ECLI:NL:RBNHO:2024:8071

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11089715 \ CV EXPL 24-1308
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene voorwaarden in huurovereenkomst tussen professionele verhuurder en consument

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 7 augustus 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap Beleggingsmaatschappij [eiser] B.V. en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen een professionele verhuurder en een consument, waarbij de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden heeft getoetst aan de hand van de geldende wet- en regelgeving. De eisende partij was eerder in de gelegenheid gesteld om de relevante algemene voorwaarden te overleggen en zich uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van bepaalde bedingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst valt onder de sociale huur en dat er bedingen in de algemene voorwaarden zijn die mogelijk oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. De rechter heeft onder andere het huurprijswijzigingsbeding beoordeeld en geconcludeerd dat dit beding niet oneerlijk is, omdat het verwijst naar de wettelijke regels omtrent huurprijswijzigingen. Echter, het beding met betrekking tot de rente en de buitengerechtelijke incassokosten is als oneerlijk beoordeeld en vernietigd, wat betekent dat de gevorderde rente en incassokosten zijn afgewezen.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij voor het overige toegewezen, omdat de huurachterstand meer dan drie maanden bedraagt. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en zal in de proceskosten worden veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.J. Dijk en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11089715 \ CV EXPL 24-1308
Uitspraakdatum: 7 augustus 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap
Beleggingsmaatschappij [eiser] B.V.
gevestigd te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: A.F. de Boer, gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 12 juni 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de van toepassing zijnde algemene voorwaarden te overleggen. Ook is de eisende partij in de gelegenheid om zich uit te laten over de eventuele oneerlijkheid van (bepaalde) bedingen in de algemene voorwaarden. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft de eisende partij een akte ingediend.

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van:huurovereenkomst woning(hierna: de huurovereenkomst) enAlgemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte juli 1998(hierna: de algemene voorwaarden)
2.1.
De kantonrechter constateert dat sprake is van sociale huur.
2.2.
Omdat het hier gaat om een professionele verhuurder en een consument-huurder, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument (in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit kan immers gevolgen hebben voor (de hoogte van) de vordering. Artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.3.
Bedingen waaraan de huurder gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, zijn oneerlijk als deze in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en plichten die de huurder op grond van de overeenkomst heeft, aanzienlijk verstoort in het nadeel van de huurder. Het gaat om een beoordeling van de bedingen op het moment dat de overeenkomst werd gesloten. Of de verhuurder de huurder ook daadwerkelijk aan die bedingen houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is niet relevant. Als een beding wegens onredelijkheid wordt vernietigd, kan de verhuurder niet terugvallen op een eventuele wettelijke regeling over het zelfde onderwerp.
Huurprijswijzigingsbeding
2.4.
Artikel 4 van de huurovereenkomst betreft een huurprijswijzigingsbeding en luidt als volgt: “
De huurprijs kan op voorstel van verhuurder voor het eerst per 1 juli 2000 en vervolgens jaarlijks worden gewijzigd met een percentage dat gelijk is aan het op de ingangsdatum van die wijziging wettelijk toegestane maximale percentage zoals dat jaarlijks door de minister van VROM wordt vastgesteld voor woonruimte met een niet-geliberaliseerde huurprijs.”
2.5.
Omdat het beding verwijst naar de wettelijke regels omtrent het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel als niet oneerlijk kan worden beschouwd.
Rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
2.6.
In de algemene voorwaarden is onder meer de volgende bepaling opgenomen:
“Artikel 18.
1. Huurder is in verzuim door het enkele verloop van een bepaalde termijn.
2. Voor elk geval dat huurder in verzuim is, is hij van rechtswege 1% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom van de vervaldatum tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom. Hierbij wordt een gedeelte van een maand als een volle maand aangemerkt.
3. Indien een der partijen toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van enige verplichting welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op haar rust en de andere partij daardoor gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moet nemen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de tekortschietende partij.
4. Ingeval het tekortschieten bestaat uit de niet tijdige betaling van een geldsom en in verband met de incassering daarvan buitengerechtelijke kosten moeten worden gemaakt, worden deze hierbij bepaald op tenminste 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van fl. 250,- of de tegenwaarde daarvan in euro’s. In het geval de buitengerechtelijke incasso door een gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw geschiedt, dienen deze bedragen vermeerderd te worden met de door verhuurder aan zijn gemachtigde raadsman/raadsvrouw over de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde omzetbelasting.
5. De aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ontstaat pas nadat de partij die tekortschiet, schriftelijk door de andere partij is aangemaand, waarbij haar een redelijke termijn tot nakoming is gesteld en de nakoming binnen die termijn uitblijft.”
2.7.
De bedongen rente bedraagt in dit geval 1% per maand. Dat is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom oneerlijk, wat betekent dat het beding wordt vernietigd. Dit betekent dat de gevorderde rente wordt afgewezen.
2.8.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten als volgt. De algemene voorwaarden moeten worden getoetst aan de hand van de wet- en regelgeving die gold op het moment waarop de overeenkomst is gesloten. Op 1 juni 2000 was op een vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten artikel 6:96 lid 2 BW en het Rapport Voorwerk II van toepassing. Op grond van het Rapport Voorwerk II wordt aan de hand van vaste tarieven op basis van het geldende liquidatietarief een bedrag toegewezen. Er is dus sprake van gelimiteerde kosten. Artikel 18 van de algemene voorwaarden verwijst echter niet naar artikel 6:96 lid 2 BW en het Rapport Voorwerk II. Het biedt de eisende partij de mogelijkheid om ongelimiteerd kosten in rekening te brengen bij de consument indien er als gevolg van het verzuim maatregelen moeten worden genomen. Daarmee verstoort dit beding het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument en is sprake van een oneerlijk beding. De eisende partij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter vernietigt daarom dit beding en wijst de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af.
2.9.
Artikel 18 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Ontbinding, ontruiming, huurachterstand en gebruiksvergoeding
2.10.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Daarbij is van belang dat de huurachterstand meer dan drie maanden bedraagt.
2.11.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partij wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Conclusie en proceskosten
2.12.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor het nemen van de akte blijven voor de eisende partij omdat het aan haar te wijten was dat het nodig was om deze te nemen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij om het perceel aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats 2] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken – voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn – en onder overgave der sleutels ter vrije beschikking van de verhuurder te stellen;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 2.448,16 aan achterstallige huurpenningen (tot en met april 2024);
3.4.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 612,04 per maand, voor iedere maand dat de huurder het gehuurde vanaf 1 mei 2024 in gebruik houdt;
3.5.
veroordeelt de huurder in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de verhuurder begroot op:
€ 136,72 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.6.
verklaart deze veroordeling(en) tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter