ECLI:NL:RBNHO:2024:8070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11069449 \ CV EXPL 24-1156
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 31 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Innova Energie B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 623,82 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten en de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst, aangezien de vordering gebaseerd was op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De rechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij had voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft onder andere de verplichting om de consument duidelijk te informeren over de duur van de overeenkomst en de opzegtermijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij essentiële informatie niet tijdig en duidelijk had verstrekt, wat leidde tot de conclusie dat de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd moest worden. De rechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom verminderd en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een aangepast bedrag, inclusief proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en naleving van informatieplichten in consumentenovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11069449 \ CV EXPL 24-1156
Uitspraakdatum: 31 juli 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Innova Energie B.V.
gevestigd te Delft
de eisende partij
gemachtigde: B.E.J. Caminada
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 623,82 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Zij heeft ter onderbouwing onder meer overgelegd het belscript en de contractbevestiging.
2.4.
Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder p BW heeft voldaan. Op grond van artikel 6:230m lid 1 onder p BW geldt namelijk dat het voor de consument duidelijk moet zijn voor welke periode hij ten minste aan de overeenkomst gebonden is. De consument moet tijdens het aanmeldproces duidelijk op deze informatie worden gewezen zonder dat hij deze informatie zelf moet opzoeken. In dit geval blijkt uit artikel 21.2 van de algemene voorwaarden dat sprake is van een opzegtermijn van 30 dagen en uit artikel 21.3 van die voorwaarden volgt dat de consument dan wel een opzegvergoeding moet betalen. Uit de stellingen in de dagvaarding en de overgelegde stukken blijkt echter niet dat de gedaagde partij op die informatie is gewezen tijdens het aanmeldproces. De eisende partij heeft niet aangetoond dat aan deze informatieplicht is voldaan.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - onvoldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan. Uit de stukken blijkt namelijk niet duidelijk dat de eisende partij heeft voldaan aan de informatieplicht zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub p BW.
De contractuele informatieplicht
2.6.
Ook voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij nagelaten (voldoende) te stellen en onderbouwen dat deze is nagekomen. Zij heeft enkel verwezen naar de contractbevestiging, maar dit stuk bevat niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Immers, het telefoonnummer en het geografische adres waar de eisende partij is gevestigd ontbreken (artikel 6:230m lid 1 onder b BW). Daarnaast ontbreekt de informatie zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder p BW.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze drie schendingen een sanctie toepassen.
Welke sancties horen hierbij?
2.8.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.9.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplicht(en) zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder p BW en artikel 6:230v lid 2 BW geschonden. Daarnaast heeft zij de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing vanContractvoorwaarden Particuliere Kleinverbruikaansluitingen(hierna: de contractvoorwaarden) enAlgemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers (april 2017)(hierna: de algemene voorwaarden)
2.10.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Eindnota
2.11.
In de algemene voorwaarden is ten aanzien van de eindnota een beding (artikel 12.3) opgenomen. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding niet als oneerlijk kan worden aangemerkt.
Opzegvergoeding
2.12.
Artikel 3.6 van de contractvoorwaarden betreft een opzegvergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat voornoemd beding niet oneerlijk is, omdat het aansluit bij de wettelijke regeling. De gevorderde opzegvergoeding is toewijsbaar, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Rentebeding
2.13.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden betreft een rentebeding:
“(…) Betaalt u te laat? Dan informeren wij u eerst schriftelijk of digitaal dat u in verzuim bent. U krijgt dan nog veertien kalenderdagen de tijd om te betalen zonder dat wij hiervoor extra kosten in rekening brengen. Ook informeren wij u over de gevolgen als u niet alsnog binnen deze veertien kalenderdagen betaalt. Dan moet u ons de gewone wettelijke rente betalen.(…)”
2.14.
Het rentebeding in artikel 12.6 van de algemene voorwaarden is in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW. Daarbij speelt mee dat partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen en dat de consument (pas) de wettelijke rente is verschuldigd als hij niet binnen de hiervoor genoemde termijn van veertien kalenderdagen heeft betaald. Dit beding is daarom niet oneerlijk.
Incassobeding
2.15.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden ziet ook op de incassokosten. Dit beding is oneerlijk, omdat het beding in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
Wat is toewijsbaar?
2.16.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 523,83 (€ 623,82 – € 100,00 aan opzegvergoeding) een bedrag van € 392,87 (€ 523,82 x 0,75) toewijsbaar.
2.17.
De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 73,93.
2.18.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom en gelet op 12.6 van de algemene voorwaarden) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie en kosten
2.19.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 566,8‬0, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 492,87 vanaf 19 april 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 113,54 wegens dagvaardingskosten,
€ 328,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).