ECLI:NL:RBNHO:2024:8269

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
15/275052-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van ontucht met minderjarige slachtoffers in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen en ontucht met twee minderjarige slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het seksueel binnendringen van het veertienjarige slachtoffer [slachtoffer 1], omdat er onvoldoende bewijs was om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van [slachtoffer 1] niet voldoende werd gestaafd door andere bewijsmiddelen, waardoor niet voldaan was aan het bewijsminimum. De verklaring van de verdachte werd als consistent en stellige ontkenning van de beschuldigingen beschouwd.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het seksueel binnendringen van het andere slachtoffer, [slachtoffer 2], die op het moment van de feiten veertien jaar oud was. De verdachte had met [slachtoffer 2] afgesproken en had seks met haar, waarbij hij ten onrechte aannam dat zij ouder was. De rechtbank benadrukte dat de minderjarigheid van [slachtoffer 2] een geobjectiveerd bestanddeel is van de tenlastelegging en dat de verdachte niet had mogen afgaan op zijn inschatting van haar leeftijd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte mee. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte vrijgesproken werd van het feit waar de vordering op gebaseerd was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/275052-23 (P)
Uitspraakdatum: 13 augustus 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juli 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B. Rademacher en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 18 december 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], te weten het een en/of meermalen:
- stoppen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of (vaginale) gemeenschap hebben met die [slachtoffer 1];
subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten en/of buik en/of schaamstreek en/of vagina, althans het (naakte) lichaam van die [slachtoffer 1];
Feit 2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 december 2021 tot en met 30 december 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amsterdam, althans (telkens) in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten het (telkens) een en/of meermalen:
- stoppen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of (vaginale) gemeenschap hebben met die [slachtoffer 2].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 1 primair, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het lichaam van [slachtoffer 1] is binnengedrongen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en van feit 2, te weten het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] en het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2].
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat de aangifte geen steun vindt in andere bewijsmiddelen in het dossier. Bovendien is namens [slachtoffer 1] aangifte gedaan en is zij zelf niet gehoord, zodat de aangifte niet verifieerbaar is.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De verdachte heeft met [slachtoffer 2] tweemaal een afspraak gemaakt om seks te hebben. Zij hebben in de Engelse taal gecommuniceerd en [slachtoffer 2] is op eigen gelegenheid naar de verdachte toegekomen. Op basis van haar voorkomen heeft de verdachte haar leeftijd ingeschat op zeventien of achttien jaar, wat maakt dat sprake is van gelijkwaardigheid. Gelet op het voorgaande is in dit specifieke geval daarom geen sprake geweest van ontucht.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 (seksueel binnendringen van dan wel ontucht met [slachtoffer 1])Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele gedragingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak, kan dat ertoe leiden dat, voor wat betreft een directe getuigenis, slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel beschikbaar is.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Voor een bewezenverklaring moet sprake zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan het vermeende slachtoffer. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaring(en) van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat elk bestanddeel van het ten laste gelegde feit bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Beoordeling
Namens [slachtoffer 1] is aangifte gedaan van het seksueel binnendringen door de verdachte. Uit die aangifte volgt dat [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] naar de verdachte is gegaan. Daar begon de verdachte [slachtoffer 1] aan te raken. [slachtoffer 1] voelde dat ze dat niet wilde, maar zij heeft hier niks van gezegd omdat ze bang was dat [slachtoffer 2] boos zou worden. De verdachte zou vervolgens seks hebben gehad met [slachtoffer 1], die toen veertien jaar oud was. Het dossier bevat verder een verklaring van de getuige [slachtoffer 2]. Deze verklaring biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteuning voor de aangifte, omdat de getuige wisselend heeft verklaard over de vermeende seksuele handelingen tussen de verdachte en [slachtoffer 1].
Tegenover de aangifte namens [slachtoffer 1] staat de stellige en consistente verklaring van de verdachte. Hij heeft bekend dat [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] is meegekomen naar de door hem gehuurde woning en dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer 2]. Hij heeft echter ontkend dat er in de woning ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden met [slachtoffer 1].
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte op essentiële punten onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier om te kunnen vaststellen dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht. De aangifte namens [slachtoffer 1] staat daarmee op zichzelf. Dat maakt dat niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv. De rechtbank zal de verdachte daarom van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten vrijspreken.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3.
Nadere bewijsoverweging feit 2 (seksueel binnendringen van [slachtoffer 2])
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend, maar dat in dit specifieke geval geen sprake is geweest van ontucht omdat de verdachte dacht dat [slachtoffer 2] zeventien of achttien jaar oud was. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de minderjarigheid in het kader van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een geobjectiveerd bestanddeel is. Dit bestanddeel is bewezen als objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar oud was. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] ten tijde van de twee ontmoetingen met de verdachte, waarbij zij seks met elkaar hebben gehad, veertien jaar oud was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verweer van de raadsman reeds wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, zodat het wordt verworpen.
Gelet op het voorgaande en de verklaring van de verdachte ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich op 18 december en 30 december 2021 schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van de veertienjarige [slachtoffer 2].
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 18 december 2021 tot en met 30 december 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Amsterdam, telkens met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], te weten het telkens
- stoppen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] en vaginale gemeenschap hebben met die [slachtoffer 2].
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moet als bijzondere voorwaarde worden verbonden een contactverbod met [slachtoffer 1].
6.2.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte is via Snapchat in contact gekomen met [slachtoffer 2] en heeft met haar een afspraak gemaakt om seks te hebben. De verdachte heeft hiervoor een woning gehuurd in Hoofddorp, waar [slachtoffer 2] samen met [slachtoffer 1] naartoe is gekomen. De verdachte heeft zich vervolgens in die woning schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van de destijds veertienjarige [slachtoffer 2]. Een aantal dagen later heeft de verdachte zich in zijn woning in Amsterdam opnieuw schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van [slachtoffer 2]. Op geen enkel moment heeft de verdachte gevraagd naar haar leeftijd.
Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 2]. Het feit dat zij kennelijk met de seks met de verdachte heeft ingestemd en dat de verdachte naar eigen zeggen in de veronderstelling verkeerde dat zij zeventien of achttien jaar was, maakt dit niet anders. Door de wetgever is de lichamelijke en geestelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk beschermd. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase en dienen op seksueel gebied beschermd te worden, ook tegen zichzelf. De verdachte heeft met zijn handelen zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van [slachtoffer 2] gesteld. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan, al dan niet op latere leeftijd, langdurig nadelige, psychische gevolgen (kunnen) ondervinden. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank betrekt in haar oordeel dat de verdachte ter terechtzitting spijt heeft betuigd en de strafwaardigheid van zijn handelen lijkt in te zien.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa van 25 maart 2024, waaruit blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als matig-laag. De reclassering acht bijzondere voorwaarden niet nodig.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank is van oordeel dat een straf dient te volgen. Hierbij heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop – het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden in december 2021 – en met het feit dat het slachtoffer geen aangifte heeft willen doen. Bovendien is de verdachte een first offender en lijkt hij zijn leven op orde te hebben. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een (lange) gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, niet passend.
Op grond van het bepaalde in artikel 22b Sr is een taakstraf als strafmodaliteit (onder meer) niet mogelijk bij strafbare feiten waarop een gevangenisstraf van meer dan zes jaren is gesteld en waarbij een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is gemaakt. Dit artikel sluit uit dat de rechtbank voor het in onderhavige zaak bewezenverklaarde feit kan volstaan met het opleggen van uitsluitend een taakstraf. De rechtbank acht echter, gelet op wat hiervoor is overwogen, oplegging van een taakstraf in onderhavige zaak wel passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag in combinatie met een taakstraf van 180 uur opleggen, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.

7.Vordering benadeelde partij

De advocaat van de benadeelde partij, mr. A.M. Wolf, advocaat te Haarlem, heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer 1], vertegenwoordigd door haar moeder [naam], een vordering tot schadevergoeding van € 3.144,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van feit 1, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet in de vordering kan worden ontvangen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.S. Schoorl, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)