ECLI:NL:RBNHO:2024:7935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
11011236 \ CV EXPL 24-861
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg over opzegtermijn in huurovereenkomst tussen schoonheidsverzorging en nagelstyling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een onderneming in schoonheidsverzorging, en [gedaagde], die zich bezighoudt met nagelstyling. De zaak betreft een huurovereenkomst waarin onduidelijkheid is ontstaan over de opzegtermijn. [eiseres] heeft [gedaagde] een huur- en samenwerkingsovereenkomst aangeboden, waarin een opzegtermijn van twee maanden werd vermeld. [gedaagde] heeft deze overeenkomst opgezegd, maar [eiseres] betwist de geldigheid van deze opzegging en vordert betaling van achterstallige huur.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst een opzegtermijn van twee maanden heeft, die ingaat op 1 februari 2024. [gedaagde] heeft de huur van november en december 2023 niet betaald, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] tot betaling van € 1.573,00 aan [eiseres] moet worden veroordeeld. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten zijn door beide partijen zelf te dragen, gezien het feit dat zij over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

De uitspraak is gedaan op basis van de Haviltex-formule, waarbij de rechter de bedoeling van partijen bij de overeenkomst heeft onderzocht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] er vanuit mocht gaan dat de opzegtermijn van twee maanden vanaf de aanvang van de overeenkomst gold, en dat de overeenkomst door de opzegging is geëindigd op 1 januari 2024. De rechter heeft de vordering van [eiseres] voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11011236 \ CV EXPL 24-861
Uitspraakdatum: 7 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. S. Kahraman
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 12 maart 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 26 juli 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 16 juli 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een onderneming in schoonheidsverzorging, pedicure en manicure en in het bijzonder in wenkbrauwbehandelingen. [gedaagde] houdt zich in haar onderneming bezig met nagelstyling en nagelverzorging.
2.2.
Naar aanleiding van een advertentie van [eiseres] zijn partijen met elkaar in contact gekomen over de huur van een plek in de salon van [eiseres] voor [gedaagde] en een samenwerking.
2.3.
Op 4 augustus 2023 heeft [gedaagde] per WhatsApp aan [eiseres] gevraagd of zij eerst een proeftijd van bijvoorbeeld twee of drie maanden kan krijgen voordat zij een overeenkomst voor de duur van een jaar ondertekent. Ook heeft [gedaagde] gevraagd om een voorbeeldovereenkomst.
2.4.
[eiseres] heeft op 4 augustus 2023 per WhatsApp aan [gedaagde] laten weten dat zij een model contract zal toesturen. Ook heeft [eiseres] aan [gedaagde] laten weten:
“Op jouw verzoek over de proefperiode: Mijn tegenvoorstel is een jaar contract met directe ingang van een opzegtermijn van 2 maanden. Dit betekend dat je elk moment dit kan inzetten, met de enkele voorwaarden gebruik te maken van het opzegtermijn. Ik denk namelijk dat je een goede indruk kan krijgen of dit wat voor jou is in minimaal een tijdsbestek van 4 maanden. Maar weet dat alles in overleg gaat. En als wij beide merken dat het niet gaat, dan kunnen we onderling altijd zitten. Dus voel je ook vrij hierin om je in de toekomst hierover uit te spreken.”.
2.5.
Op 8 augustus 2023 heeft [eiseres] via WhatsApp een huur- en samenwerkingsovereenkomst aan [gedaagde] doen toekomen. Daarbij heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat de opzegtermijn is aangepast naar wat partijen hebben besproken. Artikel 1 van deze overeenkomst luidt:
“1. De overeenkomst vangt aan op 1 Sept 2023 en wordt aangegaan voor de duur (in eerste instantie) van 12 maanden en eindigt van rechtswege op 1 Sept 2024.overeenkomst kan stil verlengd worden voor een minimum van 1 jaar.(…)2. De overeenkomst kan door ieder der partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.”
2.6.
Op 29 augustus 2023 heeft [eiseres] via WhatsApp een gewijzigde huur- en samenwerkingsovereenkomst aan [gedaagde] doen toekomen en aan [gedaagde] verzocht deze uit te printen en de volgende dag mee te nemen. Partijen hebben deze overeenkomst op 30 augustus 2023 ondertekend.
2.7.
In artikel 1 van deze overeenkomst staat:
“1. De overeenkomst vangt aan op 1 Oktober 2023 en wordt aangegaan voor de duur (in eerste instantie) van 12 maanden en eindigt van rechtswege op 1 Oktober 2024.overeenkomst kan stilzwijgend verlengd worden voor een periode van telkens 1 jaar.(…)2. De overeenkomst kan door ieder der partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden vanaf 1 februari 2024.”
2.8.
[gedaagde] heeft in de oktober haar onderneming in het gehuurde gehad en heeft de huur van deze maand aan [eiseres] betaald.
2.9.
Per e-mails van 28 en 30 oktober 2023 heeft [gedaagde] de huur- en samenwerkingsovereenkomst per 1 november 2023 opgezegd. Als reden voor de opzegging geeft [gedaagde] dat sprake is van een onwerkbare situatie door verschillende tekortkomingen van [eiseres] . [gedaagde] maakt daarom ook aanspraak op een schadevergoeding van
€ 7.000,00.
2.10.
De gemachtigde van [eiseres] heeft per brief van 14 november 2023 aan [gedaagde] bericht dat de opzegging geldt per 1 februari 2024 en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden dus tegen 1 april 2024 is. Ook wordt aanspraak gemaakt op de huur van november 2023.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4.719,00 inclusief btw aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf verzuim. Ook vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de overeenkomst door de opzegging van [gedaagde] en gelet op het bepaalde over de opzegtermijn is geëindigd per 1 april 2024. Over 1 oktober 2023 tot 1 april 2024 is [gedaagde] dus huur verschuldigd aan [eiseres] . [gedaagde] heeft echter sinds 30 oktober 2023 geen gebruik gemaakt van het gehuurde en heeft de verschuldigde termijnen niet betaald. [eiseres] heeft geprobeerd de schade te beperken door het gehuurde aan een ander te verhuren, maar dat is niet gelukt. Door het handelen van [gedaagde] heeft [eiseres] ook reputatieschade geleden. Verder betwist [eiseres] de door [gedaagde] in haar opzeggingsbrief genoemde tekortkomingen.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat zij akkoord heeft gegeven op de aan haar op 8 augustus 2023 verstrekte overeenkomst. Later is haar gebleken dat de opzegtermijn in de overeenkomst die zij op 29 augustus 2023 heeft ontvangen, is aangepast. [eiseres] heeft [gedaagde] daarover niet geïnformeerd. [eiseres] was bij ondertekening van de aangepaste overeenkomst in de veronderstelling dat er een opzegtermijn was van twee maanden die zij elk moment kon inroepen, zoals [eiseres] per WhatsApp had gezegd en in de eerdere overeenkomst stond vermeld. Met dat aanbod is [gedaagde] akkoord gegaan. [gedaagde] heeft nooit de wil en intentie gehad om een andere overeenkomst te sluiten. In de tweede plaats beroept [gedaagde] zich op vernietiging van deze overeenkomst, omdat zij heeft gedwaald over de inhoud daarvan dan wel op grond van bedrog. Ten derde is het onredelijk [gedaagde] aan deze lange opzegtermijn te houden. [gedaagde] heeft de overeenkomst opgezegd vanwege tekortkomingen van [eiseres] . [gedaagde] betwist dat [eiseres] als gevolg van haar opzegging reputatieschade heeft geleden.

4.De beoordeling

4.1.
De door partijen ondertekende overeenkomst heeft een opzegtermijn van twee maanden vanaf 1 februari 2024. [eiseres] beroept zich daarop. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij akkoord is gegaan met de inhoud van de eerdere overeenkomst, dat alleen de ingangsdatum van deze overeenkomst zou worden aangepast naar 1 oktober 2023 en dat [gedaagde] haar niet heeft geïnformeerd over een wijziging van de ingangsdatum van de opzegtermijn. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [gedaagde] verder naar de WhatsApp berichten van 4 augustus 2023. [eiseres] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de eerste overeenkomst ziet op een minimale duur van een jaar en bij verlenging kan worden opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden. Daarna hebben partijen volgens [eiseres] verder onderhandeld en is de overeenkomst wat betreft de ingangsdatum en de opzegtermijn aangepast.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de betekenis van de bepalingen in de overeenkomst van 8 augustus 2023 en wat daarna is overeengekomen. Daarom zal deze betekenis worden vastgesteld door de kantonrechter. Naast de zuiver taalkundige uitleg, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij daarbij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. [1]
4.3.
Bij de uitleg van artikel 1 van de huurovereenkomst zal de kantonrechter aanhaken bij de consequente verklaring van [gedaagde] , die aansluit bij de WhatsApp berichten tussen partijen op 4 augustus 2023. Daarin vraagt [gedaagde] om een proeftijd en stelt [eiseres] in reactie daarop voor een overeenkomst van een jaar te sluiten met een directe ingang van de opzegtermijn van twee maanden. Op 8 augustus 2023 heeft [eiseres] , onder de mededeling dat de opzegtermijn is aangepast naar wat partijen hebben besproken, een overeenkomst naar [gedaagde] gestuurd. Daarin staat dat de overeenkomst kan worden opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden. Hieraan kan gezien de tekst van het WhatsApp bericht van [eiseres] waarmee zij deze toestuurt, geen andere bedoeling worden toegekend dan dat [gedaagde] direct vanaf aanvang van de overeenkomst gebruik kan maken van een opzegtermijn van twee maanden. De uitleg die [eiseres] aan de bepaling in de overeenkomst van 8 augustus 2023 geeft volgt de kantonrechter dan ook niet. Die uitleg is niet in overeenstemming met de gevoerde correspondentie tussen partijen en de tekst van deze overeenkomst.
4.4.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat partijen na 8 augustus 2023 geen andere afspraken hebben gemaakt over de opzegtermijn. [eiseres] heeft dat weersproken. Volgens haar hebben partijen na 8 augustus 2023 nog onderhandeld over de opzegtermijn. [eiseres] wijst ter onderbouwing daarvan enkel op het tijdsverloop tussen 8 en 29 augustus 2023. Gelet op de WhatsApp berichten van 4 en 8 augustus 2023 heeft [eiseres] daarmee onvoldoende onderbouwd dat partijen daarna verder hebben onderhandeld. Uit die berichten blijkt duidelijk dat [gedaagde] een proefperiode wilde en dat [eiseres] haar daarin tegemoet komt en een directe opzegtermijn van twee maanden voorstelt. Onder die omstandigheden had van [eiseres] mogen worden verwacht haar standpunt dat partijen desondanks daarover nog verder hebben onderhandeld toe te lichten en het feit dat volgens haar de uitkomst daarvan een latere ingangsdatum van de opzegtermijn was, concreet te onderbouwen. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. De mededeling van [eiseres] in het WhatsApp bericht van 4 augustus 2023 dat [gedaagde] in een tijdsbestek van vier maanden een goede indruk kan krijgen, maakt het voorgaande niet anders. Daarna heeft [eiseres] immers de overeenkomst van 8 augustus 2023 naar [gedaagde] gestuurd en daarbij aangegeven dat deze in overeenstemming is met wat partijen hebben besproken.
4.5.
Gelet op het voorgaande mocht [gedaagde] er vanuit gaan dat partijen vanaf aanvang van de overeenkomst een opzegtermijn van twee maanden zijn overeengekomen. Dit betekent dat de overeenkomst door opzegging is geëindigd op 1 januari 2024. Omdat [gedaagde] de huur van november en december 2023 niet heeft betaald, zal zij worden veroordeeld tot betaling van € 1.573,00 inclusief btw aan [eiseres] .
4.6.
De wettelijke handelsrente daarover is toewijsbaar vanaf het moment van verzuim, zoals gevorderd.
4.7.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld, te weten € 235,95. De gevorderde wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding, omdat [gedaagde] in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en niet is gesteld of gebleken dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.8.
Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.808,95, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.573,00 vanaf het moment van verzuim tot aan de dag van de gehele betaling en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 235,95 vanaf 12 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Haviltex-formule, HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635.