ECLI:NL:RBNHO:2024:7864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
11079051 VV EXPL 24-35
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over achterstallig salaris en salarisspecificaties van arbeidsongeschikte werkneemster

In dit kort geding vordert een arbeidsongeschikte werkneemster, eiseres, onder meer achterstallig salaris en deugdelijke salarisspecificaties van haar werkgever, Stichting Evean Zorg. De kantonrechter heeft op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad. De werkneemster is sinds 21 november 2022 arbeidsongeschikt en heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever heeft ten onrechte een loonstop toegepast en moet het salaris over die periode betalen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de werkneemster gedeeltelijk toe, waarbij de werkgever ook verplicht wordt om nabetalingen te specificeren en aangepaste jaaropgaven te verstrekken. De zaak is complex, met een geschil over de hoogte van het loon en de uitbetaling daarvan vanaf 1 januari 2020. De kantonrechter oordeelt dat de loonstop onterecht was en dat de werkgever de werkneemster niet voldoende heeft geïnformeerd over haar loon en emolumenten. De vorderingen tot betaling van achterstallig loon over de periode van 2020 tot en met 2023 worden afgewezen, omdat de werkneemster niet voldoende onderbouwing heeft gegeven. De kantonrechter benadrukt het belang van correcte salarisspecificaties en jaaropgaven voor de werkneemster, vooral in het licht van haar aanstaande WIA-aanvraag. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van het loon over de periode van de loonstop, de kosten voor het deskundigenoordeel van het Uwv, en tot verstrekking van deugdelijke specificaties en gecorrigeerde jaaropgaven, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11079051 VV EXPL 24-35
Uitspraakdatum: 23 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. D.H.W. Tombroek
tegen
Stichting Evean Zorg
gevestigd te Purmerend
gedaagde
verder te noemen: Evean
gemachtigde: mr. S.C. Verlinden
De zaak in het kort
In dit kort geding vordert een arbeidsongeschikte werkneemster onder meer achterstallig salaris en deugdelijke salarisspecificaties en jaaropgaven. De kantonrechter wijst de vorderingen van de werkneemster gedeeltelijk toe. Omdat er ten onrechte een loonstop is toegepast, moet de werkgever het salaris over die periode betalen. Ook moet de werkgever ten onrechte ingehouden uren nabetalen. Tot slot moet de werkgever verschillende nabetalingen die zien op de periode 2020 tot en met 2023 deugdelijk specificeren en aangepaste jaaropgaven verstrekken.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft Evean op 7 mei 2024 gedagvaard. Evean heeft op 21 juni 2024 schriftelijk verweer gevoerd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brieven van 18 en 19 juni 2024 nog stukken toegezonden.
1.3.
Na de behandeling ter zitting heeft de kantonrechter de zaak aangehouden teneinde partijen de gelegenheid te bieden om de mogelijkheid van mediation te bespreken. Bij brief van 15 juli 2024 hebben partijen de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] werkt als verzorgende C/D bij Evean op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij zij laatstelijk binnen de regio [regio] is ingezet in de waakzorg gedurende de nacht. Haar arbeidsomvang bedraagt 750 uur per jaar (gemiddeld 57,7 uur per vier weken), tegen een laatstelijk uurloon van € 19,32 exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO VVT van toepassing.
2.2.
[eiseres] is sinds 21 november 2022 arbeidsongeschikt.
2.3.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over onder meer de hoogte van het loon en de uitbetaling daarvan in de periode vanaf 1 januari 2020. Op 8 november 2023 hebben partijen na onderhandeling overeenstemming bereikt over een minnelijke regeling. Vooruitlopend op en na het bereiken van de overeenstemming heeft Evean aan [eiseres] in de periode van 29 augustus 2023 tot en met december 2023 (na)betalingen gedaan.
2.4.
Op 4 januari 2024 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat met re-integratieactiviteiten kan worden gestart en [eiseres] in staat geacht tot het verrichten van administratief werk, op een goed met het openbaar vervoer bereikbare locatie en passend bij haar beperkingen ten aanzien van lopen en staan.
2.5.
Evean heeft vervolgens een bijstelling van het Plan van Aanpak opgemaakt en dat bij brief van 9 januari 2024 en e-mail van 10 januari 2024 ter ondertekening aan [eiseres] toegezonden en haar daarbij tevens opgeroepen zich op 15 januari 2024 te melden om te starten met re-integratiewerkzaamheden op de locatie [locatie 1]. Omdat [eiseres] het Plan van Aanpak niet retour stuurde en zich evenmin meldde op 15 januari 2024, heeft Evean [eiseres] bij brief van 15 januari 2024 een officiële waarschuwing gegeven. Daarbij is zij erop gewezen dat zij alsnog de bijstelling van het Plan van Aanpak ondertekend retour moet sturen en heeft Evean haar opgeroepen om zich op 17 januari 2024 alsnog te melden om te starten met re-integratiewerkzaamheden op de locatie [locatie 1]. Omdat [eiseres] hieraan geen gehoor gaf, heeft Evean [eiseres] bij brief van 17 januari 2024 opnieuw een officiële waarschuwing gegeven. Daarbij heeft Evean [eiseres] opgeroepen voor een gesprek op 25 januari 2024 op de locatie [locatie 2] en meegedeeld dat zij zich bij dit gesprek kon laten bijstaan door een jurist, maar dat haar partner in een andere ruimte zou moeten plaatsnemen om stagnatie in de afspraken over de re-integratie te voorkomen.
2.6.
[eiseres] is op 25 januari 2024 samen met haar partner op de locatie [locatie 2] verschenen teneinde in zijn bijzijn het gesprek over de re-integratie te voeren. Er is vervolgens discussie ontstaan, waarbij Evean heeft toegelicht dat zij het gesprek wilde aangaan zonder aanwezigheid van de partner van [eiseres] om escalatie te voorkomen en waarbij de partner van [eiseres] zich voor de betrokken medewerker van Evean intimiderend en onprettig heeft opgesteld. Omdat haar partner niet bij het gesprek aanwezig mocht zijn, is [eiseres] vervolgens naar huis gegaan zonder het gesprek over de re-integratie te voeren.
2.7.
Met ingang van 25 januari 2024 heeft Evean een loonstop toegepast vanwege de weigering van [eiseres] om mee te werken aan haar re-integratie. Nadat [eiseres] alsnog de bijstelling van het Plan van Aanpak had ondertekend en op 19 februari 2024 is gestart met re-integratieactiviteiten, is de loonstop met ingang van die datum beëindigd.
2.8.
Op verzoek van [eiseres] heeft het Uwv op 13 juni 2024 een deskundigenoordeel uitgebracht. Hierin is geconcludeerd dat [eiseres] voldoende meewerkt aan haar re-integratie.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Evean veroordeelt tot betaling van:
€ 3.480,19 bruto aan achterstallig salaris over de periode van januari tot en met april 2024;
€ 10.960,81 bruto aan achterstallig salaris over de periode van 2020 tot en met 2023;
het maandsalaris vanaf 1 mei 2024, bestaande uit € 1.207,50 bruto aan salaris,
€ 525,16 bruto aan ORT, € 98,13 bruto aan garantietoelage, € 189,32 bruto aan toeslag oproepkrachten en reservering van € 119,60 bruto aan vakantietoeslag en
€ 124,53 bruto aan eindejaarsuitkering;
€ 100,00 aan kosten voor het deskundigenoordeel van het Uwv;
de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten van
€ 909,60 en de proceskosten en nakosten.
3.2.
Daarnaast vordert zij dat de kantonrechter Evean - op straffe van een dwangsom - veroordeelt tot verstrekking van:
a. deugdelijke bruto/netto specificaties met een opsplitsing en uitwerking (inclusief specificatie van toeslag oproepkrachten, garantietoelage, onregelmatigheidstoeslag bij verlof, eindejaarsuitkering, vakantiegeld en afdracht premies) van de na te betalen uren:
- van het bedrag van € 8.056,39 bruto zoals opgenomen op de loonstrook van december 2023 (nabetaling vanaf 2020 tot 750 uur);
- van het bedrag van € 4.879,60 bruto en € 327,99 bruto zoals opgenomen op de loonstrook van september 2023 (nabetaling ziekengeld vanaf 21 november 2022 tot 750 uur);
- van het bedrag van € 968,76 bruto zoals opgenomen op de loonstrook van november 2023;
- van de bedragen onder 3.1 onder a en b;
- van de toekomstige salarisspecificaties, en
gecorrigeerde jaaropgaves over de jaren 2020 tot en met 2023, rekening houdend met de gevorderde en uit te betalen bedragen.
3.3.
Tot slot vordert [eiseres] Evean - op straffe van een dwangsom - te gelasten zorg te dragen voor afdracht van de niet afgedragen premies (pensioen, WW Loyalis en WGA Hiaat) over de periode van 2020 tot en met maart 2024, onder gelijktijdige afgifte aan [eiseres] van een bewijs van betaling.
3.4.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag - samengevat weergegeven - dat Evean haar niet het volledige achterstallige salaris over de periode vanaf 2020 heeft uitbetaald. Daarbij heeft Evean aan [eiseres] weliswaar verschillende betalingen gedaan, maar zij heeft op de loonspecificaties niet duidelijk gemaakt waarop de betalingen betrekking hebben, om hoeveel uur het gaat en ook zijn de betalingen niet of niet volledig gespecificeerd, zodat niet duidelijk is wat er aan emolumenten, zoals garantietoelage, onregelmatigheidstoeslag en vakantietoeslag, is betaald. Daarnaast heeft Evean ten onrechte een loonstop toegepast, waartoe [eiseres] onder meer verwijst naar het door haar overgelegde deskundigenoordeel van het Uwv en op grond waarvan zij recht heeft op nabetaling van haar salaris over de periode van de loonstop. [eiseres] heeft een spoedeisend en zwaarwegend belang bij de juiste vaststelling, betaling en specificatie van het loon met het oog op de door haar in het najaar van 2024 aan te vragen WIA-uitkering bij het Uwv, omdat voor de hoogte van deze uitkering wordt gekeken naar het loon dat is genoten in de periode voordat [eiseres] ziek werd.

4.Het verweer

4.1.
Evean betwist de vordering. Zij voert aan - samengevat - dat spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen ontbreekt, dat [eiseres] haar vorderingen niet inzichtelijk heeft onderbouwd en dat dit kort geding zich niet leent om complexe berekeningen als door [eiseres] verstrekt door te nemen. Daarnaast is van achterstallig salaris geen sprake en wijst Evean op de finale kwijting die zij met [eiseres] is overeengekomen voor de periode van 1 januari 2020 tot augustus 2023. Verder heeft Evean alle loonspecificaties over de aan [eiseres] betaalde bedragen conform de wettelijke vereisten verstrekt en heeft ook de salarisadministratie alle vragen van [eiseres] uitvoerig beantwoord. Bij een veroordeling tot betaling van het toekomstig salaris heeft [eiseres] geen belang. Tot slot heeft [eiseres] volgens Evean niet meegewerkt aan haar re-integratie, zodat terecht een loonstop is toegepast. Aan het deskundigenoordeel van het Uwv dient geen waarde te worden toegekend, omdat dit oordeel onzorgvuldig tot stand is gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om - onder meer - een vordering tot betaling van (achterstallig) salaris. Bovendien komt in verband met de voortdurende arbeidsongeschiktheid van [eiseres] de aanvraag om en mogelijke toekenning van een uitkering op grond van de WIA in zicht, waaraan - in ieder geval waar het de juiste vaststelling en specificatie van het loon betreft - ook een spoedeisend belang kan worden ontleend.
5.2.
De aanwezigheid van een spoedeisend belang laat evenwel onverlet dat voor toewijzing van de vorderingen in dit kort geding vereist is dat de aan die vorderingen ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vorderingen in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zullen worden toegewezen. De kantonrechter kan in dit kort geding slechts een oordeel geven op basis van de stukken die in deze procedure zijn ingebracht en op basis van wat in deze procedure voldoende is komen vast te staan. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3.
Met inachtneming van het beoordelingskader zoals hiervoor geschetst komt de kantonrechter tot het oordeel dat - hoewel bij de vorderingen vaak wel een belang van [eiseres] aanwezig is - niet alle vorderingen van [eiseres] zich lenen voor beoordeling in dit kort geding en niet alle vorderingen daarom in dit kort geding toewijsbaar zijn. Hierna wordt per onderwerp uitgelegd wat het oordeel is van de kantonrechter en hoe de kantonrechter tot dat oordeel is gekomen.
de loonstop
5.4.
De vraag die ter beoordeling voorligt is de vraag of Evean gerechtigd was een loonstop toe te passen over de periode van 25 januari 2024 tot 19 februari 2024. De kantonrechter is van oordeel dat Evean daartoe niet gerechtigd was. Zij legt hierna uit waarom.
5.5.
Vast staat dat [eiseres] vanaf 21 november 2022, het moment waarop zij ziek werd, niet meer heeft gewerkt. Op 4 januari 2024, dus meer dan een jaar later, concludeerde de bedrijfsarts dat de re-integratieactiviteiten konden worden opgepakt en dat [eiseres] in staat kon worden geacht tot het verricht van administratief werk. Dit betrof een wezenlijke wijziging in de situatie tot dan toe. Van Evean als werkgever mocht worden verwacht dat zij naar aanleiding van het advies van de bedrijfsarts in gesprek zou gaan met [eiseres] over het moment en de wijze waarop de re-integratie zou worden vormgegeven. De bedrijfsarts heeft dat ook geadviseerd en opgemerkt dat het aan Evean en [eiseres] is om afspraken te maken over de werkhervatting. Dat heeft Evean evenwel niet gedaan. In plaats van [eiseres] uit te nodigen voor een gesprek om de werkhervatting te bespreken heeft zij [eiseres] direct een door haar eenzijdig opgestelde bijstelling van het Plan van Aanpak toegezonden ter ondertekening, zonder haar de mogelijkheid te geven voor overleg of aanpassing, en haar opgeroepen voor het verrichten van re-integratieactiviteiten enkele dagen daarna. Daarmee heeft zij direct de toon gezet. De daarna gegeven officiële waarschuwing was dan ook voorbarig en, gezien de handelwijze van Evean zelf, niet op zijn plaats. Dat geldt evenzeer voor de daaropvolgende officiële waarschuwing na de herhaalde oproep om, wederom binnen een zeer kort tijdsbestek, de bijstelling van het Plan van Aanpak ondertekend terug te sturen en te verschijnen voor het verrichten van re-integratiewerkzaamheden. In de situatie waarin Evean niet eerst in overleg is gegaan om afspraken te maken over wanneer en hoe de re-integratie zou kunnen worden vormgegeven, kan Evean [eiseres] niet verwijten dat zij niet heeft meegewerkt aan haar re-integratie. Aan [eiseres] diende bovendien, gelet op haar voortdurende arbeidsongeschiktheid, de gelegenheid te worden gegeven om zich te beraden en voor te bereiden op de komende werkhervatting.
5.6.
Aan [eiseres] kan wél worden verweten dat zij samen met haar partner bij het gesprek op 25 januari 2024 is verschenen, terwijl zij er uitdrukkelijk voor is gewaarschuwd dat niet te doen. Dat rechtvaardigt echter op zichzelf genomen niet de toepassing van een loonstop. Het is Evean geweest die met haar handelwijze in de weken daarvoor de reeds gespannen onderlinge verhoudingen nog meer op scherp heeft gezet, zodat het voorstelbaar is dat [eiseres] liever niet alleen op het gesprek met Evean wilde verschijnen en daarom haar partner meebracht, al had zij dat niet moeten doen en een andere keuze moeten maken.
5.7.
Voldoende aannemelijk is dan ook dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Evean onterecht een loonstop heeft toegepast over de periode van 25 januari 2024 tot 19 februari 2024, zodat [eiseres] recht heeft op nabetaling van het loon over die periode.
5.8.
De kantonrechter zal Evean daarom veroordelen tot betaling van het loon met emolumenten over de periode van de loonstop. Dat leidt evenwel niet tot toewijzing van het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 3.480,19. Dat bedrag ziet immers op een ruimere periode dan alleen de periode van de loonstop (namelijk de maanden januari tot en met april 2024) en ter zitting is gebleken dat bij deze vordering onder meer niet op juiste wijze rekening is gehouden met de omstandigheid dat [eiseres] in haar tweede ziektejaar recht heeft op een loondoorbetaling ter hoogte van 70%.
5.9.
Het ligt op de weg van Evean als werkgever om duidelijkheid te geven over het juiste (maand)bedrag aan loon en emolumenten waarop [eiseres] tijdens haar tweede ziektejaar recht heeft. Ook dient Evean als werkgever exact te weten welk concreet bedrag aan loon is ingehouden bij de toepassing van de loonstop. Deze informatie heeft Evean in dit kort geding echter niet verstrekt en zij heeft volstaan met een betwisting van de door [eiseres] genoemde bedragen en gegeven berekening. Dat kan Evean worden aangerekend.
5.10.
De kantonrechter ziet echter bij de huidige stand van zaken en op basis van de thans beschikbare stukken onvoldoende aanknopingspunten om een concreet bedrag toe te wijzen. De door [eiseres] in haar productie 12 gegeven onderbouwing, opgesteld door haarzelf (dan wel partner) is daarvoor niet voldoende. De kantonrechter gaat ervan uit dat Evean de veroordeling tot betaling van het loon over de periode van de loonstop op juiste wijze zal nakomen en aan [eiseres] dan ook het juiste bedrag zal betalen, wat zij volledig en deugdelijk zal dienen te specificeren. Ook die vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen, omdat Evean niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan. Voor matiging van de wettelijke verhoging ziet de kantonrechter in deze zaak geen grond.
5.11.
Evean zal ook worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten voor het deskundigenoordeel van het Uwv van € 100,00. Hoewel de inhoud van dat deskundigenoordeel niet van doorslaggevend gewicht is geweest voor het oordeel over de loonstop, heeft de onterecht toegepaste loonstop [eiseres] er wel toe genoodzaakt zich te wenden tot het Uwv om haar re-integratie inspanningen te laten beoordelen. Daarom zijn deze kosten toewijsbaar.
het (overig) achterstallig loon over de periode van januari tot en met april 2024
5.12.
Ter zitting is gebleken dat er in ieder geval gedurende drie maanden in de periode van januari tot en met april 2024 steeds 3,7 uur te weinig loon is betaald, zodat voldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres] recht heeft op een nabetaling van 11,1 uur over deze periode. Evean zal worden veroordeeld tot betaling van het loon met emolumenten over die uren. Ook hiervoor geldt dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een concreet bedrag toe te wijzen en dat Evean de betaling van deze uren volledig en deugdelijk zal dienen te specificeren. De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen.
5.13.
Voor toewijzing van meer dan deze uren ziet de kantonrechter in wat partijen over en weer hebben aangevoerd onvoldoende grond, waarbij ook wordt verwezen naar wat hiervoor onder 5.8 en 5.9 is overwogen.
het achterstallig loon over de periode van 2020 tot en met 2023
5.14.
De vordering tot betaling van achterstallig loon over de periode van 2020 tot en met 2023 komt in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking, omdat [eiseres] ten aanzien van deze vordering niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan. Een juridische grondslag voor de vordering is in de dagvaarding niet opgenomen, terwijl Evean daarover heeft toegelicht dat sprake is van een correct nagekomen minnelijke regeling waarbij finale kwijting is overeengekomen, en de dagvaarding bevat verder slechts een zeer beperkte feitelijke onderbouwing. Er worden slechts enkele bedragen genoemd, maar voor de toelichting en cijfermatige onderbouwing van de vordering wordt naar de producties verwezen. Dit is niet in de dagvaarding zelf opgenomen, terwijl dat wel had gemoeten.
5.15.
Daar komt bij dat de gegeven onderbouwing die in de producties is gegeven, waaronder de e-mailwisseling tussen partijen en de berekeningen van [eiseres] zelf, alleen maar vragen oproept in plaats van helderheid geeft. Op dit moment valt niet vast te stellen of en tot welke hoogte [eiseres] nog aanspraak heeft op achterstallig salaris over de periode van 2020 tot en met 2023 en wat de consequenties zijn van de minnelijke regeling en de overeengekomen finale kwijting. Voor het in kort geding beantwoorden van de gerezen vragen is de onderhavige zaak te complex. Om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen, is nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering nodig. De aard van een kort geding procedure leent zich hiervoor niet. Een bodemprocedure is daarvoor de geschikte weg.
het toekomstig loon
5.16.
De vordering om het maandsalaris vanaf 1 mei 2024 te betalen totdat de loondoorbetalingsplicht dan wel de arbeidsovereenkomst is geëindigd, betreft in de kern een toekomstige vordering is die nog niet opeisbaar is. Bovendien vloeit de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte uit de wet voort. Van enig belang bij toewijzing van deze vordering is niet gebleken. Dat er gegronde vrees bestaat dat Evean het toekomstig loon van [eiseres] niet zal betalen, is niet gesteld. Na de beëindiging van de loonstop heeft Evean de loonbetaling ook weer hervat en niet gebleken is dat Evean vanaf 1 mei 2024 in gebreke is gebleven met de tijdige en volledige betaling van het loon.
5.17.
Voor zover het belang van [eiseres] bij toewijzing van deze vordering is gelegen in de juiste vaststelling van het huidige (maand)loon met emolumenten, geldt dat de juistheid van de door [eiseres] in haar vordering genoemde bedragen niet met voldoende mate van zekerheid is komen vast te staan. Evean heeft deze bedragen immers uitdrukkelijk betwist. Bovendien valt de hoogte van het (maand)loon niet op voorhand vast te stellen, omdat dit ook afhankelijk is van de omvang van de door [eiseres] te verrichten re-integratiewerkzaamheden.
5.18.
Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
salarisspecificaties
5.19.
Vast staat dat er ter uitvoering van de minnelijke regeling tussen partijen door Evean diverse betalingen zijn gedaan die zijn verwerkt op de loonstroken van september, november en december 2023, door Evean overgelegd als één van de producties 12C, 12D en 12E. Dit betreft in ieder geval de door [eiseres] genoemde betaling van € 8.056,39 bruto in december 2023 en een betaling van € 968,76 netto in november 2023. Verder vermeldt de loonstrook van september 2023 een bruto nabetaling van € 5.343,47. Evean is als werkgever verplicht om correcte en volledige salarisspecificaties te verstrekken. [eiseres] heeft voldoende toegelicht waarom de specificaties van de nabetaalde bedragen niet deugdelijk en volledig zijn. De betaling van € 8.056,39 is op de loonstrook helemaal niet gespecificeerd. De andere betalingen zijn op de loonstrook wel gespecificeerd in die zin dat inzicht is gegeven in de diverse bedragen waaruit de betaling is samengesteld (naast het salaris de garantietoelage, ORT, toeslag oproepkrachten, vakantietoeslag, premies en loonheffing), maar ook deze specificatie is niet volledig, nu onder meer de termijn waarop het salaris ziet en een gespecificeerde opbouw van dat salarisbedrag, gerelateerd aan die termijn en het aantal werkuren, niet zichtbaar zijn op de loonstrook. Er is volstaan met de vermeldingen “salaris” dan wel “nabetaling”. Dat is niet genoeg. Weliswaar geven de als productie F verstrekte loonstaten en de door Evean ingebrachte e-mail van 29 januari 2024 wat meer inzicht, maar daarmee is nog niet voldaan aan het bepaalde in artikel 7:626 BW. Van een werknemer hoeft niet te worden verwacht dat deze zelf in loonstaten op zoek gaat naar hoe het precies zit. Daarbij merkt de kantonrechter op dat in het geval Evean het verstrekken van deugdelijke specificaties als te complex ervaart, het op haar weg ligt om een ter zake deskundige in te schakelen. De vordering tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties wordt dan ook toegewezen.
5.20.
De vordering tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties van het toekomstig loon wordt afgewezen. Daarbij bestaat op voorhand onvoldoende belang. De kantonrechter gaat ervan uit dat Evean de op haar rustende verplichting ex artikel 7:626 BW naar behoren zal naleven.
jaaropgaven
5.21.
De betalingen die ter uitvoering van de regeling tussen partijen zijn gedaan hebben betrekking op het loon over de periode van 1 januari 2020 tot en met augustus 2023. Uit de toelichting van partijen ter zitting is gebleken dat deze nabetalingen echter niet hebben geleid tot een aanpassing van de jaaropgaven voor de jaren 2020 tot en met 2022, terwijl daarmee wel het loon over die jaren is aangevuld. Een overtuigende reden waarom geen gecorrigeerde jaaropgaven over deze jaren zouden kunnen worden verstrekt, heeft Evean niet gegeven, terwijl - nog los van de wettelijke verplichtingen die voor een werkgever gelden - voor [eiseres] daarbij wel degelijk belang bestaat. Met het standpunt dat [eiseres] de mogelijkheid heeft bezwaar te maken bij het Uwv tegen de hoogte van het dagloon voor de mogelijke WIA-uitkering miskent Evean dat aan haar als werkgever is om een correcte loonadministratie te voeren en het loon conform het bepaalde in artikel 7:626 BW deugdelijk en gespecificeerd te verantwoorden tegenover de werknemer. Daarbij is van belang dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon in eerste instantie zal uitgaan van de loonadministratie van Evean, wat het spoedeisend belang van [eiseres] nog eens benadrukt.
5.22.
Ook hier geldt dat als Evean zich niet in staat acht om gecorrigeerde jaaropgaves te verstrekken, het op haar weg ligt om daartoe een deskundige in te schakelen. Voor zover voor het verstrekken van gecorrigeerde jaaropgaven correctie van de loonaangifte nodig is, zal Evean daartoe zal moeten overgaan. Dit valt verder buiten het bestek van deze procedure en ligt volledig binnen de invloeds- en risicosfeer van Evean als werkgever.
5.23.
Correctie van de jaaropgaven over 2020 tot en met 2022 leidt logisch ook tot een correctie van de jaaropgave over 2023, zodat ook dat deel van de vordering wordt toegewezen.
dwangsom
5.24.
Evean krijgt een maand de tijd om deugdelijke bruto/netto specificaties en gecorrigeerde jaaropgaven te verstrekken voordat zij een dwangsom verbeurt. De gevorderde dwangsom wordt gematigd tot een bedrag van € 100,00 per dag met een maximum van
€ 5.000,00.
afdrachten premies
5.26.
De vordering tot het afdragen van premies over de periode 2020 tot en maart 2024 wordt bij gebreke van onderbouwing afgewezen. Evean heeft gesteld dat geen sprake is van niet afgedragen premies en [eiseres] heeft niet onderbouwd dat dit niet juist is.
de buitengerechtelijke kosten
5.27.
De toewijzing van meerdere vorderingen leidt tot toewijzing van de buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 909,60 is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, omdat daarbij is uitgegaan van een hoofdsom gebaseerd op alle gevorderde bedragen. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief. Nu onduidelijk is welke bedragen voortvloeien uit de toegewezen vorderingen, sluit de kantonrechter aan bij het tarief voor zaken van onbepaalde waarde, te weten € 462,50. Dat [eiseres] verzekerd is voor rechtsbijstand staat hier niet aan in de weg. De kantonrechter ziet geen reden voor twijfel aan de stelling van [eiseres] dat deze (verhaalbare) kosten niet onder de dekking van de polis vallen.
conclusie en proceskosten
5.28.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] tot - kort samengevat - betaling van het loon over de periode van de loonstop en over de onterecht ingehouden uren, de kosten van het deskundigenoordeel, de wettelijke rente, de wettelijke verhoging en de buitengerechtelijke kosten zal toewijzen. Daarnaast zal de kantonrechter de vorderingen tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto specificaties over de nabetalingen en van gecorrigeerde jaaropgaven, op straffe van een dwangsom, toewijzen. De overige vorderingen worden afgewezen.
5.29.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.
5.30.
Tot slot merkt de kantonrechter nog op dat zij zich realiseert dat met dit oordeel de discussie tussen partijen bij lange na niet is beslecht. Ook realiseert zij zich dat zich tussen partijen naar aanleiding van dit vonnis mogelijk nieuwe discussiepunten zullen ontstaan. Dat is echter het gevolg van de keuze voor een kort geding en de wijze waarop partijen over en weer hun standpunten hebben gepresenteerd en onderbouwd. De kantonrechter geeft partijen dan ook nogmaals uitdrukkelijk in overweging om te trachten hun geschillen onderling te beslechten, zo nodig onder begeleiding van een onafhankelijke derde. Mochten zij daarin niet slagen, dan zullen zij - zo nodig na inschakeling van een deskundige - een bodemprocedure moeten starten teneinde volledige duidelijkheid te krijgen over wat hen verdeeld houdt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Evean tot betaling aan [eiseres] van het loon met emolumenten over de periode van 25 januari 2024 tot 19 februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt Evean tot betaling aan [eiseres] van het loon met emolumenten over 11,1 uur met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf datum verzuim tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt Evean tot betaling aan [eiseres] van € 100,00 aan kosten voor het deskundigenoordeel van het Uwv en tot betaling van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
6.4.
veroordeelt Evean tot verstrekking aan [eiseres] van deugdelijke bruto/netto specificaties als bedoeld in artikel 7:626 BW van de betalingen onder 6.1 en 6.2, alsmede van de onder (na)betalingen op de loonstroken van september, november en december 2023 (van
6.5. € 8.056,39
€ 8.056,39 bruto, € 968,76 netto en € 5.343,47 bruto), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Evean daarmee in gebreke is, met een maximum van
€ 5.000,00;
6.6.
veroordeelt Evean tot verstrekking aan [eiseres] van gecorrigeerde jaaropgaven over de jaren 2020, 2021, 2022 en 2023, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Evean daarmee in gebreke is, met een maximum van € 5.000,00;
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter