ECLI:NL:RBNHO:2024:8156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10953030 \ CV EXPL 24-434
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van opdracht met betwisting van wilsgebrek

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens een onbetaalde factuur van € 432,58 voor fotografiediensten. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 8 februari 2024. Gedaagde heeft mondeling geantwoord, maar heeft verder niet gereageerd op de schriftelijke toelichting van eiser. Eiser stelt dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, terwijl gedaagde betwist dat hij op de hoogte was van deze overeenkomst en beweert dat hij dacht dat de diensten kosteloos waren. Gedaagde heeft het contract ondertekend zonder de inhoud volledig te begrijpen, wat hij aanvoert als een wilsgebrek.

De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat eiser voldoende bewijs heeft geleverd dat er een rechtsgeldige overeenkomst is gesloten. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De totale kosten voor gedaagde zijn vastgesteld op € 664,83. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken door kantonrechter P.J. Jansen op 8 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10953030 \ CV EXPL 24-434
Uitspraakdatum: 8 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
verschenen in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 8 februari 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 537,63 (bestaande uit een hoofdsom van € 432,58, buitengerechtelijke incassokosten van € 64,89 en rente van € 40,16). Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen partijen sprake is van een overeenkomst van opdracht. [eiser] heeft fotografiediensten verleend aan [gedaagde] . Voor deze diensten heeft [eiser] op 12 februari 2023 een factuur van € 432,58 aan [gedaagde] toegestuurd. Deze factuur heeft [gedaagde] , ondanks herhaalde sommaties, onbetaald gelaten. Hierdoor is [gedaagde] ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente verschuldigd.
2.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij niet wist dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. Volgens [gedaagde] kwam [eiser] zijn restaurant binnen, terwijl hij aan het werk was. [eiser] zei dat zijn diensten kosteloos waren. Verder was de communicatie tussen hem en [eiser] in het Nederlands, een taal die hij niet machtig is. Volgens [gedaagde] verliet [eiser] het restaurant niet voordat hij het contract had getekend. Uiteindelijk heeft [gedaagde] het contract getekend, zonder dat hij de inhoud van het contract volledig begreep.

3.De beoordeling

3.1.
Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] heeft [eiser] de vordering verder onderbouwd. Daarbij is ook ingegaan op het verweer van [gedaagde] .
3.2.
[eiser] heeft toegelicht dat hij, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, op 25 januari 2023 een telefonisch gesprek heeft gevoerd met [gedaagde] . Dit gesprek is in het Engels gevoerd en tijdens dat gesprek zijn de details van de opdracht en de kosten daarvan doorgenomen. Vervolgens is [eiser] op 1 februari 2023 bij [gedaagde] langsgeweest en is de overeenkomst door [gedaagde] ondertekend. Op de overeenkomst zijn de essentiële onderdelen van de dienstverlening zichtbaar. Ook is [eiser] toegelaten tot de onderneming om ter plaatse de fotografiewerkzaamheden uit te voeren, zodat de Google Virtual Tour kon worden gemaakt. Verder is [gedaagde] gewezen op de vijf dagen bedenktijd en deze kon hij ook raadplegen in artikel 6.9 van de algemene voorwaarden. Ook betwist [eiser] dat sprake is van een wilsgebrek, omdat dat niet uit een omstandigheid blijkt. Bovendien heeft [gedaagde] niet onderbouwd dat sprake is van een wilsgebrek.
3.3.
Omdat [gedaagde] niet heeft gereageerd op de door [eiser] gegeven toelichting houdt de kantonrechter het ervoor dat tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen uit hoofde waarvan [gedaagde] gehouden is de vordering te voldoen. De door [eiser] gevorderde hoofdsom van € 432,58 wordt dan ook toegewezen. De gevorderde rente van € 40,16 is ook toewijsbaar, omdat [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd en hij in verzuim is.
3.4.
De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt ook toegewezen, omdat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Het toewijsbare bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt vastgesteld volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld. Er wordt een bedrag van € 64,89 toegewezen.
3.5.
De proceskosten (en de nakosten) komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 109,33
- griffierecht € 218,00
- salaris gemachtigde € 270,00 (2,00 punten x € 135,00)
- nakosten € 67,50 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in
de beslissing)
Totaal € 664,83

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 537,63 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 432,58 vanaf 8 februari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten (en de nakosten), die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 664,83, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen van voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter