In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 juli 2024 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarige, die bij zijn moeder woont, heeft in het verleden te maken gehad met onrust in de thuissituatie, vooral door de problematiek van de ouders, waaronder alcohol- en middelengebruik. De ouders zijn eind 2022 uit elkaar gegaan, wat leidde tot escalaties en zorgmeldingen van professionals. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juli 2024 gaven de ouders aan dat de situatie inmiddels verbeterd is en dat er rust is teruggekeerd in het gezin. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad, die een ondertoezichtstelling voorstelde, niet voldoende geacht om te concluderen dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nu in staat zijn om samen de opvoeding van de minderjarige te dragen en dat er voldoende structuur en begeleiding is. De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling dan ook afgewezen, met de opmerking dat de ouders zich moeten blijven inzetten om de nog aanwezige zorgen weg te nemen.