ECLI:NL:RBNHO:2024:8155

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
11019129 \ CV EXPL 24-679
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente na betaling hoofdsom

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. op 26 maart 2024 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] B.V. De vordering betreft betaling van een bedrag van € 2.194,17, dat is opgebouwd uit een hoofdsom van € 7.582,35, buitengerechtelijke incassokosten, dagvaardingskosten, wettelijke handelsrente en het salaris van de gemachtigde. [gedaagde] heeft de hoofdsom op 3 april 2024 betaald, maar betwist de overige kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten van € 758,24 en de wettelijke handelsrente van € 1.121,69 verschuldigd is, omdat [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd en in verzuim is. De proceskosten zijn begroot op € 937,72, en [gedaagde] is als in het ongelijk gestelde partij aangemerkt. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.879,93 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente, alsook de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11019129 \ CV EXPL 24-679
Uitspraakdatum: 8 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.
gevestigd te Zaanstad
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
verschenen in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 26 maart 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld.
1.2.
[gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij aangegeven dat zij de hoofdsom inmiddels aan [eiseres] heeft betaald.
1.3.
[eiseres] heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op het antwoord van [gedaagde] waarbij de vordering is verminderd.

2.De vordering

2.1.
[eiseres] vordert, nadat de vordering is verminderd, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.194,17. Dit bedrag is opgebouwd uit een oorspronkelijke hoofdsom van € 7.582,35, de buitengerechtelijke incassokosten van € 758,24, de dagvaardingskosten van € 115,22, de wettelijke handelsrente van 2 januari 2023 tot 3 april 2024 van € 1.121,69 en het salaris van de gemachtigde van € 199,00. Door [gedaagde] is op 3 april 2024 de hoofdsom betaald.
2.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht van [gedaagde] expeditiewerkzaamheden heeft uitgevoerd en dat de factuur daarvoor nog moet worden betaald. [gedaagde] is volgens [eiseres] ook de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten verschuldigd.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] erkent de hoofdsom te hebben betaald en voert verder geen verweer tegen de gevorderde rente, buitengerechtelijke incassokosten, dagvaardingskosten en proceskosten. Zij voert alleen aan dat zij deze kosten nog niet heeft betaald, omdat zij over onvoldoende inkomsten beschikt.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak dient de vraag te worden beantwoord of [gedaagde] de gevorderde rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.2.
[eiseres] vordert € 758,24 aan buitengerechtelijke incassokosten, op grond van artikel 16.2 van de Fenex-voorwaarden. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten niet. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] daarom de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, ook omdat de betaling niet tijdig heeft plaatsgevonden. Het gevorderde bedrag van € 758,24 is dus toewijsbaar.
4.3.
De gevorderde wettelijke handelsrente van € 1.121,69 is ook toewijsbaar, omdat [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd en zij in verzuim is.
4.4.
De andere bedragen die [eiseres] vordert, behoren tot de proceskosten. Op grond van de wet [1] dient de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Omdat de hoofdsom pas na het uitbrengen van de dagvaarding door [gedaagde] is voldaan en de buitengerechtelijke incassokosten en rente – zoals hiervoor overwogen – voor haar rekening komen, wordt [gedaagde] aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij.
4.5.
De proceskosten (en de nakosten) van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 115,22
- griffierecht € 524,00
- salaris gemachtigde € 199,00
- nakosten € 99,50 (plus de kosten van
betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal € 937,72
4.6.
Dat [gedaagde] aanvoert onvoldoende financiële middelen hebben om de bovengenoemde kosten te voldoen, is een omstandigheid die voor eigen rekening en risico komt en zij niet aan [eiseres] kan tegenwerpen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.879,93 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente over de periode van 2 januari 2023 tot 3 april 2024;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten (en de nakosten) van € 937,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 237, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.