ECLI:NL:RBNHO:2024:8068

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11099824 \ CV EXPL 24-1402
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in een overeenkomst op afstand tussen handelaar en consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Budget Thuis B.V. en een consument. De eisende partij, Budget Thuis B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 2.529,96 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten en de algemene voorwaarden van de overeenkomst op afstand getoetst, waarbij de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek (BW) centraal stonden. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat zij aan deze informatieplichten had voldaan, met name met betrekking tot de duur van de overeenkomst en de opzegtermijn. Hierdoor heeft de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, waarbij 25% van de hoofdsom werd afgewezen. De kantonrechter heeft ook de algemene voorwaarden beoordeeld op oneerlijke bedingen, waarbij enkele bepalingen als oneerlijk werden aangemerkt en vernietigd. Uiteindelijk werd de vordering gedeeltelijk toegewezen, en de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 1.897,47, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11099824 \ CV EXPL 24-1402
Uitspraakdatum: 31 juli 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Budget Thuis B.V., voorheen genaamd
NutsServices B.V., handelend onder de naam
BudgetEnergie
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 2.529,96 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het aanmeldproces voorzien van een toelichting overgelegd.
2.4.
Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder o en p BW heeft voldaan. Immers, de duur van de overeenkomst ontbreekt. Daarnaast geldt dat op grond van artikel 6:230m lid 1 onder p BW het voor de consument duidelijk moet zijn voor welke periode hij ten minste aan de overeenkomst gebonden is. De consument moet tijdens het bestelproces duidelijk op deze informatie worden gewezen zonder dat hij deze informatie zelf moet opzoeken. In dit geval blijkt uit artikel 21.2 van de algemene voorwaarden dat sprake is van een opzegtermijn van 30 dagen en uit artikel 21.3 van die voorwaarden volgt dat de consument dan wel een opzegvergoeding moet betalen. Uit de stellingen in de dagvaarding en de overgelegde stukken blijkt echter niet dat de gedaagde partij op die informatie is gewezen tijdens het bestelproces. De eisende partij heeft niet aangetoond dat aan deze informatieplicht is voldaan.
2.5.
De in artikel 6:230m lid 1, onder a, e, o en p, BW genoemde informatie dient op een duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zich aanmeldt te worden verstrekt (artikel 6:230v lid 2 BW). De eisende partij heeft – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - onvoldoende gesteld en onderbouwd dat aan deze wettelijke eis is voldaan.
2.6.
De kantonrechter zal voor deze drie schendingen een sanctie toepassen.
2.7.
De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de verplichting die uit artikel 6:230v lid 3 BW voortvloeit.
De contractuele informatieplicht
2.8.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij voldoende gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen.
Welke sancties horen hierbij?
2.9.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.10.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplichten zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder o en p BW geschonden. Daarnaast heeft zij de precontractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 2 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van deLeveringsovereenkomst(hierna: de overeenkomst) en deAlgemene voorwaarden van Budget Energie voor levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers 2017 (geldig vanaf 1 april 2017)(hierna: de algemene voorwaarden)
2.11.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Prijswijzigingsbeding
2.12.
Artikel 19.3 en artikel 19.4 van de algemene voorwaarden betreft een prijswijzigingsbeding en luidt als volgt:
“19.3 Wij kunnen met elkaar afspreken dat wij de leveringstarieven mogen veranderen tijdens de overeenkomst. Redenen hiervoor zijn overheidsbesluiten en de ontwikkelingen op de markt voor elektriciteit of gas, waaronder prijsontwikkeling op de groothandelsmarkten voor elektriciteit of gas, wijzigingen met betrekking tot marge en prijs- en inkooprisico's, wijzigingen in de kostenstructuur voor het betreffende product en wijzigingen in onze algemene kostenstructuur. Ook andere, uitzonderlijke, omstandigheden kunnen een reden zijn om de leveringstarieven te veranderen, in dat geval zal deze reden duidelijk aan u uitgelegd worden.
19.4
Veranderen wij de leveringstarieven? Dan informeren we u schriftelijk of digitaal. Wij informeren u tijdig voordat wij deze tarieven veranderen en wij melden dan ook dat u onze overeenkomst zonder vaste einddatum mag beëindigen. Daarvoor gelden wel deze voorwaarden. Deze bepaling geldt niet voor een wijziging van de tarieven door een wijziging van de overheidsheffingen of de belastingen.”
2.13.
Het prijswijzigingsbeding moet worden aangemerkt als een kernbeding, omdat de mogelijkheid om de tarieven te wijzigen de essentie van een energiecontract inhoudt.
2.14.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding op zichzelf voor de consument grammaticaal juist en begrijpelijk is. Weliswaar is het voor de consument op basis van de hierboven geciteerde formulering niet mogelijk met name de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien te overzien (anders dan dat hij rekening moet houden met tariefsverhogingen), maar die eis behoeft in dit geval wel enige nuancering. Immers, van de eisende partij kan niet worden verlangd zodanige criteria te formuleren wanneer ook voor de eisende partij zelf de genoemde redenen moeilijk (zo niet onmogelijk) nader te specificeren zijn in een algemene voorwaarde. Zo is op voorhand niet aan te geven welke (toekomstige) overheidsbesluiten van invloed zijn op de prijsontwikkeling noch welke prijsontwikkelingen zich op de groothandelsmarkt voor elektriciteit of gas voordoen, terwijl ook wijzigingen met betrekking tot marge van prijs- en inkooprisico’s, wijzigingen in de kostenstructuur voor het betreffende product en wijzigingen in de algemene kostenstructuur evenmin op voorhand nader zijn te specificeren. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval het transparantievereiste niet eist dat de gevolgen van het beding ook vooraf precies kwantificeerbaar zijn. In zoverre acht de kantonrechter het beding voldoende transparant. De gemiddelde consument begrijpt, althans moet kunnen begrijpen, dat bij prijsontwikkeling als gevolg van overheidsbesluiten of prijsontwikkelingen op de handelsmarkt de tarieven aangepast moeten kunnen worden. Anders ligt dit ten aanzien van de niet nader benoemde ‘uitzonderlijke omstandigheden’. Dat is in het wijzigingsbeding te algemeen gesteld en behoeft dan ook nadere invulling en omschrijving. In zoverre is wel sprake van intransparantie. Hier zal de kantonrechter echter geen consequenties aan verbinden, nu het niet goed mogelijk is de bedoelde uitzonderlijke omstandigheden nader te concretiseren zonder het aantal daaronder vallende gebeurtenissen te beperken.
Eindnota
2.15.
In de algemene voorwaarden is ten aanzien van de eindnota een beding (artikel 12.3) opgenomen. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding niet als oneerlijk kan worden aangemerkt.
Rentebeding
2.16.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden betreft een rentebeding:
“(…) Betaalt u te laat? Dan informeren wij u eerst schriftelijk of digitaal dat u in verzuim bent. U krijgt dan nog veertien kalenderdagen de tijd om te betalen zonder dat wij hiervoor extra kosten in rekening brengen. Ook informeren wij u over de gevolgen als u niet alsnog binnen deze veertien kalenderdagen betaalt. Dan moet u ons de gewone wettelijke rente betalen.(…)”
2.17.
Het rentebeding in artikel 12.6 van de algemene voorwaarden is in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW. Daarbij speelt mee dat partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen en dat de consument (pas) de wettelijke rente is verschuldigd als hij niet binnen de hiervoor genoemde termijn van veertien kalenderdagen heeft betaald. Dit beding is daarom niet oneerlijk.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.18.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden ziet ook op de incassokosten. Dit beding is op zichzelf niet oneerlijk, omdat het beding in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
2.19.
In de overeenkomst is ook een beding opgenomen over de buitengerechtelijke incassokosten en luidt als volgt:
“(…) Kosten bij te late betaling. Betaalt u te laat? Dan sturen we u een herinnering. Voor elke factuur die niet binnen de herinneringstermijn van veertien dagen is betaald, ontvangt u een aanmaning waarop wij u € 15,- in rekening brengen.
Wij stellen u in gebreke als u de aanmaning niet betaalt. Hiervoor brengen we € 25,- in rekening.
Wanneer u niet binnen de gestelde termijn van de ingebrekestelling heeft betaald, moeten we gerechtelijke incassomaatregelen nemen. Die kosten zijn wettelijk vastgesteld en worden apart bij u in rekening gebracht. Het gaat dan om incassokosten van 15%van het factuurbedrag met een minimum van € 40,- (…).”
2.20.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In een eerdere uitspraak in een andere zaak (ECLI:NL:RBNHO:2023:10445, te vinden op rechtspraak.nl) heeft de kantonrechter dit beding oneerlijk bevonden. De kantonrechter ziet geen reden om daar nu anders over te denken en vernietigt daarom dit beding. De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
Wat is toewijsbaar?
2.21.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 2.529,96, een bedrag van € 1.897,47‬ (€ 2.529,96 x 0,75) toewijsbaar.
Verschenen rente
2.22.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie en kosten
2.23.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.24.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.897,47‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 113,54 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).