ECLI:NL:RBNHO:2024:7849

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
24/4264
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening voor verstrekking laisser-passer aan kind van Nederlandse vader geboren uit draagmoeder in Georgië

Op 1 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, een Nederlandse vader en een Zweedse moeder, en de minister van Buitenlandse Zaken. Verzoekers vroegen om een voorlopige voorziening voor de verstrekking van een laisser-passer voor hun kind, geboren uit een draagmoeder in Georgië. De minister had eerder besloten de aanvraag voor een Nederlands reisdocument voor het kind niet in behandeling te nemen. Verzoekers maakten bezwaar en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien verzoekers niet met hun kind naar Nederland konden reizen zonder het benodigde reisdocument. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoeker de biologische vader is van het kind en dat er een humanitaire noodzaak is om het kind naar Nederland te laten reizen. De minister had aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en de minister opgedragen om binnen een week een laisser-passer te verstrekken, zodat het kind naar Nederland kan inreizen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/4264

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. A.C. Bouma),
en

de minister van Buitenlandse Zaken,

(gemachtigde: mr. A.M.F. Loof-Donker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de minister van 25 juli 2024, waarmee is meegedeeld dat de aanvraag van verzoekers voor een Nederlands reisdocument voor [naam] ( [naam] ), geboren op [geboortedatum] 2024 te Tblisi (Georgië), niet in behandeling kan worden genomen.
2. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om hiertegen een voorlopige voorziening te treffen.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De minister heeft de voorzieningenrechter er per mail van 31 juli 2024 van in kennis gesteld dat de minister zich in dit geval niet verzet tegen toewijzing door de voorzieningenrechter van een laisser-passer.
5. De voorzieningenrechter doet met toestemming van partijen uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

6. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat verweerder wordt opgedragen om binnen 48 uur na het geven van een uitspraak een laisser- passer (een nooddocument in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Paspoortwet) ten behoeve van [naam] af te geven.
7.1
Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek, omdat zij niet met [naam] naar Nederland kunnen reizen zolang [naam] niet beschikt over een daarvoor benodigd reisdocument.
8. Op grond van artikel 15, tweede lid, van de paspoortwet en de Beleidsregels laisser passers op grond van de Paspoortwet kan een laisser-passer worden verstrekt als sprake is van een aantoonbare humanitaire noodzaak om te reizen en als de aanvrager heeft aangetoond bij aankomst in Nederland rechtmatig te kunnen verblijven.
9. Bij de beoordeling van het verzoek is de voorzieningenrechter uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
10.1
Verzoekers zijn woonachtig in Nederland en wonen en werken in Haarlem. Verzoeker ( [verzoeker] ) heeft de Nederlandse nationaliteit en verzoekster ( [verzoekster] ) heeft de Zweedse Nationaliteit.
10.2
Verzoekers verblijven op dit moment met [naam] in Georgië.
10.3
Uit DNA-onderzoek volgt dat verzoeker de biologische vader is van [naam] .
10.4
[naam] is voorgekomen uit een embryo die tot stand is gekomen door inseminatie van de eicellen van een (Georgische) eiceldonor. Vervolgens is een embryo geplaatst in de baarmoeder van een draagmoeder niet zijnde de eiceldonor. Deze draagmoeder heeft ook de Georgische nationaliteit en is ongehuwd.
10.5
Verzoeker heeft [naam] met toestemming van de draagmoeder prenataal erkend.
10.6
Op [geboortedatum] 2024 is [naam] geboren.
10.7
Op 15 juli 2024 heeft de draagmoeder verklaard dat ze verzoekers toestemming geeft om met [naam] naar Nederland te reizen, dat ze er mee instemt dat verzoeker alleen het gezag krijgt over [naam] , dat ze instemt met de adoptie van [naam] door verzoekster en dat ze hierover niet door de rechtbank wil worden gehoord. Ook heeft de draagmoeder verklaard te doen wat nodig is om te bewerkstelligen dat verzoekers de juridische ouders van [naam] zullen worden. Op 23 juli 2024 hebben verzoekers in Tbilisi een aanvraag ingediend voor een Nederlands paspoort.
10.8
Verzoekers hebben verklaard in Nederland een procedure te zullen starten tot vaststelling van familierechtelijke betrekkingen tussen verzoekers en [naam] en dat [naam] bij toekenning de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen.
11.1
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de ingediende stukken geen aanleiding om eraan te twijfelen dat verzoeker de biologische vader is van [naam] en het gezag heeft over [naam] .
11.2
De voorzieningenrechter ziet, gelet op hetgeen de draagmoeder heeft verklaard, ook geen grond om te twijfelen aan de intentie van de draagmoeder. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat het zowel de bedoeling van verzoekers als de draagmoeder is om ervoor te zorgen dat verzoekers de juridische ouders zullen worden van [naam] en niet de draagmoeder.
11.3
De voorzieningenrechter acht het, mede gelet hierop, aannemelijk dat [naam] uiteindelijk, na het doorlopen van de daarvoor benodigde procedures, de Nederlandse nationaliteit zal verkrijgen.
11.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het daarom niet in het belang van [naam] of verzoekers, die op een goed moment in Nederland weer aan het werk zullen moeten gaan, om de daarvoor benodigde procedures te starten vanuit Georgië en de uitkomst daarvan in Georgië af te wachten. Er is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter een humanitaire noodzaak om [naam] met verzoekers naar Nederland te laten reizen.
12. Ook omdat verweerder heeft aangegeven zich hiertegen niet te verzetten, zal de voorzieningenrechter het verzoek daarom toewijzen. Zij zal verweerder opdragen om [naam] , geboren op [geboortedatum] 2024 te Tblisi (Georgië), zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is gedaan, een laisser passer (of ander nooddocument) te verstrekken op grond waarvan hij Nederland kan inreizen en tijdelijk op het Nederlands grondgebied mag verblijven.
13. De voorzieningenrechter ziet hierbij aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekers, begroot op € 875,- (1 punt voor indiening van het verzoek). Daarbij zal de voorzieningenrechter bepalen dat verweerder verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder [naam] , geboren op [geboortedatum] 2024 te Tblisi (Georgië) zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is gedaan, een laisser-passer (of ander nooddocument) verstrekt op grond waarvan hij Nederland kan inreizen en tijdelijk op het Nederlands grondgebied mag verblijven;
  • bepaalt dat verweerder verzoekers het door hun betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.