ECLI:NL:RBNHO:2024:7873

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
350813
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen appartementseigenaren over geluidsnormen en aansprakelijkheid voor vloerconstructie

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 1 augustus 2024, gaat het om een geschil tussen appartementseigenaren over geluidsoverlast en de aansprakelijkheid voor de vloerconstructie. De eisers, die een nieuwbouwappartement hebben gekocht, hebben klachten geuit over hinderlijke contactgeluiden vanuit het bovengelegen appartement, dat sinds 20 juli 2023 in bezit is van de gedaagde. De eisers vorderen onder andere een deskundige te benoemen om de vloerconstructie te onderzoeken en een verklaring voor recht dat de vloer niet voldoet aan de eisen van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de vloerconstructie die door de bouwer is aangebracht, en dat er geen gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de vloerbedekking in het appartement van de gedaagde niet voldoet aan de geluidsnormen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af, omdat zij niet hebben aangetoond dat de vloerafwerking niet voldoet aan de gestelde eisen. De eisers worden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/350813 / HA ZA 24-177
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van

1.[eiser 1]

te [plaats],
2.
[eiser 2],
te [plaats],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
advocaat: mr. J.F.R. Eisenberger,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. M.J.R. Elbers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juni 2024
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] hebben op 9 juli 2018 een nieuwbouwappartement aan de [adres 1] in [plaats] gekocht en dit appartement is op 5 september 2018 aan hen geleverd. [eisers] zijn in december 2019 in het appartement gaan wonen. De familie [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] c.s.) was destijds eigenaar en bewoner van het bovengelegen appartement, [adres 2] in [plaats]. In opdracht van [betrokkene 1] c.s. is eind oktober 2019 een pvc-vloer in hun appartement gelegd.
2.2.
[gedaagde] is sinds 20 juli 2023 eigenaar en bewoner van het appartement [adres 2].
2.3.
[eisers] en [gedaagde] zijn als appartementseigenaren van rechtswege lid van de [VVE] (hierna: de VvE).
2.4.
Het appartementencomplex is gebouwd door HSB Bouw B.V. in Volendam (hierna: HSB). In de notariële akte waarbij het complex is onderverdeeld in appartementsrechten (hierna: de Splitsingsakte) is bepaald dat een eigenaar van een appartement gerechtigd is een geluidsonderzoek te laten instellen als hij vermoedt dat de vloer of vloerbedekking van een aangrenzend appartement niet voldoet aan de in artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a van de Splitsingsakte gestelde norm, dat de andere appartementseigenaar in dat geval aan het onderzoek moet meewerken, en dat de eigenaar op wiens verzoek het onderzoek plaatsvindt de kosten van het onderzoek moet betalen, tenzij uit het onderzoek blijkt dat de vloer of de vloerbedekking niet voldoet aan de in artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a van de Splitsingsakte gestelde norm. In artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a en sub f van de Splitsingsakte staat:
Artikel 26.
26.1
De vloerbedekking van de privé gedeelten dient van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zoveel mogelijk worden tegengegaan. De geluiddempende waarde van de vloerbedekking (exclusief kale betonvloer) moet overeenkomen met “Ico”= plus tien (+10) decibel of meer. Een vloerbedekking, al dan niet gezamenlijk met de daarbij behorende geluiddempende laag (gelet op voornoemde waarde), die de isolatie index met meer dan tien (10) decibel vermindert is zonder nadere maatregelen toegestaan. Hierbij geldt de norm “NEN5077 geluidswering in gebouwen”. (…) De voorgestelde Ico normwaarde is van toepassing op alle vloeren van de woningen, behoudens die van keukens, bergingen en sanitaire ruimten.
26.2.a. Het aanbrengen van harde vloerbedekking in de privé gedeelten, met uitzondering van de badkamer(s), de keuken(s), en de toiletruimte(n), is slechts toegestaan indien onder die vloerbedekking een dusdanig veerkrachtig materiaal is aangebracht dat voldaan wordt aan de norm die is gesteld in het eerste lid van dit artikel. Tevens dient de vloerconstructie als “zwevende” vloer geheel vrij van de bestaande betonvloer casu quo wandconstructie te worden uitgevoerd. Een uiterst zorgvuldige uitvoering (door een erkend bedrijf/deskundige) is hierbij een vereiste.
(…)
f. Indien uit het geluidsonderzoek mocht blijken dat de vloer of de vloerbedekking niet voldoet aan de in het eerste lid en onder sub a. gestelde norm, dan is de betreffende eigenaar gehouden om voor eigen rekening en risico dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloer alsnog aan de bedoelde norm voldoet.”
2.5.
In het huishoudelijk reglement van de VvE (hierna: het Huishoudelijk Reglement) staat:
“(…)
Artikel 8. Vloeren
1. Het aanbrengen van harde vloerbedekking in de privé gedeelten, met uitzondering van de badkamer(s), de keuken(s) en de toiletruimte(n), is slechts toegestaan indien onder die vloerbedekking een dusdanig veerkrachtig materiaal is aangebracht dat een isolatie-index voor contactgeluiden (ICO) wordt bereikt van 10 dB(A). De isolatie-index wordt bepaald volgens de norm “NEN5077 geluidswering in gebouwen. De vloerconstructie dient als “zwevende” vloer dus geheel vrij van de bestaande betonvloer casu quo wandconstructie te worden uitgevoerd. (…)
6. Indien uit het geluidsonderzoek mocht blijken dat de vloer of de vloerbedekking niet voldoet aan de in lid a gestelde norm, dan is de betreffende eigenaar gehouden om voor eigen rekening en risico dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloer alsnog aan de bedoelde norm voldoet.
(…)”
2.6.
[eisers] hebben bij [betrokkene 1] c.s., de VvE en HSB geklaagd over hinderlijke contactgeluiden vanuit het bovengelegen appartement. Het gaat om alledaagse contactgeluiden van de vloer als het gebruik van de voordeur, lopen, stampen, het openen en sluiten van (inbouw)kasten, de wasmachine, de droger, de stofzuiger, en geluid van alles dat op de vloer valt of over de vloer rijdt.
2.7.
In reactie op een klacht van [eisers] over het contactgeluid heeft HSB op 2 maart 2021 het volgende aan [eisers] geschreven:
“(…)
Wij toetsen het ontwerp aan de eisen van het bouwbesluit en vlak voor oplevering zijn er diverse geluidsmetingen uitgevoerd om te controleren of het gebouw voldoet. De conclusie was dat alles voldoet aan de gestelde eisen en normen, dit is uitgevoerd en vastgelegd door Woningborg. (…)
De betonvloer is 260 mm dik, daarbovenop ligt een EPS-T plaat van 30 mm en dit is afgewerkt met een anhydrietvloer van 60 mm, uiteraard middels een kantstrook vrijgehouden van de opstaande wanden.
(…)”
2.8.
HSB heeft naar aanleiding van de klachten van [eisers] opdracht gegeven aan Woningborg Advies B.V. (hierna: Woningborg) voor een geluidsmeting. Woningborg heeft de meting op 9 maart 2022 uitgevoerd. Woningborg heeft geconcludeerd dat de contactgeluidniveaus voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit). In het rapport van Woningborg staat het volgende:
“(…)
De geluidmetingen zijn uitgevoerd volgens NEN 5077 (…)
Eisen
De eisen voor lucht- en contactgeluidisolatie voor nieuwbouw zijn in het Bouwbesluit opgenomen. Tussen een besloten ruimte in een andere woning en een verblijfsgebied in de betreffende woning moet het A-gewogen genormeerd Karakteristiek luchtgeluidniveauverschil tenminste 52 dB bedragen. (…) Het A-gewogen genormeerd contactgeluidniveau mag in dergelijke situaties niet meer bedragen dan 54 dB (LnT;A ≤ 54 dB). Voor niet verblijfsruimtes als zolders gelden 5 dB lager eisen, zodat in dergelijke situaties (…) LnT;A ≤ 59 dB.
Contactgeluidniveaus:
De gemeten A-gewogen genormeerde contactgeluidniveaus zijn in onderstaande tabel in de tweede kolom weergegeven. In de kolom daarnaast zijn de eisen vermeld. Om als “voldoende” gewaardeerd te kunnen worden mag de gemeten waarde niet meer zijn dan de waarde in de kolom met de eis. In de laatste kolom is vermeld of er aan de eis is voldaan.
Tabel 1 A- gewogen genormeerde contactgeluidsniveaus
Gemeten situaties
Van --- naar ---
LnT,A
gemeten
in dB
Eis
LnT,A in
dB
Opmerking
Toetsing
aan de
gestelde eis
Ouderslpk 284-Ouderslpk 272
Badkamer 284-badkamer 272
Keuken 284-keuken 272
Woonkamer 284-woonkamer 272
46
57
41
48
≤ 54
≤ 59
≤ 54
≤ 54
1
Voldoet
Voldoet
Voldoet
Voldoet
1.Zie hoofdstuk eisen; in ruimten zijnde geen verblijfsruimten gelden 5 dB lagere eisen.
(…)”
2.9.
[eisers] hebben ir. [betrokkene 2] van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (hierna: NSG) gevraagd de rapportage van Woningborg te beoordelen. Zijn rapport wordt hierna aangeduid als: het rapport van NSG. Vervolgens hebben [eisers] het rapport Woningborg en het rapport van NSG ook voorgelegd aan Geluidsmeting.nl en aan Strooming. Ook hebben [eisers] Akoestisch Adviesbureau [bedrijf] een second opinion gevraagd. Dit laatste rapport wordt hierna aangeduid als: het rapport van [bedrijf].
2.10.
Vervolgens hebben [eisers] bij de VvE en [betrokkene 1] c.s. aangedrongen op een nieuwe geluidsmeting. In eerste instantie heeft de VvE aan [betrokkene 1] c.s. en [eisers] voorgesteld een nieuw geluidsonderzoek te laten uitvoeren. Bij e-mail van 12 december 2022 heeft de VvE aan [eisers] laten weten dat er al een geluidsonderzoek heeft plaatsgevonden dat voldeed aan artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement (het rapport Woningborg), zodat de VvE niet nogmaals bij [betrokkene 1] c.s. kan afdwingen om aan een nieuw geluidsonderzoek mee te werken.
2.11.
De (huidige) advocaat van [eisers] heeft in een brief aan [betrokkene 1] c.s. van 3 april 2023 de hoop uitgesproken dat het geluidsprobleem in minnelijk overleg kan worden opgelost, met de aanzegging van een kort geding als dat niet mogelijk blijkt.
2.12.
[betrokkene 1] c.s. hebben hun appartement aan [gedaagde] verkocht. In de akte van levering van 20 juli 2023 staat het volgende:
“(…)
Daarnaast zijn in de koopovereenkomst nog de navolgende bijzondere clausule opgenomen:
- “artikel 24 Bijzonderheden/gebreken
Koper is bekend met de volgende bijzonderheden/gebreken:
- Er is een geschil 9geweest) met de benedenburen inzake geluidsoverlast. Dit is gecontroleerd middels een contactgeluidsisolatiemeting vanuit Woningborg, waaruit blijkt dat de genormeerde contactgeluidniveaus voldoen aan de gestelde eisen: - Koper aanvaardt de huidige bouwkundige, juridische, milieukundige, technische en feitelijke toestand van de onroerende zaak in alle opzichten. Bij het vaststellen van de koopsom is hier rekening mee gehouden.”
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen (samengevat) voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een deskundige te benoemen om de in de dagvaarding geformuleerde vragen te beantwoorden, en eventuele vragen van de rechtbank,
II. een verklaring voor recht dat de vloer(constructie) niet voldoet aan de eisen/normen uit artikel 26 leden 1 en 2.a van de Splitsingsakte dan wel (subsidiair) in strijd is met artikelen 6:162 BW jo. 5:37 BW,
III. a. (primair) [gedaagde] te veroordelen dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloerconstructie voldoet aan de eisen / normen uit de Splitsingsakte,
b. (subsidiair, voor zover [gedaagde] daaraan niet voldoet of niet kan voldoen) [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen de vloerafwerking / vloerbedekking te verwijderen,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eisers] baseren hun vorderingen primair op artikel 26 van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement en subsidiair op artikel 3:296 lid 1 in samenhang met de artikelen 6:162 en 5:37 Burgerlijk Wetboek (BW). Zij stellen dat er iets mis is met de constructie van de vloeren in het boven hun appartement gelegen appartement van [gedaagde]. [eisers] ondervinden daardoor onrechtmatige geluidshinder in de vorm van contactgeluiden. [eisers] vermoeden dat de hinder komt doordat de anhydriet zwevende dekvloer en/of de daarop gelegde topvloer/vloerbedekking in het boven appartement van [gedaagde] contact maakt met de betonwanden of wandafwerking van dit appartement. Weliswaar blijkt dit niet uit het rapport van Woningborg, maar de geluidsmeting van Woningborg voldoet niet aan de aanvullende eisen van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement. Uit het rapport van Woningborg blijkt dat slechts wordt voldaan aan de minimumeisen van het Bouwbesluit 2012. Van het rapport van Woningborg mag echter niet worden uitgegaan omdat Woningborg zich niet heeft gehouden aan het voorschrift van het Bouwbesluit 2012 om te meten met een kale vloer, dus zonder vloerbedekking. Ook heeft Woningborg niet gemeten in de lage frequentie (tussen 50 en 80 Hz). Vier geluidsdeskundigen hebben dan ook vraagtekens gezet bij de meting door Woningborg. Desondanks hebben zowel [betrokkene 1] c.s. als [gedaagde] en de VvE een nieuw geluidsonderzoek van de hand gewezen. Om de patstelling te doorbreken die daardoor is ontstaan, willen [eisers] dat de rechtbank een deskundige benoemt om de vloer en de geluidsmeting door Woningborg te beoordelen. De nevenvorderingen zijn erop gericht om [gedaagde] te laten meewerken aan het zo nodig laten aanpassen van de vloer aan de eisen van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Uitleg van de vorderingen
4.1.
De rechtbank begrijpt de vorderingen van [eisers] aldus dat zij de rechtbank verzoeken eerst een deskundige te benoemen die een nieuw geluidsonderzoek doet. Deze deskundige moet volgens [eisers] onderzoek doen naar - onder meer – de geluiden in de lage frequenties (tussen 50 en 80 Hz) en naar de vraag of de anhydriet zwevende dekvloer geheel vrij ligt van de onderliggende betonvloer en de wandconstructie. Naar de rechtbank begrijpt, is het de bedoeling van [eisers] dat de rechtbank daarna, aan de hand van de uitkomst van het deskundigenonderzoek, de andere vorderingen beoordeelt.
De conclusie van de rechtbank
4.2.
De rechtbank zal de vorderingen van [eisers] tot het opnieuw laten doen van een geluidsonderzoek afwijzen. Enerzijds omdat [eisers] [gedaagde] niet aansprakelijk kunnen houden voor eventuele gebreken aan de (constructie van) de door HSB aangebrachte anhydriet zwevende dekvloer en anderzijds omdat er geen gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de vloerafwerking in het appartement van [gedaagde] (de door [betrokkene 1] c.s. aangebrachte pvc-vloer) niet voldoet aan de geluidsnorm zoals vermeld in artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement. Verder hebben [eisers] niet gemotiveerd onderbouwd dat er, los van de normen uit de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement, sprake is van onrechtmatige geluidshinder. [gedaagde] is daarom noch op grond van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement noch op grond van algemene bepalingen van het BW verplicht mee te werken aan een nieuw geluidsonderzoek, laat staan dat er grond bestaat voor toewijzing van de overige vorderingen. De rechtbank legt hierna uit waarom dit zo is.
Opbouw vloer
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat HSB de aangelegde betonvloer heeft opgebouwd met EPS-T platen met daarbovenop een anhydriet zwevende dekvloer, waarop de rechtsvoorgangers van [gedaagde] een pvc-vloer hebben aangebracht.
Uitleg Splitsingsakte en Huishoudelijk Reglement
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat artikel 26 van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement op hun onderlinge rechtsverhouding van toepassing zijn. In deze (voor zover voor dit geschil relevant: grotendeels gelijkluidende) artikelen staat wat partijen over en weer van elkaar mogen verwachten van de vloerbedekking. Partijen zijn het echter niet eens over de uitleg van deze artikelen. Onder meer verschillen zij van mening over de vraag of artikel 26 van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement ook betrekking hebben op de door HSB aangebrachte anhydriet zwevende dekvloer. Verder interpreteren partijen de in deze artikelen genoemde
“Ico”= plus tien (+10) decibel of meer”norm (hierna: de Ico-waarde van + 10 dB) verschillend. Tot slot betogen [eisers] dat naast deze geluidsnorm, cumulatief, moet zijn voldaan aan de vereisten:
- dat de vloerbedekking geheel vrij ligt van de betonwand en de wandconstructie en
- dat de vloerbedekking door een erkend bedrijf of deskundige is gelegd.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 26 van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement niet zien op de door HSB aangebrachte anhydriet zwevende dekvloer. Verder is de rechtbank van oordeel dat de Ico-waarde van + 10 dB voor de wonkamer en de slaapkamer overeenkomt met een LnTA van kleiner of gelijk aan 49. Tot slot dienen de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement zo uitgelegd te worden dat er sprake is van één, meetbare, geluidsnorm. De in artikel 26 lid 2 onder a genoemde vereisten zijn dienend aan die norm en kunnen niet als afzonderlijke vereisten worden gelezen. De rechtbank licht dit hieronder toe.
Artikel 26 van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk reglement hebben geen betrekking op de door HSB aangebrachte anhydriet zwevende dekvloer
4.6.
Bij de uitleg van een bepaling uit een splitsingsakte komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling, die moet worden afgeleid uit de bewoordingen daarvan, naar objectieve maatstaven uitgelegd in het licht van de gehele inhoud van de akte.
Gelet op de bewoordingen en de kennelijke strekking van artikel 26 van de Splitsingsakte, heeft dit artikel alleen betrekking op de door appartementseigenaren in hun appartementen aangebrachte vloerbedekking of vloerafwerking en niet op de door de bouwer, in dit geval HSB, aangelegde vloer. Het artikel spreekt immers over
vloerbedekking van de privé gedeeltenen stelt regels voor
het aanbrengendaarvan. Daarbij richt dit artikelen zich tot de eigenaren van appartementsrechten – zoals [eisers] ook terecht opmerken – en legt het artikel aan die eigenaren bepaalde verplichtingen op. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat het de kennelijke bedoeling van artikel 26 van de Splitsingsakte is dat het slechts betrekking heeft op door appartementseigenaren aangebrachte vloerafwerkingen of vloerbedekkingen en niet op de door de bouwer van de appartementen aangebrachte vloer. Dit brengt met zich dat artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement, dat kennelijk ontleend is aan de Splitsingsakte en dat bovendien ook spreekt van ‘vloerbedekking’, op gelijke wijze moet worden uitgelegd.
4.7.
Daarbij komt dat [gedaagde] onder verwijzing naar artikel 17 lid 1 van de Splitsingsakte heeft aangevoerd dat de vloerconstructie, waarvan de anhydriet zwevende dekvloer onderdeel uitmaakt, moet worden gerekend tot de gemeenschappelijke gedeelten en zaken van de VvE in het appartementsrecht van [gedaagde], zodat alleen de VvE gerechtigd is daar wijzigingen in aan te brengen. [eisers] hebben hier tegenin gebracht dat een zwevende vloer een zaak is die uitsluitend dienstbaar is aan een privé gedeelte en daarom, op grond van artikel 17 lid 2 aanhef en sub h van de Splitsingsakte, niet behoort tot het gemeenschappelijke gedeelte. Zoals [gedaagde] terecht heeft opgemerkt, is een zwevende vloer echter niet uitsluitend dienstbaar aan een privé gedeelte. Een zwevende vloer strekt er immers toe dat er meer geluidsisolatie is en dient dus met name de belangen van andere appartementseigenaren. De rechtbank concludeert dan ook dat de anhydriet zwevende dekvloer onderdeel is van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken van de VvE. Hiermee is niet te verenigen dat artikel 26 van de Splitsingsakte mede betrekking zou hebben op de anhydriet zwevende dekvloer. Dat artikel 17 van de Splitsingsakte niet in het geding is gebracht doet hier niet aan af. [eisers] en [gedaagde] hebben over en weer de door de andere partij aangehaalde inhoud van dit artikel namelijk niet betwist.
4.8.
Dit betekent dat de vraag of de (gemeenschappelijke) anhydriet zwevende dekvloer al of niet vrij ligt van de betonwanden en de wandconstructie (een van de vragen die [eisers] aan een te benoemen deskundige wenst te stellen) in dit geding, waarin de VvE geen partij is, niet aan de orde is. Voor zover de vorderingen betrekking hebben op de anhydriet zwevende dekvloer zijn [eisers] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Uitleg van de in artikel 26 lid 1 en lid 2 a van de Splitsingsakte en in artikel 8 van het Huishoudelijk reglement gestelde normen
4.9.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de in het appartement van [gedaagde] gelegde pvc-vloer voldoet aan de eisen van artikel 26 van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement. [eisers] betogen dat dit niet het geval is, omdat volgens [eisers] op grond van de strengere eisen van de Splitsingsakte 44 dB (de eisen uit het Bouwbesluit + 10 dB) als uitgangspunt voor de gebruiksruimten geldt, dat de topvloer vermoedelijk contact maakt met de onderliggende en de naastgelegen wandconstructie, en dat de topvloer niet is gelegd door een erkend, professioneel bedrijf. [eisers] betogen dat het hier om drie cumulatieve eisen gaat.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geding is komen vast te staan dat de in de Splitsingsakte genoemde (oude) norm van Ico = plus tien (+10) dB overeenkomst met een LnTa van 49 dB of kleiner en dat de in de Splitsingsakte genoemde eisen niet cumulatief gelden. De rechtbank licht dit hieronder toe.
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat met een anhydriet zwevende dekvloer al een geluidwerende voorziening wordt getroffen. Het aanbrengen van extra geluidsisolerende voorzieningen op een reeds aangebrachte anhydriet zwevende dekvloer kan leiden tot versterking van de het geluid, omdat er dan een klankkast ontstaat. Om die reden moet de vloerafwerking direct op de vloerconstructie worden aangebracht, wat HSB ook in de technische omschrijving heeft opgenomen. Omdat het aanbrengen van nog een zwevende vloer juist alleen maar tot toename van de geluidshinder kan leiden, is het om overlast door contactgeluiden tegen te gaan dus nodig dat een (door een individuele appartementseigenaar) aangebrachte harde vloerafwerking als een pvc-vloer direct op de anhydriet zwevende dekvloer wordt aangebracht. Hieruit volgt dat een redelijke uitleg van artikel 26.2.a van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement meebrengt dat het geheel van de door HSB aangebrachte anhydriet zwevende dekvloer en de daarop door een appartementseigenaar aangebrachte vloerafwerking moet voldoen aan de norm als vastgelegd in artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a van de Splitsingsakte.
de Ico-waarde van + 10 dB
4.11.
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van [eisers] dat de (oude) Ico-waarde van + 10 dB, genoemd in de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Regelement, betekent dat de eis uit de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Regelement 10dB hoger is dan de eisen voor contactgeluidisolatie uit het Bouwbesluit. Zoals in het rapport [betrokkene 2]/NSG uiteengezet dateert de oude Ico-waarde uit de tijd dat bouwers massieve betonvoeren bouwden (en geen zwevende dekvloeren). Uit bijlage 1 van het rapport [betrokkene 2]/NSG volgt dat de oude Ico waarde van + 10 dB correspondeert met een LnT,A van 49 dB of kleiner. Dit is ook de waarde van het contactgeluidenniveau tussen woningen dat het NSG aanbeveelt. Ook V. [betrokkene 3] van Woningborg heeft in zijn e-mail van 11 oktober 2022 deze achtergrond van de oude Ico waarde uiteengezet en geschreven dat de voormalige Ico eis van + 10dB overeenkomt met de huidige LnT,A eis van 49 dB of kleiner. Gelet op deze onderbouwde toelichtingen gaat de rechtbank voorbij aan de niet onderbouwde stelling van [eisers] en Adviesbureau [bedrijf] dat de voormalige Ico eis van + 10dB overeenkomst met de huidige LnT,A eis van 44 dB of kleiner. De rechtbank verwerpt dus het standpunt van [eisers] dat op grond van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement 44 dB als uitgangspunt geldt. De – verzwaarde – LnT,A eis van 49 dB of kleiner geldt blijkens de tekst van artikel 26 van de Splitsingsakte voor de privé gedeelten met uitzondering van de badkamer(s), keuken(s) en toiletruimte(n). Voor die ruimten gelden dus de eisen uit het Bouwbesluit.
Eisen gelden niet cumulatief
4.12.
De rechtbank verwerpt ook het betoog van [eisers] dat de in artikel 26 van de Splitsingsakte genoemde eisen cumulatief gelden. Weliswaar lijkt het woord ‘tevens’ in artikel 26 lid 2 onder a erop te wijzen dat de voorwaarde dat de vloer vrij van de wandconstructie moet worden uitgevoerd een extra vereiste is, maar de overige tekst en strekking van artikel 26 van de Splitsingsakte wijzen daar niet op. In dit verband acht de rechtbank doorslaggevend dat de Splitsingsakte in artikel 26 lid 2 onder b, e en f spreekt van een
geluidsonderzoek en een (dus:
één, enkelvoud) norm. Het geluidsonderzoek verwijst kennelijk naar de, meetbare, geluidsnorm die in artikel 26 lid 1 van de Splitsingsakte is opgenomen en de in artikel 26 lid 2 sub a opgesomde vereisten zijn kennelijk bedoeld om aan die norm te voldoen en zijn dus dienstbaar aan die, meetbare, norm. Dit volgt uit de formulering van de eerste zin van artikel 26 lid 2 onder a, waarin immers aan die norm wordt gerefereerd. In de tweede zin van artikel 26 lid 2 onder a (beginnend met het woord ‘tevens’) is weliswaar niet opgenomen dat dit vereiste ertoe strekt dat is voldaan aan de in artikel 26 lid 1 gestelde norm, maar dit is, gelet op de verdere tekst en strekking van artikel 26, wel de kennelijke bedoeling. Hetzelfde geldt voor het vereiste dat de vloerbedekking moet zijn aangebracht door een erkend bedrijf/deskundige.
Ook hier geldt dat artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement, dat kennelijk ontleend is aan de Splitsingsakte, op gelijke wijze moet worden uitgelegd.
Indien de vloer aan de daaraan gestelde geluidseisen voldoet, hoeft niet afzonderlijk te worden onderzocht of de vloer al dan niet los ligt van de wandconstructie en of de vloer deskundig is gelegd.
In dit verband merkt de rechtbank ten overvloede op dat [betrokkene 3] van Woningborg in zijn reactie op de brief van [eisers] van 16 november 2022 gemotiveerd uiteen heeft gezet dat de pvc vloer geen merkbaar contact kan maken met de omringende wanden.
Geen gerechtvaardigd vermoeden dat de vloerafwerking in het appartement van [gedaagde] (de door [betrokkene 1] c.s. aangebrachte pvc-vloer) niet voldoet aan de geluidsnorm zoals vermeld in artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement.
4.13.
Uitgangspunt is dan ook op grond van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement dat het geluidsniveau van de verblijfsruimtes in het appartement van [eisers], met uitzondering van de badkamer(s), keuken(s) en toiletruimte(n), een LnT,A van 49 dB niet mag overstijgen. Tussen partijen is niet in geschil dat het geluidsniveau in de badkamer op grond van het Bouwbesluit een LnT.A van 59 dB niet mag overstijgen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen gerechtvaardigd vermoeden dat de vloerafwerking in het appartement van [gedaagde] niet voldoet aan deze geluidsnorm. De rechtbank licht dit hieronder toe.
4.14.
Woningborg heeft in de ouderslaapkamer, keuken en woonkamer respectievelijk 46 dB, 41 dB en 48 dB gemeten. In de badkamer heeft Woningborg 57 dB gemeten. Op grond van deze metingen is de conclusie dan ook dat de vloer van [gedaagde] voldoet aan de daaraan in de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement gestelde eisen. De door [eisers] tegen het rapport Woningborg aangevoerde bezwaren gaan ook niet op. De rechtbank gaat hieronder op deze bezwaren in.
4.15.
Volgens [eisers] heeft Woningborg zich niet gehouden aan het voorschrift van het Bouwbesluit 2012 om te meten met een kale vloer, dus zonder vloerbedekking. In zijn reactie op de brief van [eisers] van 16 november 2022 heeft [betrokkene 3] van Woningborg hierover onder meer geschreven dat nergens staat dat de geluidsmetingen niet zouden kunnen worden uitgevoerd in bewoonde toestand en dat de inrichting van het appartement en de mate van geluidsabsorptie door de inrichting in de meting wordt verwerkt door middel van de gemeten nagalmtijden. In het licht van deze nadere toelichting had het op de weg van [eisers] gelegen hun stelling nader te onderbouwen. Dit hebben [eisers] niet gedaan zodat de rechtbank aan deze stelling voorbij gaat. Een tweede meting waarbij [gedaagde] haar appartement volledig moet ontruimen kan achterwege blijven.
4.16.
Volgens [eisers] heeft Woningborg niet gemeten in de lage frequentie (tussen 50 en 80 Hz), terwijl juist in deze frequentie de storende contactgeluiden zichtbaar zouden zijn. Er is blijkens de nadere toelichting van [betrokkene 3] van Woningborg – eveneens in zijn reactie op de brief van [eisers] van 16 november 2022 – echter wel gemeten in de (lagere) tertsbanden. Alleen zijn deze metingen niet beoordeeld en niet meegenomen in de berekening omdat volgens het Bouwbesluit en de NEN 5077 alleen metingen tussen 100 en 3150 Hz worden beoordeeld. Dit laatste is tussen partijen niet in geschil en wordt door de door [eisers] ingeschakelde deskundige [betrokkene 2] van NSG ook bevestigd in zijn e-mail van 1 april 2022. De norm waaraan volgens de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Regelement getoetst wordt schrijft nu eenmaal niet voor dat in de lagere frequentie wordt gemeten.
4.17.
Gelet op het bovenstaande is onvoldoende onderbouwd gesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de vloerafwerking in het appartement van [gedaagde] niet voldoet aan de geluidsnorm zoals vermeld in artikel 26 lid 1 en lid 2 sub a van de Splitsingsakte en artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement en bestaat er geen aanleiding tot het benomen van een deskundige.
Ook overigens geen onrechtmatige geluidshinder
4.18.
Noch uit de Splitsingsakte noch uit het Huishoudelijk Reglement blijkt dat een appartementseigenaar aan een andere, in dit geval door [eisers] eenzijdig gewenste, geluidsnorm moet voldoen. De in artikel 26 lid 1 geformuleerde eis dat contactgeluiden zoveel mogelijk moeten worden tegengegaan kan – gelet op de algemene formulering en in het licht van de overige tekst van artikel 26 van de Splitsingsakte – niet worden gezien als afzonderlijke norm. Dat [eisers] onrechtmatige geluidshinder ondervinden van [gedaagde] hebben zij bovendien in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] niet voldoende onderbouwd gesteld.
Clausule in koopovereenkomst [betrokkene 1] c.s. met [gedaagde]
4.19.
Anders dan [eisers] betogen blijkt uit de onder 2.12 aangehaalde clausule uit de koopovereenkomst tussen [betrokkene 1] c.s. en [gedaagde] ook niet dat er iets mis zou zijn met de vloer in het appartement van [gedaagde]. Deze clausule meldt niet meer dan dat er een geschil is of is geweest met de benedenburen en vermeldt bovendien juist dat uit de geluidsmeting door Woningborg volgt dat de vloer wel voldoet aan de gestelde eisen. Indien er bij het vaststellen van de koopsom rekening is gehouden met dit geschil, betekent dit niet dat tussen [betrokkene 1] c.s. en [gedaagde] vast staat dat er daadwerkelijk iets mis zou zijn met de vloer. De eventuele verlaging van de koopsom zou dan betrekking kunnen hebben op de kosten en energie die voor [gedaagde] verbonden zijn aan het geschil.
conclusie
4.20.
De conclusie is dat onvoldoende is gesteld dat de pvc-vloer niet voldoet aan de geluidsnormen van de Splitsingsakte en het Huishoudelijk Reglement en/of dat er sprake is van onrechtmatige geluidhinder. De vorderingen van [eisers] zullen dan ook worden afgewezen.
De overige stellingen en verweren behoeven geen bespreking.
proceskosten
4.21.
[eisers] worden in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.726,00
4.22.
De veroordeling in de proceskosten wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eisers] niet-ontvankelijk in hun vorderingen voor zover deze betrekking hebben op de anhydriet zwevende dekvloer en wijst de vorderingen van [eisers] voor het overige af,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.