ECLI:NL:RBNHO:2024:8251

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
322619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht in een civiele zaak over gebreken bij de bouw van een woning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 31 juli 2024 een eindvonnis uitgesproken na een deskundigenbericht. De zaak betreft een geschil tussen eisers, die de bouw van hun woning hebben laten uitvoeren door gedaagde, en die stellen dat er gebreken zijn opgetreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebreken onder andere betrekking hebben op de koekoeken aan de voor- en zijgevel, vochtproblemen in de gietvloer en stucwerk, en de werking van de warmtepomp en WTW-installatie. De rechtbank heeft deskundigen benoemd om de gebreken te onderzoeken en heeft hun bevindingen in haar oordeel meegenomen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde aansprakelijk is voor bepaalde gebreken, zoals de lekkage bij de wateronthardingsinstallatie, en heeft herstelkosten toegewezen. Daarnaast is er een bedrag aan vertragingsschade toegewezen, en zijn de kosten van de deskundigen vergoed. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de proceskosten en de vergoedingen die gedaagde aan eisers moet betalen. In reconventie is een bedrag toegewezen aan gedaagde, dat eisers aan gedaagde moeten betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/322619 / HA ZA 21-620
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. A.S. van Gaalen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.G. Lasschuit.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte houdende uitlating in conventie (en uitlaten deskundigen) van 12 april 2023 van de kant van [eisers]
- de akte uitlaten deskundigen van 12 april 2023 van de kant van [gedaagde]
- het tussenvonnis van 21 juni 2023
- de akte uitlating van 7 juni 2023 van de kant van [gedaagde]
- het deskundigenbericht van Bouw Advies Centrum (Struik)
- het deskundigenbericht van Adviesbureau IAC (Marcus)
- de conclusie na deskundigenbericht van 24 april 2024 van de kant van [eisers]
- de conclusie na deskundigenbericht van 24 april 2024 van de kant van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Overwegingen vooraf
2.1.
De rechtbank merkt allereerst het volgende op. [eisers] zijn in de conclusie na deskundigenbericht nader ingegaan op gebreken 2 (voor wat betreft egaliseren gietvloer), 5 (ondeugdelijk plaatsen ontluchting riool) en 8 (ondeugdelijk aanbrengen holonite plint). Voor zover zij daarmee hebben bedoeld de rechtbank te verzoeken om terug te komen op haar overwegingen in 5.33, 5.42 en 5.54 tot en met 5.60 van het tussenvonnis van 15 maart 2023, ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe. Het betreft namelijk in al deze gevallen uitdrukkelijke en zonder voorbehoud gegeven oordelen en niet is gebleken dat de overwegingen berusten op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De door [eisers] gegeven nadere onderbouwing van hun stellingen doet daar niet aan af, omdat het debat tussen partijen op dit punt al was afgerond. Het had op de weg van [eisers] gelegen om eerder in de procedure meer te stellen en te onderbouwen. Datzelfde geldt voor hetgeen [eisers] hebben aangevoerd naar aanleiding van r.o. 5.88 tot en met 5.91 van het tussenvonnis van 15 maart 2023 over het in reconventie gevorderde restant van de aanneemsom. Wat betreft de overwegingen in 5.33 merkt de rechtbank (nogmaals) op dat [eisers] – na wijziging eis – geen bedrag (meer) vorderen ter zake van het egaliseren van de gietvloer, zodat de rechtbank aan de beoordeling van de vraag over het egaliseren niet toekomt.
2.2.
De rechtbank wijst er daarbij op dat uit vaste rechtspraak volgt dat de eisen van een behoorlijke rechtspleging meebrengen dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze dient te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren. [1] De rechter heeft slechts te letten op de feiten waarop een partij ter ondersteuning van haar standpunt een beroep heeft gedaan, en de enkele omstandigheid dat uit door een partij overgelegde stukken een bepaald feit blijkt, impliceert niet dat zij zich ter ondersteuning van haar standpunt op dat feit beroept. [2]
2.3.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat, voor zover [eisers] onder 5 van de conclusie na deskundigenbericht hebben bedoeld hun eis te vermeerderen, zij dit niet voldoende kenbaar hebben gedaan. [eisers] hebben niet duidelijk aangegeven dat zij hun vordering vermeerderen en dit volgt ook niet op duidelijk kenbare wijze uit de titel van het processtuk. Voor zover dit als een eisvermeerdering is bedoeld, laat de rechtbank dat daarom wegens strijd met de goede procesorde ambtshalve buiten beschouwing.
in conventie
2.4.
In het tussenvonnis van 15 maart 2023 is voor zover hier nog relevant, het volgende overwogen:
algemeen
Uitgangspunten
(…)
5.2
[eisers] stellen hun schade op de herstelkosten vermeld in het rapport Bouwintentie. Voor het bepalen van de omvang van vervangende schadevergoeding geldt dat deze in de plaats treedt van de prestatie zelf, dus in de plaats van dat deel van de oorspronkelijk verschuldigde prestatie waarin [gedaagde] is tekortgeschoten. De vervangende schadevergoeding moet [eisers] in staat stellen de gemiste prestatie alsnog bij een derde te verwerven. Volgens vaste rechtspraak kan, wanneer herstel van de zaak mogelijk en verantwoord is, de vervangende schadevergoeding in het algemeen worden gesteld op de naar objectieve maatstaven berekende kosten welke met het herstel zullen zijn gemoeid.
5.21
[eisers] verwijzen voor de onderbouwing van de gestelde gebreken naar de inhoud van het door hen ingebrachte rapport Bouwintentie en laten hun vordering – na wijziging eis – aansluiten op de in dat rapport genoemde herstelkosten. [gedaagde] heeft door het nemen van een akte gelegenheid gehad om op het rapport Bouwintentie van [gedaagde] te kunnen te reageren. (…)
over koekoeken aan voorgevel en zijgevel (gebrek 1)
5.29
Uit het hiervoor in 5.26 vermelde citaat van het rapport Bouwintentie en de overgelegde foto’s volgt dat – hoewel [gedaagde] bij de koekoek aan voorgevel twee opties van de fabrikant heeft uitgevoerd om de lekkage op te lossen – het aannemelijk is dat de koekoek bij de voorgevel lekkage blijft vertonen in geval van een hoge grondwaterstand en de koekoek bij de zijgevel (in mindere mate) lekkage blijft vertonen in verband met regenwater. Gelet op de stelling van [gedaagde] dat de koekoek bij de zijgevel van meet af aan waterdicht is geweest, het door haar uitgevoerde herstelwerk aan de andere koekoek en het feit dat in de contractbegroting op pagina 8 staat ‘(..) en koekoek vloer waterdicht afwerken’, mochten [eisers] er van uit gaan dat [gedaagde] de koekoeken waterdicht zou opleveren en dat deze ook waterdicht zouden blijven. Of en in hoeverre dit het geval is, kan de rechtbank op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd nu niet vaststellen. Op dat punt is nadere voorlichting door een deskundige noodzakelijk.
5.3
De klacht van [eisers] dat het kitwerk bij de koekoeken onvoldoende is, kan – voor zover dit de afwerking met glasplaten betreft – niet tot aansprakelijkheid leiden. [gedaagde] heeft betwist dat zij de kitvoegen bij de koekoeken heeft aangebracht en vast staat dat zij de glasplaten niet heeft aangebracht. Daarom is niet komen vast te staan dat dit een gebrek is voor zover de kitvoegen zien op de afwerking van de koekoeken met glasplaten.
over vocht in gietvloer eerste etage (gebrek 2)
5.35
De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat niet valt uit te sluiten dat het vochtpercentage in de cementendekvloer nog te hoog was toen Senso de gietvloer aanbracht en dat het slechts een veronderstelling is dat de oorzaak van het vocht in de gietvloer gelegen is in een lekkende wateronthardingsinstallatie, waarbij [gedaagde] dat laatste in twijfel trekt omdat [eisers] die lekkage zelf zouden moeten hebben geconstateerd, maar daarvan niet is gebleken. Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank ook over de vraag of de lekkage bij de wateronthardingsinstallatie de oorzaak is van vocht in de gietvloer in de kast op de eerste etage, behoefte aan nadere voorlichting door een deskundige.
over hoog vochtpercentage in stucwerk bij voorgevelkozijn begane grond in gang (gebrek 3)
5.39
Gelet op de overwegingen hiervoor onder 5.34 en 5.35 en de constateringen in het rapport Bouwintentie, zal de te benoemen deskundige zich moeten uitlaten over de vraag of lekkage bij de wateronthardingsinstallatie op de eerste verdieping de oorzaak is van het loslaten van het stucwerk en glasvlies op het binnenblad van de spouwmuur bij het voorgevelkozijn op de begane grond in de gang.
over onvoldoende werking warmtepomp en WTW-installatie (gebrek 10)
5.66
Bij deze stand van zaken heeft de rechtbank behoefte aan voorlichting door een deskundige over de vraag of de WTW en/of de warmtepomp deugdelijk zijn ingesteld, waardoor tot de juiste temperatuur kan worden gestookt en de luchtvochtigheid in de kelder en op de eerste verdieping binnen de aanbevolen normen blijft. Eveneens moet de deskundige zich uitlaten over de vraag of de WTW en/of warmtepomp een ander gebrek vertonen waardoor meer vermogen wordt geleverd dan nodig is en een te hoge of te lage temperatuur wordt veroorzaakt.
2.5.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank J. Struik van Bouwadviescentrum B.V. te Alkmaar (hierna: Struik) en H. Marcus van Adviesbureau IAC te Rijswijk (hierna: Marcus) benoemd als deskundigen en hen de volgende vragen voorgelegd:
aan Struik:
In hoeverre vertonen de koekoeken een gebrek doordat deze niet waterdicht zijn afgewerkt? Is ter zake sprake van een ontwerpfout (anders dan het niet functioneren van de afvoerputjes)?
Volgens de fabrikant zouden de koekoeken drukwaterdicht zijn na de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant. Is het aannemelijk dat de installatie niet volgens die voorschriften is gerealiseerd nu:
i) de koekoeken lekkage van onderuit vertonen;
ii) vlak na de installatie ze dusdanige lekkage vertoonden dat het water via het kozijn het souterrain in liep?
Is, zoals Bouwintentie en de fabrikant aangeven, het in deze situatie loshalen en opnieuw aanbrengen van de koekoeken de enige en/of de beste oplossing of zijn er ook andere mogelijkheden die tot een deugdelijk resultaat kunnen leiden?
Als volgens de installatietechnische deskundige sprake is (geweest) van een lekkage bij de wateronthardingsinstallatie, is dat de oorzaak van:
i) vocht in de gietvloer in de kast op de eerste etage waardoor de coating is gescheurd en loslaat van de ondervloer? Is het aannemelijk dat dit water in de gietvloer/betonvloer kan trekken en dat dit schade aan de gietvloer tot gevolg heeft?
ii) het loslaten van het stucwerk en glasvlies op het binnenblad van de spouwmuur bij het voorgevelkozijn op de begane grond in de gang?
Als sprake is (geweest) van een lekkage bij de wateronthardingsinstallatie, is het aannemelijk dat dit water weg kan stromen langs de leidingen van de vloerverdelers, hetgeen tot gevolg heeft dat direct daaronder lekkage ontstaat in de wand?
Wat is de oorzaak van elk van de gebreken genoemd onder a en b?
Welke maatregelen zijn noodzakelijk om elk van de geconstateerde gebreken te verhelpen?
Welke naar objectieve maatstaven berekende kosten zijn daaraan verbonden?
Geeft uw onderzoek aanleiding voor verdere opmerkingen en zo ja, welke?
aan Marcus:
Is sprake (geweest) van een lekkage bij de wateronthardingsinstallatie?
Kan de manier waarop de afvoer van de wateronthardingsinstallatie is geplaatst zorgen voor lekkage van water op de onderliggende vloer?
Is/zijn de WTW en/of warmtepomp ondeugdelijk ingesteld waardoor niet tot de juiste temperatuur kan worden gestookt en de luchtvochtigheid in de kelder en op de eerste verdieping niet binnen de aanbevolen normen blijft, of vertonen de WTW en/of warmtepomp een ander gebrek waardoor het meer vermogen levert dan nodig is en een te hoge of te lage temperatuur in de woning veroorzaakt?
In hoeverre hebben de in eerste instantie geplaatste motoren op de vloerverdelers (wisselstroom i.p.v. gelijkstroom) gevolgen gehad voor het realiseren van de juiste temperatuur in de woning?
Wat zijn de gevolgen voor de levensduur van de warmtepomp door het toepassen van motoren met wisselstroom i.p.v. gelijkstroom op de vloerverdelers?
In hoeverre heeft het plaatsen van de buitensensor op de zuidwestgevel i.p.v. noordgevel gevolgen gehad voor het realiseren van de juiste temperatuur in de woning?
Waardoor komt het snelle drukverlies in het systeem? Op 16 februari 2023 is deze bijgevuld tot 2 bar. Bij meting op 4 april was deze gezakt naar 1,3 bar. Zou lekkage een oorzaak kunnen zijn?
Is de locatie waar de WTW is geïnstalleerd ruim genoeg/geschikt om hier de WTW te plaatsen?
Zijn alle aansluitingen van de WTW (toe- en afvoerbuizen etc.) volgens de voorschriften van de fabrikant geplaatst?
Zijn (met name in de slaapkamers) de inblaas punten op de juiste plek geïnstalleerd voor een goede ventilatie?
Is het mogelijk een inblaaspunt zo dicht naast een afvoerpunt te plaatsen zoals in de voorste slaapkamer?
Wat is de oorzaak van elk van de gebreken genoemd onder j, l en p?
Welke maatregelen zijn noodzakelijk om de geconstateerde gebreken te verhelpen?
Welke naar objectieve maatstaven berekende kosten zijn daaraan verbonden?
Geeft uw onderzoek aanleiding voor verdere opmerkingen en zo ja, welke?
2.6.
De deskundigen hebben kennis genomen van het procesdossier (aangeleverd door [eisers] ) en hebben de woning in aanwezigheid van partijen onderzocht. De onderzoeksdag betrof een regenachtige dag na een periode met veel neerslag. Tijdens het onderzoek is partijen verzocht beeldmateriaal aan te leveren. [eisers] hebben per mail foto- en videobestanden aangeleverd. [gedaagde] heeft per mail fotobestanden aangeleverd. Partijen zijn in de gelegenheid geweest om te reageren op de concept deskundigenberichten. Daarvan hebben beide partijen gebruik gemaakt ten aanzien van het concept deskundigenbericht van Struik. Op het concept deskundigenbericht van Marcus hebben alleen [eisers] gereageerd. De reacties zijn bij de betreffende deskundigenberichten gevoegd. Enkele opmerkingen van [gedaagde] en [eisers] hebben geleid tot een nadere toelichting of aanpassing van de beoordeling door Struik en dat is in het deskundigenbericht tot uitdrukking gebracht. Datzelfde geldt voor enkele opmerkingen van [eisers] ten aanzien van het concept deskundigenbericht van Marcus.
2.7.
De bevindingen van Struik ten aanzien van de koekoeken luiden als volgt:
Tijdens het onderzoek is het volgende geconstateerd:

De geprefabriceerde betonnen koekoeken hebben een afmeting van 2005 x 1600 x 1000 mm, met een wanddikte van 100 mm.

De koekoeken zijn met koudebrugonderbrekingen aangesloten op de betonnen kelderwanden. Aan weerszijde van de koudebrugonderbrekingen zijn elastische afdichtingsmaterialen aanwezig.

Op de aansluiting van de verticale koudebrugonderbrekingen op de betonnen kelderwand zijn geen lekkagesporen waargenomen.

De afvoerpunten in de koekoekbodems zijn dichtgezet met beton.

Over een hoogte van circa 30 cm sluit de koekoek aan op het gevelmetselwerk.

De bovenkant van de koekoeken zijn afgedicht met glasplaten, welke met een flauwe helling van de gevel afwaterend zijn aangebracht. De open aansluiting tussen de glasplaat en de zijkanten van de koekoek zorgen voor enige ventilatie van de koekoek. Via deze weg kunnen bij regenval enkele druppels de koekoek binnendringen, zoals op de dag van het onderzoek.
Koekoek voorgevel

Tijdens het onderzoek stond er een laag water van ca. 5 cm op de koekoekbodem. De betonnen opstand onder het kozijn stak enkele centimeters boven het wateroppervlak uit. Water dat over deze opstand stroomt zal tot lekkage in de woning leiden.

De koekoek bevindt zich dichterbij de [straat 1] , Vanaf de [straat 2] tot de woning heeft de [straat 1] een afschot. De voortuin wordt bij regenval hierdoor extra belast met water.
2.8.
De antwoorden van Struik luiden als volgt (onderstreping rechtbank).
over koekoeken aan voorgevel en zijgevel (gebrek 1)
Ad a:
De lekkages worden veroorzaakt doordat de koekoeken niet waterdicht zijn aangesloten ter plaatse van de kelderwanden. Er is tevens sprake van een ontwerpfout, waardoor in theorie regenwater de koekoeken in kan stromen. Dit is echter niet de oorzaak van de huidige lekkages.
(…)
Op de volgende manieren zou water de koekoeken binnen kunnen dringen:
  • Vanuit de spouwmuren.
  • Via de dichtingen aan weerszijde van de koudebrugonderbrekingen.
  • Via de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op het metselwerk.
Vanuit de spouwmuren
Gezien de positie waar het water de koekoeken binnenstroomt en de hoeveelheid water dat binnen één dag de koekoek op de voorgevel binnenstroomtkan lekwater afkomstig uit de spouwmuur geen oorzaak zijn.
Via de dichtingen aan weerszijde van de koudebrugonderbrekingen
De koudebrugonderbrekingen zijn fabrieksmatig waterdicht op de betonnen koekoeken vastgekit. Lekkage veroorzaakt door een fabricagefout wordt als klein ingeschat. Het butylrubber band, toegepast als waterdichting tussen de koudebrugonderbrekingen en de betonnen kelderwand dient zorgvuldig aan te worden gebracht, omdat een geringe onvolkomenheid kan leiden tot lekkage.Er zijn geen aanwijzingen dat deze door de fabrikant voorgeschreven afdichting niet zorgvuldig is uitgevoerd. De toegepaste additionele afdichting bestaande uit stroken dakbedekking geeft meer zekerheid met betrekking tot een waterdichte aansluiting, maar wordt niet voorgeschreven door de fabrikant. Op foto’s gemaakt tijdens de realisatie is te zien dat de voorgenoemde stroken dakbedekking plooien en niet volledig verkleefde randen bevatten, waardoor water deze afdichting mogelijk kan passeren. Bij een volledige dichting van het butylrubber band zouden onvolkomenheden aan de stroken dakbedekking niet tot lekkage mogen leiden.
(…)
De toegepaste bevestigingsbeugels en de wijze van monteren komen overeen met hetgeen weergegeven in productbrochures.Er zijn geen aanwijzingen dat de corosieaantasting, welke voorkomt op één van de bevestigingsbeugels, is veroorzaakt door onzorgvuldig handelen door [gedaagde] . De toepassing van roestvrijstalen bevestigingsbeugels is voor deze toepassing geschikter, maar wordt bij navraag niet voorgeschreven en niet geleverd door de fabrikant.
(…)
Via de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op het metselwerk
Op de door [eisers] aan [gedaagde] verstrekte tekeningen, (…) is het maaiveld (aardoppervlak inclusief bestrating) hoger gesitueerd dan de bovenkant van de betonnen kelderwand. Over een hoogte van circa 30 cm sluit de koekoek aan op het gevelmetselwerk. De door de fabrikant voorgeschreven afdichting tussen de koudebrugonderbrekingen en de betonnen kelderwand, middels het toepassen van butylrubber band, geeft geen waterdichting op de aansluiting tussen de koudebrugonderbreking en het metselwerk. Regenwater kan door het metselwerk dringen en via de achterliggende spouw de koekoek binnenstromen. Het hoger aanbrengen van de stroken dakbedekking heeft dan ook geen nut.
Door de situering wordt de voortuin bij regenval extra belast met water. Wanneer meer water wordt aangevoerd dan de tuinaarde en het zand rond de koekoeken kan laten bezinken, zal het water de koekoek binnenstromen. De onderzoeksdag betrof een regenachtige dag na een periode met veel neerslag. Op de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op de betonnen kelderwand zijn echter geen lekkagesporen waargenomen (…) en er is geen water afkomstig uit de spouw waargenomen (…). Instromend water is niet de oorzaak van de lekkage.
Water dat ter plaatse van de bovenste bevestigingsbeugel achter de dakbedekking terecht komt kan tussen de dakbedekking en de koudebrugonderbreking naar beneden sijpelen. Daar waar de horizontale koudebrugonderbrekingen niet waterdicht aansluiten kan dit water de koekoek instromen. (…)
Hieruit wordt geconcludeerd dat de aansluiting van de koudebrugonderbreking op het gevelmetselwerk i.c.m. de hoogte van het maaiveld, hetgeen een ontwerpfout is, niet de oorzaak is van de lekkages.
De meest waarschijnlijk oorzaak van de huidige lekkages zijn dus onvolkomenheden in het butylband op de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op de betonnen kelderwand.
Ad b:
Het is aannemelijk dat de installatie, qua waterdichting, niet volgens de voorschriften gerealiseerd is.
(…)
Een onvolkomenheid in de butylrubberband, waardoor water door wordt gelaten, kan klein zijn. Deze is hierdoor niet altijd visueel waarneembaar. (...)
Ad c:
De lekkages kunnen alleen worden opgelost door het loshalen en opnieuw aanbrengen van de koekoeken.
(…)
Om de volgende redenen (…):
  • De lekkages in de waterdichtingen langs de koudebrugonderbrekingen.
  • De koekoeken zijn niet voorzien van een strokenfundering, welke volgens de voorschriften van de fabrikant noodzakelijk is (de koekoeken wegen meer dan 2000 kg). Door het gewicht zijn ter plaatse van de bevestigingsbeugels schades aan het beton ontstaan. Er dient te worden gecontroleerd of de betonschades te herstellen zijn. Indien dit niet het geval is dienen de koekoeken te worden vervangen.
  • De gecorrodeerde bevestigingsbeugel dient te worden vervangen.
(…)
De fabrikant schrijft in document ‘MEAVECTOR-Montagehandleiding’ het volgende voor:
Het toepassen van een strokenfundering is noodzakelijk: [plaatje van een koekoek met ‘stabiele bodem’]
  • bij 1,0 meter wandafstand
  • vanaf 2 ton gewicht van de kelderkoekoek
  • bij metselwerk al vanaf 0,5 ton gewicht van de kelderkoekoek
  • vanaf isolatiedikte 200 mm
  • (…)
over vocht in gietvloer eerste etage (gebrek 2) en hoog vochtpercentage in stucwerk bij voorgevelkozijn begane grond in gang (gebrek 3)
Ad d:
Schade aan de vloercoating en stucwerk is ontstaan door een lekkage bij de wateronthardingsinstallatie.
(…)
Het vocht is afkomstig van het koppelstuk van de rioolafvoer, waardoor plassen water op de vloer blijven staan, Het water kan via vloerranden en doorvoeren in de afwerkvloer terecht komen. Tevens heeft dit water tot lekkage in de meterkast en langs het buitenkozijn in de entreehal geleid.
Ad e: (of het aannemelijk is dat lekkage bij de wateronthardingsinstallatie weg kan stromen langs de leidingen van de vloerverdelers, met als gevolg direct daaronder lekkage in de wand)
Ja.
Ad f: Struik verwijst voor de beantwoording van de vraag naar de oorzaak van de (gestelde) gebreken aan de koekoeken naar de eerder in het deskundigenbericht gegeven antwoorden.
over herstel van gebrek 1, 2 en 3:
Ad g: (welke maatregelen noodzakelijk zijn om de (gestelde) gebreken te verhelpen)

Het loshalen en opnieuw aanbrengen van dezelfde of nieuwe koekoeken, Omdat de koekoeken geen afvoer hebben is het raadzaam wederom additioneel een afdichting met stroken dakbedekking aan te brengen. Om te voorkomen dat water over de dakbedekking randen stroomt (…) dient langs de gevel een grindpakket aan te worden gebracht, waarin regenwater sneller in de grond kan infiltreren. Door zoals de fabrikant adviseert tevens een grindpakket rond de koekoeken aan te brengen wordt deze informatie verder verbeterd.
(…)

Het vervangen van het koppelstuk van de rioolafvoer door een geëigende toepassing, waarna het drogen van de constructie het stucwerk langs het buitenkozijn wordt hersteld en de vloercoating in de installatieruimte wordt vervagen. Het vervangen van de volledige vloercoating op de gehele verdieping wordt door ondergetekende buitenproportioneel geacht.
over herstelkosten gebrek 1, 2 en 3:
Ad h: Struik raamt de kosten van herstel op € 47.388,19 incl. bijkomende- en staartkosten en incl. btw onder verwijzing naar de begroting van Bouwintentie. Struik koppelt vervolgens de volgende bedragen aan de (gestelde) gebreken:
  • gebrek 1: € 27.435,56 ex bijkomende- en staartkosten en ex btw
  • gebrek 2: € 514,01 ex bijkomende- en staartkosten en ex btw
  • gebrek 3: € 444,00 ex bijkomende- en staartkosten en ex btw
Hij telt deze bedragen op en vermeerdert die met 28,8% bijkomende- en staartkosten prijspeil november 2022, welk percentage hij afleidt uit de begroting van Bouwintentie. Dat bedrag vermeerdert hij vervolgens met 7,09% indexstijging gevolgd door een vermeerdering met 21% btw.
overige opmerkingen:
Ad i: Struik heeft naar aanleiding van zijn onderzoek nog opgemerkt dat de op 29 november 2023 (door [eisers] ) aangeleverde foto’s – als nr. 36-37 opgenomen in zijn deskundigenbericht – van de koekoek aan de zijgevel, doen vermoeden dat water door de betonnen kelderwand lekt via een centerpengat. Door bij het opnieuw aanbrengen van de koekoeken de dakbedekking op de kelderwand plaatselijk te vervangen is dit te verhelpen volgens Struik. Hij verwijst verder naar de reactie van [eisers] van 9 februari 2024 waarin zij aangeven dat inmiddels de gietvloer in de kelder loslaat en dat diverse blazen zijn waar te nemen. Foto’s daarvan zijn aan het deskundigenbericht aangehecht. Het is volgens Struik aannemelijk dat de afwerkvloer een te hoog vochtgehalte bezit. Het is goed mogelijk dat deze verhoging veroorzaakt wordt door binnenstromend water, via de koekoek op de voorgevel en het lekkende centerpengat.
2.9.
De antwoorden van Marcus luiden als volgt.
over vocht in gietvloer eerste etage (gebrek 2)
Ad j/u/v/w: ja er is sprake geweest van lekkage bij de wateronthardingsinstallatie en die is ook nog steeds aanwezig. De oorzaak hiervan is de geringe hoogte van de afvoer van de waterontharder boven de sifon. Door de grote hoeveelheid water tijdens het spoelen van de ontharder loopt het water uit de afvoer over de vloer van de technische ruimte. Het hersteladvies is om de afvoer boven de sifon minimaal 60 cm te verlengen. Kosten hiervan bedragen ongeveer € 150,00 ex btw.
Ad k: ja de manier waarop de afvoer van de waterontharder is geplaatst, kan ook zorgen voor lekkage van water op de onderliggende vloer.
over onvoldoende werking warmtepomp en WTW-installatie (gebrek 10)
Ad l: tijdens het onderzoek hebben [eisers] gemeld dat de warmtepomp en de temperatuurregeling nu naar behoren functioneren. Marcus stelt voorop dat de luchtvochtigheid sterk wordt beïnvloed door de werking en regeling van de ventilatie/WTW installatie. Hij heeft vastgesteld dat de ventilatie niet in orde is. Door een lek in het toevoerkanaal naar de woning is de toegevoerde luchthoeveelheden naar de ruimten onvoldoende. Omdat het onduidelijk is wat de uitgangspunten zijn voor de ventilatie berekening (in de ventilatieberekening bij de bouwvergunning is vermeld dat de kelder een berging is en daar gelden formeel geen eisen voor), heeft Marcus een nieuwe berekening volgens het Bouwbesluit gemaakt. Hij is daarbij uitgegaan van 150 m3/h, waarbij permanent zes personen in de kelder kunnen verblijven. Uit de metingen blijkt dat de installatie niet goed is ingeregeld en daarom niet wordt voldaan aan de Bouwbesluiteisen. Volgens de berekeningen van Marcus is de kelder in balans als er 150 m3/h wordt toegevoerd, 125 m3/h wordt afgevoerd en 25 m3/h overstroomt naar het toilet in de kelder. Uit zijn metingen blijkt dat slechts 110 m3/h wordt toegevoerd en 72 m3/h wordt afgevoerd. De overstroom naar het toilet in de kelder is 30 m3/h en voldoet dus wel.
Op de vraag of de WTW installatie meer vermogen levert dan nodig is en een te hoge of te lage temperatuur in de woning veroorzaakt, heeft Marcus geantwoord dat de temperatuurregeling nu naar behoren functioneert. Een in eerste instantie verkeerde regeling van de WTW installatie kan meer vermogen hebben geleverd dan nodig, maar achteraf is niet vast te stellen hoeveel dat is geweest.
Ad m: achteraf is niet vast te stellen wat de gevolgen zijn geweest van de verkeerde motoren op het functioneren van de WTW installatie. Wel is duidelijk dát dit gevolgen zal hebben gehad op de haalbaarheid van de temperaturen in de verschillende vertrekken.
Ad n: er is geen reden om aan te nemen dat het gebruik van motoren met wisselstroom i.p.v. gelijkstroom effect heeft op de levensduur van de WTW installatie.
Ad o/v/w: de buitentemperatuur sensor behoort niet op de zuidgevel, maar op de noordgevel gemonteerd te worden. Herstel is mogelijk door de buitensensor te verplaatsen. De kosten daarvan bedragen ongeveer € 300,00 ex btw.
Ad p: de druk in het systeem van de WTW installatie bedroeg tijdens het onderzoek 1,4 bar. De druk is vanaf 3 april 2023 niet gedaald en aangenomen mag daarom worden dat er geen lekkage is. Tijdens het onderzoek zijn visueel ook geen lekkages waargenomen. De door [eisers] gemelde daling van de druk naar 1,2 bar op 2 februari 2024 geeft geen aanleiding om te spreken van een “snelle drukdaling”. De druk kan enigszins schommelen i.v.m. temperatuurwisselingen in het systeem.
Ad q: op de vraag of de locatie waar de WTW installatie is geïnstalleerd, daarvoor geschikt is: de unit (van de WTW installatie) is in de technische ruimte op de overloop geplaatst en de kanalen zijn langs het dakbeschot naar de vliering aangebracht. Hoewel de technische ruimte zeer beperkt is, kunnen de filters en wisselaar wel gedemonteerd worden voor onderhoud.
Ad r/v/w: op de vraag of de aansluitingen van de WTW volgens de voorschriften van de fabrikant zijn geplaatst: de kanalen van de WTW installatie zijn slordig aangelegd en het toevoerkanaal lekt fors.
Aan de voorwaarden van de fabrikant om i) twee geluiddempers te monteren van minimaal één meter en ii) d ventilatie-kanalen en doorvoeren met zo min mogelijk luchtweerstand en vrij van lekkage te monteren, is niet voldaan. In een bestaande woning kan niet altijd geheel aan de installatievoorschriften worden voldaan. Montage van de WTW installatie volgens de installatievoorschriften is in de woning niet mogelijk. Dit heeft volgens Marcus echter geen nadelige effecten op de werking en rendement van de installatie. Wanneer het uitgangspunt is dat aan installatievoorschriften moeten worden voldaan, kan de unit vervangen worden door een plafondunit te plaatsen op de vliering. Voor het herstel adviseert Marcus om:
  • de aansluitingen van de WTW te wijzigen door vanaf de unit de toe- en afvoer van en naar de woning aan te sluiten met een starre buis tot op de vliering;
  • de kanalen op de vliering te voorzien van akoestische dempers van minimaal één meter;
  • het afzuigventiel in slaapkamer 1.3 te verwijderen (en plafond te herstellen), en
  • de installatie opnieuw in te regelen overeenkomstig tabel 2 op pagina 6 van zijn deskundigenbericht.
De kosten van dit herstel bedragen ongeveer € 2.000,00 ex btw.
De kosten van het alternatief (nieuwe plafondunit op vliering plaatsen en aansluiten) bedragen ongeveer € 4.400,00 ex btw.
Ad s: op de vraag of (met name in de slaapkamers) de inblaas punten op de juiste plek zijn geïnstalleerd: ja, de toegepaste ventielen hebben een zg. ‘worp’ waardoor de plaats van de inblaas correct is.
Ad t: op de vraag of het mogelijk is een inblaaspunt zo dicht naast een afvoerpunt te plaatsen zoals in de voorste slaapkamer: de afstand tussen toe- en afvoerventiel voldoet nagenoeg aan de eisen die hieraan volgens ISSO 62 worden gesteld, te weten twee meter. Echter, het afzuigventiel in deze slaapkamer (1.3) is niet noodzakelijk en kan vervallen als de installatie goed wordt ingeregeld en er wordt gezorgd voor voldoende overstroom.
Ad w: Marcus heeft over de herstelkosten voor gebreken 2, 3 en 10 nog opgemerkt dat de installatiemarkt onder hoofdspanning staat, maar dat hij daarmee voor zover mogelijk bij het vaststellen van de kosten rekening heeft gehouden.
2.10.
[eisers] kunnen zich, na verwerking van hun inbreng, in grote lijnen en op een aantal punten na, met de inhoud van de deskundigenberichten verenigen. Zij hebben echter ook bezwaren naar voren gebracht. Deze laten zich samenvatten als volgt.
Rapport Struik:
  • er is onvoldoende rekening gehouden met het verergeren van het vochtprobleem in de kelder. Struik heeft hier geen financiële gevolgen aan verbonden, terwijl de offerte van Senso van 7 februari 2024 met de kosten voor het vervangen van de vloer wel aan het rapport is gehecht;
  • Struik heeft geen kosten geraamd voor het vervangen van de koekoeken. Die situatie doet zich voor als de koekoeken na beoordeling van de losgehaald koekoeken niet meer te herstellen zijn. [eisers] begroten die kosten op een bedrag van € 7.260,00 incl. btw en opslag van 28,8%;
  • Struik heeft geen kosten berekend voor (het herstel van) de bouwkundige aansluitingen gevel ter plaatse van de koekoeken. [eisers] begroten deze kosten op € 2.543,60.
Rapport Marcus:
  • [eisers] begrijpen niet Marcus kan concluderen tot het hersteladvies van een starre buis vanaf de WTW unit naar de vliering, omdat dit herstel op de huidige locatie niet kan;
  • [eisers] betwisten dat het niet volgens installatievoorschriften monteren van de WTW installatie geen nadelige effecten heeft op de werking en rendement van de installatie. Zij betwijfelen de juiste werking van de WTW en lawaai van de installatie is volgens mij ook een nadelig effect;
  • [eisers] wijzen er op dat geen sprake is van een bestaande, maar van een nieuwbouwwoning. [gedaagde] had daarom de oplossing die Marcus noemt tijdens de bouw moeten uitvoeren;
  • [eisers] plaatsen vraagtekens bij het verschuiven van een eindoordeel naar de rechtbank of het optimaliseren van de huidige installatie in de gegeven situatie acceptabel is. Volgens hen is het vervangen van de WTW unit door een plafond unit en verplaatsen naar zolder de enige oplossing. Hier blijkt ook de tekortkoming van [gedaagde] uit, aldus [eisers] ;
  • Marcus laat zich niet uit over de vraag of een extra buffervat in de technische ruimte kan worden gerealiseerd en ook niet over de kosten daarvan;
  • [eisers] menen dat de kosten voor het herstel van de verkeerde motoren op de vloerverdelers, die zij hebben gemaakt, voor rekening van [gedaagde] zijn. Marcus rekent hier echter geen herstelkosten voor. [eisers] verwijzen naar twee facturen Devo Techniek.
2.11.
[gedaagde] kan zich in de inhoud van het deskundigenbericht van Marcus vinden. [gedaagde] heeft daarentegen wel bezwaren tegen de constateringen in het deskundigenbericht van Struik naar voren gebracht en het volgende aangevoerd.
  • in het rapport van Struik blijft onderbelicht dat de koekoeken nooit als waterdichte koekoeken zijn ontworpen, maar om eventueel lekwater, samen met het hemelwater middels een afvoer af te voeren. [gedaagde] verwijst naar de technische omschrijving waarin staat dat de koekoeken volgens tekening worden voorzien van afwatering. Ook is op detailtekeningen te zien dat de bovenzijde zou worden voorzien van een RVS-rooster en aan de onderzijde van een afvoer om het hemelwater dat in de koekoeken terecht zou komen af te voeren middels een grindkoffer met grindgranulaat. In het werk bleek dat door de hoge waterstand en de hoge waterdruk afvoer van hemelwater op die wijze niet mogelijk was. [gedaagde] heeft [eisers] voor deze ontwerpfout gewaarschuwd en het alternatief van een pomp put aangeboden. [eisers] hebben hier wegens de hogere kosten niet voor gekozen, maar door een derde glasplaten aan de bovenzijde van de koekoek laten plaatsen en [gedaagde] gevraagd om de afvoeren dicht te zetten. Onder die omstandigheden is het buitensporig om van [gedaagde] te verlangen dat zij de koekoeken los zou halen en vervolgens opnieuw weer monteren. De koekoeken waren immers ontworpen om eventueel lekwater samen met hemelwater af te voeren, waarna [eisers] er zelf voor hebben gekozen om de afvoeren niet volgens de regelen der kunst te realiseren, maar deze middels een glasplaat af te sluiten;
  • de opmerking van Struik op pagina 18:
  • [gedaagde] betwist dat de aansluitingen op de koudebrugonderbrekingen zouden lekken en dat deze zouden leiden tot een vochtophoping achter deze afwerking. Bij de schouw zijn geen lekkages aan de binnenzijde van de koekoeken geconstateerd;
  • wanneer het butylband de oorzaak van de lekkages zou zijnis het demonteren en opnieuw monteren van de koekoeken waarschijnlijk geen doeltreffende oplossing, omdat de kans groot is dat het butylband door de hoge waterdruk toch weer wordt weggedrukt;
  • ook het ontbreken van een strokenfundering kan geen reden zijn om van [gedaagde] te verlangen dat zij de koekoeken loshaalt en opnieuw monteert, omdat deze niet op de ontwerptekeningen is opgenomen. Evenmin is dit in de installatiehandleiding van de leverancier vermeld. [gedaagde] mocht er dan ook van uit gaan dat een dergelijke fundering niet vereist is.Bij het concept deskundigenbericht was een heel andere installatiehandleiding gevoegd dan de beweerde installatiehandleiding waarnaar in het deskundigenbericht wordt verwezen. Deze laatste heeft [gedaagde] nooit ontvangen;
  • er is geen aanleiding voor vervanging van de gecorrodeerde bevestigingsbeugel door een RVS-beugel, omdat deze niet zijn voorgeschreven en ook niet zijn meegeleverd door de fabrikant van de koekoeken.
2.12.
[gedaagde] heeft daarnaast diverse bezwaren aangevoerd tegen de begroting van de herstelkosten door Struik, die er – kort samengevat – op neerkomen dat van een onafhankelijk deskundige mag worden verwacht dat hij zelfstandig herstelkosten begroot en niet kan aansluiten bij de begroting van een partijdeskundige. Daarbij komt dat in het concept deskundigenbericht de totale herstelkosten op € 19.481,00 waren geraamd en in de definitieve versie op € 47.388,19. Daarmee is het een verrassingsrapport en voldoet het niet aan de Leidraad Deskundigen. [gedaagde] is op deze wijze niet in de gelegenheid gesteld om op het concept deskundigen bericht te reageren, aldus [gedaagde] .
Uitgangspunten rechterlijke beoordeling deskundigenrapport
2.13.
Bij de rechterlijke beoordeling van een deskundigenrapport gelden de volgende uitgangspunten. De rechtbank heeft twee deskundigen ingeschakeld, omdat [eisers] een eigen rapport ter onderbouwing van de gebreken en kosten hadden overgelegd, welke onderbouwing en kosten [gedaagde] op diverse punten heeft betwist. De rechtbank is niet bouwkundig onderlegd en beschikt niet over de benodigde specialistische kennis om zelf te bepalen in hoeverre sprake is van bouwkundige of installatietechnische gebreken en welke herstelkosten moeten worden gemaakt. De rechterlijke beoordeling van de deskundigenrapporten is daardoor noodzakelijkerwijs begrensd. In beginsel neemt de rechter de bevindingen van de deskundigen over, gesteld dat het betreffende rapport voldoet aan de beginselen van relevantie, kwaliteit, consistentie en coherentie, en vergt het volgen van die bevindingen in de regel geen verdere motivering. Alleen wanneer de rechtbank de bevindingen van de deskundigen niet volgt, moet zij dat oordeel motiveren. Die motivering moet voldoende inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang om deze zowel voor partijen als voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken. De rechtbank zal wel moeten toetsen of het betreffende rapport voldoet aan de beginselen van relevantie, kwaliteit, consistentie en coherentie.
2.14.
Voor wat betreft de relevantie geldt het volgende. De deskundigen hebben antwoord gegeven op de vragen die de rechtbank, nadat partijen hierop hun visie hebben kunnen geven, aan de deskundigen gesteld had. Dat hebben zij gedaan nadat alle processtukken hen waren verschaft, zij daarvan kennis had genomen en nadat zij het object in kwestie hadden bezichtigd, waarbij beide partijen in de gelegenheid zijn geweest nadere toelichting te geven. Gelet daarop zijn de rapporten voldoende relevant. Ten aanzien van de kwaliteit geldt dat de deskundigen werkzaam zijn bij een onderneming op het gebied van bouwkundig respectievelijk installatietechnisch advies en gesteld noch gebleken is dat zij niet beschikken over de benodigde expertise. Partijen hebben commentaar op de concept rapporten kunnen geven en dat commentaar is bij de rapportages gevoegd. Dat Marcus bij zijn onderzoek partijdig heeft gehandeld, is evenmin gesteld of gebleken.
[gedaagde] heeft daarentegen gesteld dat Struik geen blijk geeft van onafhankelijkheid en objectiviteit door de meerwerkofferte van [gedaagde] voor het alternatief van de pomp put
summierte noemen en te spreken van
In deze aanbieding zal een separate pompput zijn aangeboden. Hoewel de woordkeus van Struik op dit punt ongelukkig is, doet dat niet af aan de relevantie van het rapport, omdat de vraag of [gedaagde] een pomp put als alternatief heeft aangeboden, geen onderwerp van het opgedragen onderzoek is. De rechtbank zal de opmerkingen van Struik hierover dan ook buiten beschouwing laten.
2.15.
Voor wat betreft consistentie en coherentie geldt het volgende. De rechtbank heeft een onderzoek door de deskundigen bevolen ter beantwoording van bouwkundige en installatietechnische vragen, die de deskundigen in hun rapporten ook hebben beantwoord. Hetgeen de deskundigen ter zake hebben gesteld is in beginsel voldoende consistent en coherent en zal dus door de rechtbank worden gevolgd. De consistentie en coherentie ontbreekt echter naar het oordeel van de rechtbank bij de conclusie van Struik ten aanzien van zijn constatering dat het aannemelijk is dat de koekoeken qua waterdichting niet volgens de voorschriften zijn gerealiseerd. De rechtbank volgt de conclusies van Struik op dit punt daarom niet en zal dat hierna motiveren.
Koekoeken aan voorgevel en zijgevel (gebrek 1)
2.16.
Op grond van de bevindingen van Struik worden de volgende feiten als vaststaand aangenomen. De koekoeken zijn met koudebrugonderbrekingen aangesloten op de betonnen kelderwanden. Aan weerszijden van de koudebrugonderbrekingen zijn elastische afdichtingsmaterialen (butylrubber band) aanwezig. Op de aansluiting van de verticale koudebrugonderbrekingen op de betonnen kelderwand zijn geen lekkagesporen waargenomen. Over een hoogte van circa 30 centimeter sluit de koekoek aan op het gevelmetselwerk. Het maaiveld is hoger gesitueerd dan de bovenkant van de betonnen kelderwand. Dit is een ontwerpfout.
2.17.
Struik heeft drie manieren onderzocht waardoor water de koekoeken zou kunnen binnendringen:
vanuit de spouwmuren
via de dichtingen aan weerszijden van de koudebrugonderbrekingen
via de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op het metselwerk.
2.18.
Struik concludeert dat lekwater vanuit de spouwmuur geen oorzaak kan zijn gezien de positie waar het water de koekoeken binnenstroomt en de hoeveelheid water die binnen één dag de koekoek op de voorgevel binnenstroomt. Voor wat betreft de dichtingen aan weerszijden van de koudebrugonderbrekingen, schat hij de kans op een fabricagefout bij het vastkitten van de koudebrugonderbrekingen op de betonnen koekoeken klein in. Er zijn volgens Struik geen aanwijzingen dat het door de fabrikant voorgeschreven en toegepaste butylrubber band, als waterdichting tussen de koudebrugonderbrekingen en de betonnen kelderwand, niet zorgvuldig is uitgevoerd. Hoewel de onderzoeksdag een regenachtige dag betrof na een periode met veel neerslag, zijn op de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op de betonnen kelderwand geen lekkage sporen en geen water afkomstig uit de spouw waargenomen. Instromend water en de aansluiting van de koudebrugonderbreking op het gevelmetselwerk, is daarom niet de oorzaak van de lekkage volgens Struik. Water dat ter plaatse van de bovenste bevestigingsbeugel achter de dakbedekking terecht komt, kan tussen de dakbedekking en de koudebrugonderbreking naar beneden sijpelen. Daar waar de horizontale koudebrugonderbrekingen niet waterdicht aansluiten kan dit water de koekoek instromen. De meest waarschijnlijke oorzaak van de lekkages zijn (daarom) volgens Struik onvolkomenheden in het butylband op de aansluiting van de koudebrugonderbrekingen op de betonnen kelderwand.
2.19.
Gelet op bovenstaande bevindingen en met name de constatering dat er géén aanwijzingen zijn dat het aanbrengen van het butylrubber band, als waterdichting tussen de koudebrugonderbrekingen en de betonnen kelderwand, niet zorgvuldig is uitgevoerd, biedt het rapport naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen voor de aanname dat [gedaagde] de waterdichting van de koekoeken niet volgens de voorschriften heeft gerealiseerd. De rechtbank volgt Struik daarom niet in zijn conclusie dat het vochtprobleem wordt veroorzaakt doordat de koekoeken niet waterdicht zijn aangesloten ter plaatse van de kelderwanden. Bij de waardering van de bevindingen van de deskundige dient in het oog te worden gehouden dat de aanwezigheid van water in de koekoeken niet alleen het gevolg kan zijn van het binnendringen van water van buiten, maar ook van condensvorming, een mogelijke oorzaak waarop [gedaagde] eerder, in haar akte van 18 januari 2023 onder 11, heeft gewezen. [gedaagde] heeft terecht opgemerkt dat zij voor dit vochtprobleem niet verantwoordelijk kan worden gehouden, nu het volkomen dichtzetten van de koekoeken de eigen keuze van [eisers] is geweest. Het rapport bevat geen uitlatingen die inhouden dat dit geen aannemelijke oorzaak kan zijn. Omdat niet is gebleken dat [gedaagde] op dit punt enig verwijt kan worden gemaakt, zullen de voor de koekoeken gevorderde herstelkosten in zoverre worden afgewezen.
2.20.
Voor zover Struik opmerkt dat de koekoeken niet zijn voorzien van een zgn. strokenfundering, die volgens de fabrikant is voorgeschreven, leidt dat evenmin tot de conclusie dat [gedaagde] een verwijt valt te maken. [gedaagde] heeft immers betwist dat in de installatiehandleiding die hij van de leverancier heeft ontvangen een strokenfundring is voorgeschreven. De handleiding waar Struik in het definitieve rapport naar verwijst, heeft [gedaagde] naar eigen zeggen niet van de fabrikant ontvangen. Ook is een strokenfundering volgens [gedaagde] niet op de ontwerptekeningen opgenomen. [eisers] hebben geen beroep op een waarschuwingsplicht gedaan en hebben ook geen feiten gesteld op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat [gedaagde] een onjuistheid in de opdracht kende of redelijkerwijs behoorde te kennen.
Gelet op het vorenstaande, komt schade aan het beton ter plaatse van de bevestigingsbeugels – voor zover deze al is gevorderd – evenmin voor toewijzing in aanmerking.
2.21.
De rechtbank volgt ten slotte evenmin het advies van Struik ten aanzien van het vervangen van de gecorrodeerde bevestigingsbeugel. Struik constateert immers zelf in zijn rapport dat er geen aanwijzingen zijn dat de corrosieaantasting, welke voorkomt op één van de bevestigingsbeugels, is veroorzaakt door onzorgvuldig handelen door [gedaagde] . De toepassing van roestvrijstalen bevestigingsbeugels is voor deze toepassing geschikter, maar wordt bij navraag niet voorgeschreven en niet geleverd door de fabrikant, aldus Struik. In dat licht valt [gedaagde] niet te verwijten dat zij geen roestvrijstalen bevestigingsbeugel heeft gebruikt.
2.22.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat [eisers] geen herstelkosten hebben gevorderd voor herstel van de kelderwand of de vloer in de kelder/ het souterrain. Zie ook r.o. 5.41 van het tussenvonnis van 15 maart 2023. Hun bezwaar tegen het rapport van Struik dat geen rekening is gehouden met het verergeren van het vochtprobleem in de kelder, treft dan ook geen doel. Onderzoek naar een gebrek aan de kelderwand of -vloer was ook geen onderdeel van de opdracht van de rechtbank aan Struik, zodat hij daar in zijn rapport ook niet (inhoudelijk) op hoefde in te gaan.
Vocht in gietvloer eerste etage (gebrek 2) en hoog vochtpercentage in stucwerk bij voorgevelkozijn begane grond in gang (gebrek 3)
2.23.
Uit de bevindingen van beide deskundigen volgt dat het vocht in de gietvloer en lekkage in de wand eronder veroorzaakt zijn door lekkage bij de wateronthardingsinstallatie (via het koppelstuk van de rioolafvoer). [gedaagde] heeft dit ook niet betwist, zodat vast staat dat dit een gebrek in het werk is. De rechtbank volgt de deskundigen in de door hen geadviseerde herstelwerkzaamheden bestaande uit het vervangen van het koppelstuk van de rioolafvoer en herstel van (de constructie van) het stucwerk langs het buitenkozijn en vervanging van de vloercoating in de technische ruimte op de eerste verdieping. De vraag of vervanging van de vloercoating op de gehele verdieping buitenproportioneel moet worden geacht, kan in het midden blijven, omdat de rechtbank niet meer herstelkosten kan toewijzen dan [eisers] ter zake van dit gebrek hebben gevorderd. Zij hebben voor hun vordering aangesloten bij de in het rapport Bouwintentie genoemde herstelkosten. In die herstelkosten is slechts uitgegaan van herstel van 1,5 m2 gietvloer in de technische ruimte en het de- en her monteren van de wateronthardingsinstallatie. De door Marcus geadviseerde herstelkosten van de afvoer (€ 150,00 ex btw) worden daarom geacht te zijn begrepen in het door [eisers] ter zake van gebrek 2 gevorderde bedrag. Om diezelfde reden wordt geen rekening gehouden met de kosten van het vervangen van de vloer op de verdieping en in het souterrain als vermeld in de offerte van Senso waar [eisers] naar verwijzen.
2.24.
Omdat [gedaagde] bedoelde herstelkosten niet specifiek heeft betwist en deze de rechtbank ook niet onredelijk voorkomen, zijn de door [eisers] voor gebrek 2 en 3 gevorderde herstelkosten van € 514,01 respectievelijk € 444,00 (ex bijkomende en staartkosten en btw) toewijsbaar. Uit wat [gedaagde] in nummer 28 van de akte conclusie na deskundigenbericht heeft aangevoerd, begrijpt de rechtbank dat [gedaagde] de bijkomende en staartkosten zoals Struik die berekent, betwist. Struik leidt uit de begroting van Bouwintentie af dat deze kosten 28,8% bedragen. Dat is echter niet juist. Uit pagina 26 van de begroting van Bouwintentie, waar het totaalbedrag aan herstelkosten is vermeld dat [eisers] vorderen, blijkt dat kosten van loon, materieel en onderaanneming worden verhoogd met 6% algemene bedrijfskosten, welk subtotaal wordt verhoogd met 4% winst en risico en vervolgens wordt vermeerderd met 0,35% CAR verzekering. Die percentages zijn naar het oordeel van de rechtbank marktconform en dus toewijsbaar. Daaruit volgt dat voor het herstel van gebrek 2 een bedrag van € 685,63 en voor het herstel van gebrek 3 een bedrag van € 592,26 voor toewijzing gereed ligt. Ter verduidelijking is hier de bijbehorende berekening opgenomen:
gebrek 2 gebrek 3
excl. bijkomende kosten € 514,01 € 444,00
6% alg. bedrijfskosten
€ 30,84 € 26,64
subtotaal € 544,85 € 470,64
4% winst en risico
€ 21,79 € 18,83
subtotaal € 566,64 € 489,47
21% btw
€ 118,99 € 102,79
Totaal € 685,63 € 592,26
2.25.
Voor de vermeerdering van de kosten (prijspeil november 2022) ex btw met 7,09% indexstijging zoals Struik adviseert, is overigens geen plek. [eisers] hebben hun vordering immers beperkt tot de in de begroting van Bouwintentie genoemde herstelkosten.
Holonite plint (gebrek 8)
2.26.
In r.o. 5.58 van het tussenvonnis van 15 maart 2023 is overwogen dat een bedrag van € 459,36 ex btw en bijkomende kosten toewijsbaar is. Met verwijzing naar de overwegingen hiervoor in r.o. 2.24, wordt dit bedrag verhoogd met de hiervoor vermelde percentages aan bijkomende-/staartkosten en btw, zodat in totaal een bedrag van € 612,74 voor toewijzing gereed ligt.
Werking warmtepomp en WTW-installatie (gebrek 10)
2.27.
Gelet op de bevindingen van Marcus (zie r.o. 2.9) staat vast dat de warmtepomp en de temperatuurregeling inmiddels naar behoren functioneren. De ventilatie is echter niet in orde. Door een lek in het toevoerkanaal naar de woning zijn de toegevoerde luchthoeveelheden naar de ruimten onvoldoende. Uit de door Marcus uitgevoerde metingen blijkt dat de WTW installatie niet goed is ingeregeld en dat daarom niet wordt voldaan aan de Bouwbesluiteisen (van toe- en afvoer van luchthoeveelheden). De aanleg van de kanalen is bovendien slordig uitgevoerd. Daarnaast is op twee punten niet voldaan aan de installatiehandleiding van de fabrikant, waaronder dat geluiddempers van circa één meter ontbreken. Vast staat ook dat de technische ruimte niet groot genoeg is voor montage van die geluiddempers. Marcus bevestigt immers in zijn rapport dat montage van de WTW volgens de voorschriften onmogelijk is. Hoewel de rechtbank Marcus kan volgen in zijn conclusie dat het ontbreken van geluiddempers geen nadelig effect heeft op de werking en het rendement van de installatie, heeft dit wel geluidsoverlast tot gevolg. Er is dus weldegelijke sprake van een gebrek doordat de geluiddempers ontbreken en op dat punt niet aan de installatie handleiding is voldaan. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het alternatieve herstel advies van Marcus te volgen, waarbij de WTW unit wordt vervangen door een plafond unit op de vliering.
Optimalisering speelt bij dit oordeel geen rol, wel het herstel van gebreken. Het door Marcus geadviseerde bedrag aan herstelkosten van € 4.400,00 ex btw (€ 5.324,00 incl. btw) ligt daarom voor toewijzing gereed. Dat geldt ook voor de kosten van herstel verbonden aan het verplaatsen van de buitentemperatuur sensor van de zuid- naar de noordgevel, aangezien Marcus concludeert dat dit essentieel is voor een goede temperatuurregeling. Deze kosten bedragen € 300,00 ex btw (€ 363,00 incl. btw). In totaal is daarom van het door [eisers] gevorderde bedrag van € 9.552,50 een bedrag van € 5.687,00 incl. btw toewijsbaar voor het herstel van de gebreken aan de WTW installatie.
2.28.
[eisers] hebben aangevoerd dat in het rapport van Marcus geen rekening is gehouden met de kosten van herstel van de verkeerde motoren op de vloerverdelers, die zij hebben gemaakt. De opdracht van de rechtbank aan Marcus hield echter niet in om zich over die kosten uit te laten. [eisers] hebben deze kosten bovendien ook niet gevorderd. Zij volgen immers niet uit de kostenraming van Hove Techniek van 7 september 2021 die [eisers] ter onderbouwing van hun vordering ten aanzien van de WTW installatie hebben overgelegd. Die kostenraming zag op het verplaatsen van de buitensensor en het opnieuw inregelen van de WTW installatie, niet op het vervangen van de motoren op de vloerverdelers.
Tussenconclusie
2.29.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal € 7.577,63 aan vervangende schadevergoeding wordt toegewezen, welke vergoeding is opgebouwd als volgt:
  • gebrek 2 (vocht in gietvloer) € 685,63
  • gebrek 3 (vocht in stucwerk) € 592,26
  • gebrek 8 (holonite plint) € 612,74
  • gebrek 10 (WTW)
Totaal € 7.577,63
2.30.
De wettelijke rente is toewijsbaar zoals gevorderd vanaf 25 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, aangezien het moment waarop de schade is geleden daarvoor ligt.
Bouwtijd / gefixeerde schadevergoeding
2.31.
[eisers] hebben de rechtbank verzocht terug te komen op haar overwegingen in 5.3 tot en met 5.8 van het tussenvonnis van 15 maart 2023 over de bouwtijd en gefixeerde schadevergoeding. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. Het betreft namelijk een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel en niet is gebleken dat de overwegingen berusten op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. De nadere onderbouwing van hun stellingen doet daar niet aan af, omdat het debat tussen partijen op dit punt al was afgerond. De rechtbank verwijst hierbij naar haar overwegingen in 2.2.
Vertragingsschade
2.32.
In r.o. 5.15 van het tussenvonnis van 15 maart 2023 is voor zover hier nog relevant, het volgende overwogen (onderstreping rechtbank):
(…). Echter, het verweer van [gedaagde] dat de hypotheekrente ook bij tijdige oplevering verschuldigd zou zijn, slaagt grotendeels. Voor zover de rente namelijk ziet op het deel van de hypotheek leningen dat [eisers] al hadden opgenomen voordat [gedaagde] aan het heiwerk begon, is die doorlopende rentelast geen extra rentelast vanwege bouwvertraging. De rente voor dat deel komt dus niet voor rekening van [gedaagde] . Omdat vast staat dat [gedaagde] te vroeg is begonnen met de uitvoering van het werk,komt de rente die ziet op het deel van de hypotheek leningen waarmee de tweede aanneemtermijn (€ 38.500,00) aan [gedaagde] is betaald, vanaf april 2018 tot en met december 2018 wél voor vergoeding in aanmerking.Datzelfde geldt voor de rente over het deel waarmee de derde aanneemtermijn (€ 55.000,00) is betaald voor de periode van 19 tot en met 31 december 2018. Omdat uit het door [eisers] overgelegde overzicht niet valt af te leiden hoeveel rente dit is, zal [eisers] in de gelegenheid worden gesteld om een akte te nemen waarin zij onderbouwt hoeveel de rente als hiervoor bedoeld bedraagt.
2.33.
Gelet op het voorgaande zijn [eisers] in de gelegenheid gesteld om bij akte te onderbouwen hoeveel de rente vanaf april tot en met december 2018 bedraagt die ziet op het deel van de hypotheek waarmee de tweede en derde aanneemtermijn aan [gedaagde] is betaald. Voor zover [eisers] in hun akte zijn ingegaan op de rente die zij hebben betaald voor de financiering van de grondkosten, architect kosten en de eerste aanneemtermijn, blijft dat daarom buiten beschouwing (zie de overwegingen in 5.15 van het tussenvonnis van 15 maart 2023). Het standpunt van [eisers] dat de rente moet worden berekend tot en met maart 2019 volgt de rechtbank niet. [eisers] hebben immers bij dagvaarding een bedrag van € 6.771,18 aan rentelasten gevorderd en die onderbouwd met het ‘Jaaroverzicht 2018’ van ING waaruit dat bedrag aan rentelasten blijkt. Daarmee hebben [eisers] hun vordering beperkt tot de rentelasten van 2018.
[eisers] hebben gesteld en onderbouwd dat de hypotheekrente over de tijdens de bouwvertraging aangesproken leningdelen 2,29% bedraagt. Dat betekent dat in totaal een bedrag van € 705,24 voor vergoeding in aanmerking komt op grond van de volgende berekening:
  • 2e aanneemtermijn: (€ 38.500 x 2,29%) x 9/12 = € 661,23
  • 3e aanneemtermijn: (€ 55.000 x 2,29%) x 1/12 x 13/31 =
Totaal € 705,24
2.34.
Het standpunt van [gedaagde] dat de rente aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting en dat de netto rentelast daarom lager is, leidt niet tot een ander oordeel. Dit verweer heeft [gedaagde] namelijk niet eerder gevoerd en [eisers] hebben daar niet op kunnen reageren. Datzelfde geldt voor het verweer tegen de extra woonlasten dat alleen de kale huur en niet de bijkomende servicekosten voor vergoeding in aanmerking komen.
2.35.
Gelet op wat het bovenstaande en wat is overwogen in r.o. 5.15 van het tussenvonnis van 15 maart 2023, zal in totaal een bedrag van € 13.389,60 (€ 12.684,36 + € 705,24) aan vertragingsschade worden toegewezen.
Kosten (partij)deskundigen
2.36.
[eisers] vorderen - na wijziging eis - vergoeding van de kosten voor het opstellen van het rapport Bouwintentie van € 10.669,41 (vermeld op pagina 25 van dat rapport). Ook vorderen zij de kosten van de factuur van Hove Installatietechniek van 4 september 2021 voor een bedrag van € 302,50 incl. btw voor het doen van metingen van de ventilatie van de WTW-installatie. Deze kosten komen, voor zover dat redelijke kosten zijn ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, voor vergoeding in aanmerking. Gelet op de verhouding tussen de omvang van de gebreken waarvoor [gedaagde] een vergoeding moet betalen en de gebreken waarvoor aansprakelijkheid van [gedaagde] niet aan de orde is, acht de rechtbank een bedrag van € 1.307,00 voor het rapport Bouwintentie redelijk en dus toewijsbaar. Omdat vast staat dat de ventilatie van de WTW-installatie niet deugdelijk is, acht de rechtbank de kosten van Hove Installatietechniek van € 302,50 ook redelijk en dus toewijsbaar. In totaal wordt daarom € 1.609,50 aan deskundigenkosten toegewezen.
Beslagkosten
2.37.
[eisers] vorderen [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. [gedaagde] betwist dat zij aansprakelijk is voor de kosten van beslag, omdat het depot bij de notaris ruim voldoende was voor de nog resterende opleverpunten. Ook hebben [eisers] beslag gelegd voor een onredelijk hoog bedrag, waardoor [gedaagde] kosten heeft moeten maken om voor dat bedrag een bankgarantie te stellen voor opheffing van het beslag op haar bankrekeningen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de laatste 5% van de aanneemsom (€ 27.500,00) destijds bij de notaris in depot was gestort. Ook staat vast dat [eisers] in verband met hun vordering op [gedaagde] voor een bedrag van ruim € 125.000,00 derdenbeslag hebben laten leggen onder ING, Rabobank en de notaris. De rechtbank is van oordeel dat het beslag onnodig is gelegd, omdat de toewijsbare vordering in totaal minder bedraagt dan wat destijds bij de notaris in depot was gestort. De beslagkosten zullen daarom worden afgewezen.
2.38.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
20.967,23
- partijdeskundigen kosten
1.609,50
+
totaal
22.576,73
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
22.576,73
Proceskosten in conventie
2.39.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
2.40.
In r.o. 5.91 van het tussenvonnis van 15 maart 2023 is geconcludeerd dat [eisers] nog een bedrag van € 3.649,70 aan [gedaagde] moeten betalen. Gelet op het feit dat [eisers] niet hebben verzocht om verrekening van dit bedrag met hun vordering in reconventie, ligt dit bedrag voor toewijzing gereed.
Bankgarantiekosten
2.41.
[gedaagde] vordert een bedrag van € 1.780,77 aan kosten die zij heeft gemaakt voor het stellen van een bankgarantie ter opheffing van de door [eisers] gelegde beslagen.
2.42.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak, degene die een beslag legt daarmee op eigen risico handelt en, bijzondere omstandigheden daargelaten, de door het beslag geleden schade dient te vergoeden indien het beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, zulks ook in het geval dat hij, op verdedigbare gronden van het bestaan van zijn vorderingsrecht overtuigd, bij het leggen van het beslag niet lichtvaardig heeft gehandeld. Bijzondere omstandigheden daargelaten, is de beslaglegger wiens beslag ten onrechte blijkt te zijn gelegd, aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degene op wiens recht het beslag inbreuk heeft gemaakt. Van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld is niet gebleken. Omdat in conventie is geoordeeld dat het beslag onnodig is gelegd en [gedaagde] de bankgarantie kosten niet zou hebben gemaakt als er geen beslag was gelegd, staat het causaal verband tussen deze schade en het handelen van [eisers] vast. Het gevorderde bedrag van € 1.780,77 is daarom toewijsbaar.
Wettelijke rente
2.43.
De wettelijke rente is toewijsbaar over een bedrag van € 3.649,70 zoals gevorderd vanaf 3 februari 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, aangezien er op die datum een oplevering heeft plaatsgevonden en [eisers] de woning voor die datum onder aanwijzing van de gebreken hebben geweigerd.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.44.
[gedaagde] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 1.186,49 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 646,52 bij € 5.430,47 in hoofdsom. De rechtbank wijst daarom € 646,52 toe.
2.45.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
5.430,47
- buitengerechtelijke incassokosten
646,52
+
totaal
6.076,99
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
6.076,99
Proceskosten in reconventie
2.46.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 22.576,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.1 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.5.
veroordeelt [eisers] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 6.076,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.649,70, met ingang van 3 februari 2020, tot de dag van volledige betaling,
3.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
1621

Voetnoten

1.vgl. HR 23 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0729 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:1992:ZC0729), NJ 1992/814 en HR 8 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2810 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:1999:ZC2810), NJ 1999/342)
2.vgl. HR 10 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1176, NJ 1994/686