ECLI:NL:RBNHO:2024:8065

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11147752 \ CV EXPL 24-1598
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de vennootschap Hoist Finance AB, vertegenwoordigd door NDA Incasso B.V., en de gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 2.232,42, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente, proceskosten en nakosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar, Vattenfall Sales Nederland N.V., en een consument. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten en de algemene voorwaarden getoetst, waarbij hij zich baseerde op de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat aan de informatieplichten was voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden beoordeeld op mogelijke oneerlijke bedingen, in lijn met de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter concludeerde dat de bedingen met betrekking tot de eindnota, het rentebeding en de incassokosten niet oneerlijk waren en in overeenstemming met de wet. De eisende partij had echter niet voldoende onderbouwd dat de gedaagde partij de overeenkomst niet had opgezegd, wat leidde tot afwijzing van dat deel van de vordering. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 2.466,42, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11147752 \ CV EXPL 24-1598
Uitspraakdatum: 25 juli 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
Hoist Finance AB, rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap
Vattenfall Sales Nederland N.V.
gevestigd te Stockholm (Zweden)
de eisende partij
gemachtigde: NDA Incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 2.232,42, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsing vanProductvoorwaarden algemeen deel(hierna: de productvoorwaarden) enAlgemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers (april 2017)(hierna: de algemene voorwaarden)
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Eindnota
2.5.
In de algemene voorwaarden is ten aanzien van de eindnota een beding (artikel 12.3) opgenomen. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding niet als oneerlijk kan worden aangemerkt.
Rentebeding
2.6.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden betreft een rentebeding:
“(…) Betaalt u te laat? Dan informeren wij u eerst schriftelijk of digitaal dat u in verzuim bent. U krijgt dan nog veertien kalenderdagen de tijd om te betalen zonder dat wij hiervoor extra kosten in rekening brengen. Ook informeren wij u over de gevolgen als u niet alsnog binnen deze veertien kalenderdagen betaalt. Dan moet u ons de gewone wettelijke rente betalen.(…)”
2.7.
Het rentebeding in artikel 12.6 van de algemene voorwaarden is in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW. Daarbij speelt mee dat partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen en dat de consument (pas) de wettelijke rente is verschuldigd als hij niet binnen de hiervoor genoemde termijn van veertien kalenderdagen heeft betaald. Dit beding is daarom niet oneerlijk.
Incassobeding
2.8.
Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden ziet ook op de incassokosten. Daarnaast is in artikel 15 van de productvoorwaarden een incassobeding opgenomen. Deze bedingen zijn niet oneerlijk, omdat de bedingen in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
Wat is toewijsbaar?
2.9.
De eisende partij heeft gesteld dat de gedaagde partij de overeenkomst niet heeft opgezegd. Hierbij heeft de eisende partij toegelicht dat de dienstverlening is beëindigd wegens wanbetaling op grond van de wet en/of de voorwaarden. Uit de eindafrekening blijkt echter dat bij de gedaagde partij in totaal een bedrag van € 100,00 aan opzegvergoeding in rekening is gebracht. De eisende partij heeft de grondslag voor dit gedeelte van de vordering niet gesteld en onderbouwd. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.10.
De eisende partij vordert de wettelijke rente vanaf de dag dat de gedaagde partij in verzuim is. Gelet op de tussen partijen overeengekomen rentebeding, zoals hiervoor geciteerd, heeft de eisende partij hiermee een te hoog bedrag aan vervallen rente berekend en gevorderd. Daarom wordt dit deel van de vordering afgewezen. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.12 is overwogen zal de wettelijke rente worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.11.
De vorderingen komen voor het overige de kantonrechter overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen.
Conclusie en kosten
2.12.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.466,42‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.132,42 vanaf 28 mei 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 137,39 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 204,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 102,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).