In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], de werkgever, [verweerder], te veroordelen tot betaling van een aanzegvergoeding, een transitievergoeding en achterstallig salaris. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij het feit dat de werkgever geen verweerschrift heeft ingediend en niet op de zitting is verschenen, zwaar heeft meegewogen. De werknemer was in dienst bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die op 28 februari 2024 van rechtswege eindigde. De aanzegging over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst vond pas op 23 februari 2024 plaats, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen van de werkgever. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever de aanzegvergoeding van € 4.333,00, de transitievergoeding van € 1.609,27 en het achterstallige salaris van € 27.500,00 moet betalen. Daarnaast zijn ook de vakantietoeslag en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van de werkgever, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen. De beschikking is op 12 juni 2024 uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.