6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft in een periode van negen maanden meerdere keren een tongzoen gegeven aan een zevenjarig meisje, op wie hij op dat moment aan het oppassen was. Dit vond plaats in de woning van de opa en oma van het slachtoffer, waar zij zeer regelmatig verbleef en waar de verdachte destijds woonde.
De verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het zeer jonge slachtoffer. Het slachtoffer was aan de zorg en waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd en bevond zich in een woning waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte lijkt enkel oog te hebben gehad voor zijn eigen behoeften. Dat het slachtoffer tot op heden de gevolgen van dit feit ondervindt, blijkt ook uit de ter terechtzitting namens haar voorgelezen slachtofferverklaring.
Tijdsverloop
In de strafmaat weegt de rechtbank mee dat het bewezen verklaarde feit ruim tien jaar geleden heeft plaatsgevonden.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het op naam van de verdachte staande strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 12 juni 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2005 is veroordeeld voor het plegen van ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar. Deze veroordeling is dermate lang geleden dat de rechtbank deze veroordeling niet in het nadeel van de verdachte zal meewegen in de strafmaat.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op Psychologisch onderzoek Pro Justitia van 26 april 2023, opgesteld en ondertekend door [psycholoog], GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is een autismespectrumstoornis en een posttraumatische stressstoornis vastgesteld. Een pedofiele stoornis is uitgesteld. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was dit ook zo. Betrokkenes autismespectrumstoornis heeft zijn handelings- en keuzevrijheid ten tijde van de ten laste gelegde feiten beperkt. Er is sprake van een grote behoefte aan liefde en affectie, die vanuit deficiënties in de sociale intelligentie niet goed wordt afgestemd. Betrokkene heeft gebrekkige empathische vermogens en wordt in zijn handelen weinig geremd door besef van de gevoelens en gedachten van de ander. Het advies luidt om betrokkene dit (de rechtbank begrijpt: het onder 1) ten laste gelegde feit (indien bewezen) in verminderde mate toe te rekenen.
Behandeling gericht op de risicofactoren is geïndiceerd. In behandeling kan hij werken aan het herkennen en toetsen van grenzen bij de ander, en het adequaat herkennen en uiten van de eigen gevoelens. Om de beschermende factoren te versterken zou hij baat hebben bij praktische ondersteuning. Te denken valt aan werk of dagbesteding en administratie, maar ook zicht op het sociale netwerk. Hoewel betrokkene zich als sociaal en open presenteert, lijkt hij weinig te delen over problemen en emoties met zijn omgeving. Veel van zijn dagelijkse contacten vinden plaats op straat en zijn oppervlakkig. Het versterken van het steunnetwerk is daarom van belang.
Behandeling zou bij een bewezenverklaring plaats kunnen vinden in de vorm van een ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht. Voor ondersteuning bij werk of dagbesteding, wonen, en administratie, zou een begeleide woonvorm goed bij betrokkene kunnen aansluiten. Mocht hij bij zijn vader gaan wonen, dan zou een FACT-team zorg en ondersteuning kunnen bieden.
Met de conclusies van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. De rechtbank neemt deze over. Het bewezen verklaarde feit wordt in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 4 juli 2024, opgesteld en ondertekend door [reclasseringswerker], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Geadviseerd wordt – kort gezegd – aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 200 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 76 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen zoals namens de reclassering is geadviseerd in bovengenoemd advies, met uitzondering van het geadviseerde contactverbod met aangeefsters. Hiertoe ziet de rechtbank gelet op het tijdsverloop (feit 1) en op de vrijspraak (feit 2) geen aanleiding.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de wettelijke grondslag om de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren ontbreekt. Gelet op de inschatting van het recidiverisico in bovengenoemd reclasseringsadvies en het gegeven dat op het strafblad van de verdachte geen nieuwe zaken zijn geregistreerd sinds het onderhavige feit, is er geen reden om er ernstig rekening mee te houden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist.