In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 31 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap Bergermeer B.V. en twee gedaagden die niet zijn verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder S. Baldinger, vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van een huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 mei 2024 de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden te overleggen, en om zich uit te laten over eventuele oneerlijke bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft hierop gereageerd met een akte op 5 juni 2024.
De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst getoetst aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en artikel 6:233 BW. De rechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst geliberaliseerd is en dat de huurprijswijzigingsbedingen en het rentebeding niet oneerlijk zijn. Echter, de bepalingen over buitengerechtelijke incassokosten zijn als oneerlijk beoordeeld, omdat deze de eisende partij de mogelijkheid bieden om ongelimiteerde kosten in rekening te brengen bij de consument. Deze artikelen zijn vernietigd en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen en de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.286,60, alsook in de proceskosten. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de vordering voor het overige afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.J. Dijk in aanwezigheid van de griffier.