6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten. De verdachte heeft uit een buurthuis en een sportcomplex een geldkistje met een geldbedrag gestolen. In een kerk heeft hij meerdere ‘offerblokken’ – waarin bezoekers van de kerk hun contante donaties doen – opengebroken en het daarin aanwezige geld weggenomen. Bij het studentencafé van de Hogeschool [slachtoffer 2] heeft hij de kassa opengebroken en een geldbedrag weggenomen. Dit zijn hinderlijke feiten die voor overlast en schade zorgen. De verdachte heeft met zijn handelen een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendommen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk bij twee verschillende kerken, waarvan hem de toegang was ontzegd wegens langdurig hinderlijk gedrag. Daarmee heeft de verdachte de wens van de rechthebbenden dat hij zich niet meer in deze kerken begeeft, bewust genegeerd.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 december 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte de laatste jaren veelvuldig strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder met regelmaat diefstal en huis/lokaalvredebreuk.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 januari 2024 van [reclasseringswerker] , werkzaam bij GGZ Fivoor Haarlem. Hierin wordt geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Het advies wordt – zakelijk weergegeven – als volgt onderbouwd.
De sociaal maatschappelijke omstandigheden van betrokkene zijn instabiel. Betrokkene is aangewezen op de nachtopvang en beschikt niet over zelfstandige huisvesting, hij heeft geen dagbesteding en een disfunctionele levensstijl waardoor hij overgaat tot het plegen van vermogensdelicten. Er is sprake van middelengebruik van in ieder geval alcohol, cannabis en XTC maar ook andere middelen sluit GGZ Reclassering Fivoor niet uit. Tot slot kampt betrokkene met problemen op psychosociaal vlak (schizofrenie) en bevindt hij zich in een ongezond netwerk. Betrokkene wordt begeleid door het FACT team van GGZ Ingeest Noord-Holland Noord en ook door de reclassering zijn er reeds verschillende interventies ingezet (zowel ambulant als klinisch) met als doel het terugdringen van recidive. Tot slot is er in het verleden sprake geweest van een zorgmachtiging. Echter, tot op heden hebben deze interventies niet geleid tot het uitblijven van recidive. Betrokkene blijft strafbaar gedrag vertonen en zorgt voor maatschappelijke teloorgang. De afgelopen periode heeft de reclassering betrokkene meermaals gesproken en zijn motivatie voor gedragsverandering getoetst. GGZ Reclassering Fivoor is van mening dat de huidige motivatie van betrokkene te kwetsbaar is om hier een plan van aanpak op te maken. Betrokkene is sociaal wenselijk en intrinsieke motivatie ontbreekt. Dit is een bekend probleem bij betrokkene en heeft ervoor gezorgd dat eerdere trajecten zijn mislukt. Daarnaast lijkt er sprake van gebrekkig probleeminzicht. De reclassering is van mening dat er meer tijd nodig is om zowel de motivatie als het probleeminzicht van betrokkene te vergroten. Daarnaast vraagt de houding van betrokkene om een strakker kader. Dit alles kan volgens de reclassering het beste vormgegeven worden in een ISD-kader. Betrokkene kan gedurende de intramurale fase van de maatregel, zolang hij zijn PPC indicatie behoudt, verblijven op het PPC. Dit is reeds een klinische setting. Op het PPC kan met betrokkene worden toegewerkt naar het formuleren van een hulpvraag en behandeldoelen. Er kan diagnostisch onderzoek afgenomen worden en er is ruimschoots tijd om een adequaat plan van aanpak op te stellen voor tijdens de extramurale fase, waarin betrokkene alsnog een klinische opname kan doorlopen. Volgens de reclassering is dit niet mogelijk in het kader van een voorwaardelijke veroordeling gelet op de hoge kans op recidive en onttrekking aan voorwaarden.
Dit advies heeft [reclasseringswerker] , als getuige ter terechtzitting onderschreven en gehandhaafd.
De op te leggen maatregel
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor het opleggen van de ISD-maatregel stelt, namelijk:
- de door de verdachte begane feiten – met uitzondering van de feiten 1 en 3 (lokaalvredebreuk) – betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- de verdachte is in de vijf jaren voor feit 2 driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen;
- feit 2 onder parketnummer is begaan na tenuitvoerlegging hiervan;
- gelet op het advies van de reclassering en het strafblad van de verdachte moet er ernstig rekening mee gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verdachte op grond van de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers" van het Openbaar Ministerie aangemerkt wordt als een zeer actieve veelpleger.
De rechtbank kan zich bovendien vinden in het advies van de reclassering en neemt dit advies over. Het FACT team van GGZ Ingeest Noord-Holland Noord is bij de verdachte betrokken geweest en de reclassering heeft al verschillende interventies ingezet (zowel ambulant als klinisch) met als doel het terugdringen van recidive. Het door de raadsman geschetste alternatief van een lange (deels) voorwaardelijke sanctie die voldoende als stok achter de deur zou moeten gelden, verwerpt de rechtbank als reëel alternatief. Uit de justitiële documentatie van de verdachte blijkt immers dat deze rechtbank de verdachte op 13 april 2018 een gevangenisstraf heeft opgelegd voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde (onder meer) een klinische opname. Ook is er in het verleden sprake geweest van een zorgmachtiging. Al deze interventies hebben niet geleid tot het uitblijven van recidive. De verdachte blijft strafbare feiten plegen en er is sprake van maatschappelijke teloorgang. De verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding, is dakloos, gebruikt drank en drugs en heeft psychische problemen. De rechtbank ziet daarom geen andere zinvolle mogelijkheden meer dan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Binnen deze maatregel kan zowel binnen de intramurale als de extramurale fase worden ingezet op hulpverlening en begeleiding, waardoor toegewerkt kan worden naar een vermindering van de risicofactoren.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd.
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.