Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Woningstichting Rochdale
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft Woningstichting Rochdale, gevestigd te Amsterdam, [gedaagde] gedagvaard in kort geding met als doel de ontruiming van een woning. De dagvaarding vond plaats op 11 juli 2024 en de mondelinge behandeling op 30 juli 2024, waarbij [gedaagde] niet verschenen was. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen [gedaagde]. Rochdale vorderde primair dat [gedaagde] uiterlijk 1 september 2024 de woning zou ontruimen, omdat hij volgens de huurovereenkomst zijn hoofdverblijfplaats niet in de woning had. Rochdale stelde dat zij meermaals contact had geprobeerd te leggen met [gedaagde] en hem 18 keer had bezocht, maar dat hij niet thuis was aangetroffen.
De kantonrechter oordeelde dat de primaire vordering toewijsbaar was, omdat deze spoedeisend was en niet onrechtmatig of ongegrond leek. Aangezien [gedaagde] niet was verschenen, werden de stellingen van Rochdale niet betwist. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] zijn verplichtingen als huurder had geschonden door niet op het adres van de woning te verblijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, maar de verzoeken van Rochdale om zelf met behulp van een deurwaarder de woning te ontruimen werden afgewezen, omdat zij voldoende aan een ontruimingsvonnis had.
De proceskosten werden toegewezen aan Rochdale, omdat [gedaagde] ongelijk kreeg. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees de overige gevorderde voorzieningen af. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.J. Jansen op 6 augustus 2024 in aanwezigheid van de griffier.