In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juli 2024 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, maar dat de pleegouders bereid en in staat zijn om de benodigde hulpverlening in te schakelen. De minderjarige verblijft momenteel bij zijn moeder, maar pendelt ook tussen zijn moeder en pleegouders. De kinderrechter heeft de zorgen over de thuissituatie bij zowel de pleegouders als de moeder meegewogen, maar is tot de conclusie gekomen dat een gedwongen hulpverleningskader niet nodig is. De pleegouders hebben zich gecommitteerd aan de hulpverlening en er zijn positieve stappen gezet in de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing afgewezen, met de overweging dat de pleegouders in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.