nu voor de kamers op de verdieping onderdeel van de bedrijfswoning te laten en de vereiste doorgang tussen het bestaande ( [huisnummer 6] ) en nieuwe bedrijfsgebouw ( [huisnummer 1] ) toch te realiseren zodat er één bedrijfsgebouw ontstaat. De aanvraag ziet dus alleen nog op de wijziging van het kantoor naar woonkeuken.
2.5.
Met het bestreden besluit van 21 september 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college het advies van de commissie overgenomen voor zover dat zag op het geconstateerde gebrek in de voorbereiding en motivering van het besluit. Het college heeft deze gebreken echter naar zijn mening hersteld en stelt dat de omgevingsvergunning met de aangeleverde aanpassingen in stand kan blijven. De aanvraag ziet feitelijk alleen nog op de legalisatie van de woonkeuken. Dit plan voldoet aan het Bouwbesluit en het bestemmingsplan. Voorts neemt de behoefte aan parkeerplaatsen als gevolg van de wijziging naar woonkeuken af, omdat (zo begrijpt de rechtbank) het bruto vloeroppervlak van het bedrijfsgebouw afneemt. Er zijn daarmee geen weigeringsgronden voor verlening van de omgevingsvergunning. Het college heeft wel voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning die zien op brandwerende deuren en op de doorgang tussen [adres] [huisnummer 6] en [huisnummer 1] .

Wet- en regelgeving

3.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 21 mei 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3.2.
Op het perceel geldt het bestemmingsplan ‘ Den Burg ’ met – voor zover hier van belang – de enkelbestemming “Bedrijventerrein” en de functie aanduiding: detailhandel volumineus.

Beoordeling door de rechtbank

4. Deze uitspraak gaat over het besluit van het college om aan vergunninghouder een omgevingsvergunning te verlenen voor het wijzigen van gebruiksfuncties in het pand [adres] [huisnummer 1] in [plaats] , Texel. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Zo wordt gesteld dat het aangepaste plan niet voldoet aan het Bouwbesluit en dan specifiek aan de brandcompartimentering. Ook stelt eiser dat aan hem, gelet op de gegrondverklaring, ten onrechte geen proceskosten zijn vergoed in bezwaar. Aanvullend is nog naar voren gebracht dat de tekeningen niet voldoen aan de indieningsvereisten. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen.
4.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Bouwbesluit
5.1.
Eiser betwist dat het aangepast bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit en specifiek de brandcompartimentering. Eiser voert namelijk aan dat de woning (de rechtbank begrijpt: de woonkeuken) en de winkelfuncties in één brandcompartiment liggen en dat dit in strijd is met het Bouwbesluit. Daarbij is de vluchtweg langer dan 30 meter en voert de vluchtweg door een ander brandcompartiment.
5.2.
Het college stelt in het bestreden besluit dat wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Hierbij wordt verwezen naar de toets brandveiligheid, wat onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit.
Brandcompartimentering
5.3
Eiser stelt dat door de wijziging de woonkeuken en de winkelfunctie in één brandcompartiment liggen en dat dit in strijd is met het Bouwbesluit.
Uit de tekeningen van de in 2017 verleende omgevingsvergunning kan worden opgemaakt dat het voormalige kantoor in een ander brandcompartiment was gesitueerd dan de winkelfunctie. Dit blijkt ook uit de toets brandveiligheid. Hierin staat opgemerkt dat de woonkeuken (het voormalig kantoor) in het bestaande bandcompartiment ligt van de woonfunctie. Daarbij staat ook aangegeven dat de indeling in brandcompartimenten niet langer is gewijzigd ten opzichte van de verleende omgevingsvergunning. Er is geen winkelfunctie in delen van de woning gekomen. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat de woonkeuken en winkelfunctie in één brandcompartiment liggen. Er is dus ook geen sprake van strijd met het Bouwbesluit op dit punt.
Vluchtroute
5.4.
De rechtbank overweegt dat voorschriften uit het Bouwbesluit die zien op de vluchtroute strekken tot bescherming van de in het pand aanwezige personen en niet tot bescherming van de belangen van eiser. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept [2] . Gelet op het relativiteitsvereiste kan wat eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de vluchtroute niet leiden tot de conclusie dat de omgevingsvergunning had moeten worden geweigerd vanwege strijd met de voorschriften hierover in het Bouwbesluit. De rechtbank laat dit punt van eiser dan ook buiten de beoordeling.
Indieningsvereisten
6.1.
Aanvullend voert eiser aan dat de bouwtekeningen behorend bij de verleende omgevingsvergunning niet voldoen aan de indieningsvereisten van artikel 3.3 van de Regeling omgevingsrecht.
6.2.
De rechtbank oordeelt dat artikel 3.3 van de Regeling omgevingsrecht niet van toepassing is, omdat het hier niet gaat om een omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruiken van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo ziet op speciale gebouwen, zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, hotels en pensions (onderdeel a), kinderdagverblijven, basisscholen of dagopvang voor lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen (onderdeel b). Daarvan is hier geen sprake.
Proceskosten in bezwaar
7.1.
Eiser voert tot slot aan dat er in het bestreden besluit ten onrechte geen proceskosten zijn toegekend. Het college heeft het primaire besluit ten onrechte niet herroepen, terwijl er een materieel (motiverings)gebrek is geconstateerd. Het bouwplan was in strijd met het Bouwbesluit en diende te worden aangepast, waarna het bouwplan opnieuw is beoordeeld.
7.2.
Artikel 7 :15, tweede lid, van de Awb luidt:
De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7.3.
Herroeping als bedoeld in dit artikel 7 :15 van de Awb vindt plaats indien een ontvankelijk bezwaar leidt tot een intrekking of wijziging van het besluit van 24 juni 2022.
7.4.
In dit geval heeft het bezwaar geleid tot een verbetering van de voorbereiding en motivering, maar niet tot herroeping van het besluit van 24 juni 2022. De omgevingsvergunning werd verleend en dat is zo gebleven in het bestreden besluit. Er bestaat daarom geen recht op vergoeding van de gemaakte proceskosten op grond van artikel 7 :15, tweede lid, van de Awb. In deze verwijst de rechtbank naar vaste rechtspraak van de Afdeling [3] . Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, Wabo
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:384