ECLI:NL:RBNHO:2024:8066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11052039 \ CV EXPL 24-1039
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen de besloten vennootschap Noord Energie B.V. en een consument. De eisende partij, Noord Energie B.V., heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 413,35, vermeerderd met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De rechtbank heeft ambtshalve de informatieplichten en de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst, aangezien de overeenkomst tussen een handelaar en een consument buiten de verkoopruimte is gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft weliswaar een vertelscript en contractbevestiging overgelegd, maar deze documenten voldeden niet aan de eisen van transparantie en duidelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de eisende partij essentiële informatie over de levering van energie niet tijdig en duidelijk had verstrekt, wat leidde tot een schending van de informatieplichten.

De kantonrechter heeft de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, waarbij 25% van de hoofdsom werd afgewezen. De rechtbank heeft ook de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld en vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals het prijswijzigingsbeding, niet transparant genoeg waren. De vordering van de eisende partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 310,01 en de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11052039 \ CV EXPL 24-1039
Uitspraakdatum: 31 juli 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Noord Energie B.V.
gevestigd te Heerenveen
de eisende partij
gemachtigde:
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 413,35, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De overeenkomst is gesloten buiten de verkoopruimte via een tussenpersoon. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p en 6:230t lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3.
De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij (via haar tussenpersoon) heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230t lid 1 BW. Zij heeft ter onderbouwing onder meer overgelegd het zogeheten ‘vertelscript’ en de contractbevestiging.
2.4.
Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g en 6:230t lid 1 BW heeft voldaan. Uit het vertelscript blijkt immers niet wanneer met de levering van energie en/of gas wordt gestart. Er wordt slechts vermeld (in algemene zin) wat de minimumduur is van de overeenkomst. Ook heeft de eisende niet (voldoende) toegelicht dat zij heeft voldaan aan het gestelde in artikel 6:230t lid 1 BW. Uit de toelichting van de eisende partij blijkt dat het aanbod naar de consument is gemaild (en dus niet op papier is verstrekt) zonder dat duidelijk is of de consument hier (uitdrukkelijk) mee heeft ingestemd.
De contractuele informatieplicht
2.5.
De eisende partij heeft gesteld dat zij heeft voldaan aan artikel 6:230v lid 7 BW (de kantonrechter begrijpt 6:230t lid 2 BW en zal dit in het vervolg ook zo verbeterd lezen) en verwijst ter onderbouwing naar de contractbevestiging. De eisende partij heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat zij aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230t lid 2 BW heeft voldaan.
Welke sancties horen hierbij?
2.6.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7.
In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplichten zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder g en 6:230t lid 1 BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, te weten voor
25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing vanProductvoorwaarden Stroom en GasenAlgemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers (geldig vanaf 1 april 2017)(hierna: de algemene voorwaarden)
2.8.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Prijswijzigingsbeding
2.9.
Artikel 19.3 en artikel 19.4 betreft een prijswijzigingsbeding en luidt als volgt:
“19.3 Wij kunnen met elkaar afspreken dat wij de leveringstarieven mogen veranderen tijdens de overeenkomst. Redenen hiervoor zijn overheidsbesluiten en de ontwikkelingen op de markt voor elektriciteit of gas, waaronder prijsontwikkeling op de groothandelsmarkten voor elektriciteit of gas, wijzigingen met betrekking tot marge en prijs- en inkooprisico's, wijzigingen in de kostenstructuur voor het betreffende product en wijzigingen in onze algemene kostenstructuur. Ook andere, uitzonderlijke, omstandigheden kunnen een reden zijn om de leveringstarieven te veranderen, in dat geval zal deze reden duidelijk aan u uitgelegd worden.
19.4
Veranderen wij de leveringstarieven? Dan informeren we u schriftelijk of digitaal. Wij informeren u tijdig voordat wij deze tarieven veranderen en wij melden dan ook dat u onze overeenkomst zonder vaste einddatum mag beëindigen. Daarvoor gelden wel deze voorwaarden. Deze bepaling geldt niet voor een wijziging van de tarieven door een wijziging van de overheidsheffingen of de belastingen.”
2.10.
Het prijswijzigingsbeding moet worden aangemerkt als een kernbeding, omdat de mogelijkheid om de tarieven te wijzigen de essentie van een energiecontract inhoudt.
2.11.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding op zichzelf voor de consument grammaticaal juist en begrijpelijk is. Weliswaar is het voor de consument op basis van de hierboven geciteerde formulering niet mogelijk met name de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien te overzien (anders dan dat hij rekening moet houden met tariefsverhogingen), maar die eis behoeft in dit geval wel enige nuancering. Immers, van de eisende partij kan niet worden verlangd zodanige criteria te formuleren wanneer ook voor de eisende partij zelf de genoemde redenen moeilijk (zo niet onmogelijk) nader te specificeren zijn in een algemene voorwaarde. Zo is op voorhand niet aan te geven welke (toekomstige) overheidsbesluiten van invloed zijn op de prijsontwikkeling noch welke prijsontwikkelingen zich op de groothandelsmarkt voor elektriciteit of gas voordoen, terwijl ook wijzigingen met betrekking tot marge van prijs- en inkooprisico’s, wijzigingen in de kostenstructuur voor het betreffende product en wijzigingen in de algemene kostenstructuur evenmin op voorhand nader zijn te specificeren. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval het transparantievereiste niet eist dat de gevolgen van het beding ook vooraf precies kwantificeerbaar zijn. In zoverre acht de kantonrechter het beding voldoende transparant. De gemiddelde consument begrijpt, althans moet kunnen begrijpen, dat bij prijsontwikkeling als gevolg van overheidsbesluiten of prijsontwikkelingen op de handelsmarkt de tarieven aangepast moeten kunnen worden. Anders ligt dit ten aanzien van de niet nader benoemde ‘uitzonderlijke omstandigheden’. Dat is in het wijzigingsbeding te algemeen gesteld en behoeft dan ook nadere invulling en omschrijving. In zoverre is wel sprake van intransparantie. Hier zal de kantonrechter echter geen consequenties aan verbinden, nu het niet goed mogelijk is de bedoelde uitzonderlijke omstandigheden nader te concretiseren zonder het aantal daaronder vallende gebeurtenissen te beperken.
Eindnota
2.12.
In de algemene voorwaarden is ten aanzien van de eindnota een beding (artikel 12.3) opgenomen. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding niet als oneerlijk kan worden aangemerkt.
Rente- en incassobeding
2.13.
Het rente- en incassobeding in artikel 12.6 van de algemene voorwaarden is in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW, artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Dit beding is daarom niet oneerlijk.
2.14.
Uit de overgelegde bevestigingsbrief blijkt dat op de onderhavige overeenkomst ook de Productvoorwaarden Stroom en Gas van toepassing zijn verklaard. De eisende partij heeft deze productvoorwaarden echter niet overgelegd. Nu de van toepassing zijnde productvoorwaarden niet kunnen worden getoetst, zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten en rente worden afgewezen. Onduidelijk is namelijk of de eisende partij rente- en incassobedingen heeft bedongen in haar productvoorwaarden.
Wat is toewijsbaar?
2.15.
De eisende partij heeft een opzegvergoeding gevorderd. Anders dan de eisende partij stelt blijkt dit niet uit de eindnota. Bovendien heeft de eisende niet onderbouwd toegelicht wat de grondslag is van deze vordering. Voor zover al door de eisende partij een opzegvergoeding wordt gevorderd, zal deze worden afgewezen.
2.16.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 413,35 een bedrag van € 310,01 (€ 413,35 x 0,75) toewijsbaar.
Conclusie en kosten
2.17.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.18.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € € 310,01;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 113,54 wegens dagvaardingskosten,
€ 130,00 wegens griffierecht en
€ 82,00 wegens salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).