In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er volgens hen sprake zou zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen door de spanningen tussen de ouders en de onduidelijkheid over de zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2024 zijn de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en vertegenwoordigers van de Raad en de Jeugdbescherming aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat, hoewel er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, niet is aangetoond dat er een zo ernstige ontwikkelingsbedreiging is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De ouders zijn verwikkeld in een langdurige strijd over de zorg voor de kinderen, maar de kinderrechter concludeert dat de kinderen momenteel goed functioneren en dat er voldoende toezicht is vanuit hun netwerk. De kinderrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de aanbeveling dat de ouders zich richten op hun eigen opvoedingssituatie en hulp zoeken waar nodig.