3.3.2.Bewijsmotivering
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 te kunnen komen, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd, is onder meer vereist dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, waaronder de vermeende verkeersovertreding(en), de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 juli 2022 heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de kruising van de Vrouwenweg met de Middenweg in Noordbeemster. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de verdachte de voorrangskruising is overgestoken, waarbij hij geen voorrang heeft verleend aan de voor hem van rechts komende motorfiets. De bestuurder van de motorfiets, te weten [slachtoffer], is tegen het voertuig van de verdachte gebotst en ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. In het bloed van de verdachte is na het ongeval een hoeveelheid THC aangetroffen dat ruim boven de wettelijk toegestane grenswaarde lag.
Verweren van de verdediging
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het uitgevoerde onderzoek voldoet aan de voorschriften als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de WVW 1994 en dat de uitslag van het bloedonderzoek bruikbaar is voor het bewijs van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging en overweegt hierover het volgende.
I.
Verzegeling van bloedmonsters
In artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d van het Besluit, staat beschreven dat de aanwezige opsporingsambtenaar ervoor zorgt dat de bloedmonsters, in een bij ministeriële regeling voorgeschreven verpakking, voorzien van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting, zo spoedig mogelijk worden bezorgd bij het geaccrediteerde laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid van het Besluit.
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] op ambtseed heeft verklaard dat de bloedmonsters van de verdachte, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onder d van het Besluit, zijn verzonden naar het Medisch Laboratorium, Dr. Stein & Collegae in Mönchengladbach (Duitsland).
In artikel 15 van het Besluit staat beschreven welke gegevens het laboratorium vast dient te leggen, na ontvangst van de bloedmonsters waaraan onderzoek moet worden verricht. Uit de regelgeving blijkt niet dat het laboratorium moet bevestigen dat de bloedmonsters verzegeld zijn ontvangen. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de bloedmonsters niet verzegeld zijn ontvangen. De rechtbank gaat er bovendien van uit dat het geaccrediteerde laboratorium er melding van zou maken als het onderzoeksmateriaal bij aankomst niet verzegeld blijkt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er hier geen strikte waarborg is geschonden.
II.
Recht op tegenonderzoek
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] heeft opgeschreven dat zij toestemming vroeg aan de verdachte om bloed af te laten nemen. De verdachte gaf deze toestemming. Verbalisant [verbalisant 1] heeft opgeschreven dat zij de verdachte na deze bloedafname heeft gezegd dat hij recht heeft op tegenonderzoek als het onderzoeksresultaat het vermoeden van een te hoog THC-gehalte zou bevestigen.
Bij brief van 29 augustus 2022 is de verdachte van de uitkomst van het bloedonderzoek op de hoogte gesteld. In deze brief werd hij er op gewezen dat hij het recht heeft een tegenonderzoek te laten verrichten. De brief is in het Nederlands geschreven, terwijl de verdachte Pools spreekt. Het is dan ook mogelijk dat hij de inhoud van de brief niet (direct en/of volledig) begreep. Dat de verdachte geen Poolse vertaling heeft ontvangen van genoemde brief betekent echter niet dat een strikte waarborg is geschonden en dat de uitkomst van het bloedonderzoek niet als bewijs zou kunnen worden gebruikt. De verdachte had immers, op grond van artikel 32a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), de mogelijkheid om een vertaling van de brief te vragen. Dat hij dit niet heeft gedaan komt dan ook voor zijn rekening en risico. Er mocht van hem worden verlangd dat hij, wanneer nodig, zelf stappen zou ondernemen om duidelijkheid te krijgen over de inhoud van de door hem ontvangen stukken. Ook wat betreft de verplichting om de verdachte te wijzen op tegenonderzoek ziet de rechtbank dus geen schending van een strikte waarborg.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om het bloedonderzoek en de uitslag daarvan buiten beschouwing te laten.
Nadere bewijsoverweging
Uit het onderzoek is niet gebleken is dat de te hoge snelheid waarmee het slachtoffer reed (mede)oorzaak was van het ongeval. Evenmin is gebleken dat het te hoge THC-gehalte in het bloed van de verdachte het ongeval (mede) heeft veroorzaakt. Wel staat vast dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan het slachtoffer terwijl hij wist dat hij verplicht was om voorrang te verlenen aan het verkeer op de Middenweg. De Middenweg is een rechte weg waar een snelheid tot 80 km/u is toegestaan. Voorzienbaar is dus dat verkeer over die weg met dergelijke snelheid rijdt waardoor een eventuele fout bij het voorrang verlenen, zeer ernstige gevolgen kan hebben. Deze wegsituatie vraagt dus om een grote mate van voorzichtigheid.
Gezien de camerabeelden, is de verdachte de kruising langzaam rijdend genaderd en is hij vervolgens zonder te stoppen de Middenweg overgestoken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij daarmee niet de voorzichtigheid in acht genomen waartoe deze verkeerssituatie noodzaakte. Daarbij komt dat ook om andere reden van de verdachte verwacht mocht worden dat hij zeer voorzichtig aan het verkeer deelnam. De verdachte had de avond voor het verkeersongeluk marihuana had gerookt en hij wist dat THC de rijvaardigheid kan beïnvloeden en voor langere tijd aanwezig blijft in het bloed.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het samenstel van gedragingen van de verdachte blijk geeft van rijgedrag dat als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd en dat het aan de schuld van de verdachte is te wijten dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden.