ECLI:NL:RBNHO:2024:779

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
15-019442-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het in voorraad hebben van geneesmiddelen en veroordeling voor wapenbezit en rijden onder invloed

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het in voorraad hebben van geneesmiddelen zonder vergunning, het bezit van vuurwapens en het rijden onder invloed van alcohol en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging voor het in voorraad hebben van geneesmiddelen niet voldeed aan de eisen van de Geneesmiddelenwet, omdat het bestanddeel 'handelsvergunning' ontbrak. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van dit feit. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte in strijd heeft gehandeld met de Wet wapens en munitie door een geladen revolver en andere wapens in zijn bezit te hebben. Daarnaast heeft de verdachte onder invloed van alcohol en cocaïne een auto bestuurd, wat leidde tot een veroordeling voor dit feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 204 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 140 uren. Tevens is de verdachte voor 6 maanden de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-019442-23 (P)
Uitspraakdatum: 30 januari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L.J.F. Driessen en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. V. Mes, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Hoorn, althans in Nederland, twee, althans een of meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een revolver, van het merk Taurus, model 85, kaliber .38 special en/of
- een pistool, van het merk FN, model M1922, kaliber 7.65 mm
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een alarmpistool, van het merk Bruni, model 92, kaliber 9 mm en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 25 projectielpatronen van het kaliber .38 special en/of
- 3 projectielpatronen van het kaliber .357 magnum en/of
- 26 projectielpatronen van het kaliber 7.65 mm en/of
- 1 projectielpatroon van het kaliber 7.62 x 39 mm en/of
- 1 projectielpatroon van het kaliber 45 auto en/of
- 387 knalpatronen van het kaliber 9 mm en/of
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Hoorn, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, te weten een grote hoeveelheid tabletten, te weten
- 290 tabletten, althans een of meerdere tabletten Kamagra-100 en/of
- 37 tabletten, althans een of meerdere tabletten Cobra-120 en/of
- 28 tabletten, althans een of meerdere tabletten Pronegra en/of
- 158 tabletten, althans een of meerdere tabletten Winstrol en/of
- 100 tabletten, althans een of meerdere tabletten Dianabol en/of
- 1 tablet, althans een of meerdere tabletten Boldenone en/of
- 1 tablet, althans een of meerdere tabletten Test Enanthate
bevattende een hoeveelheid van de stoffen sildenafil en/of stanozolol en/of methandiënon en/of boldenon zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet heeft bereid, heeft ingevoerd, in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft afgeleverd, heeft uitgevoerd, of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebrach;
feit 3
hij op of omstreeks 19 januari 2023 te Hoorn, althans in Nederland, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 1.64 milligram ethanol per milliliter bloed en 110 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat hij de geneesmiddelen in voorraad heeft gehad als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. De verdachte had de geneesmiddelen voor eigen gebruik in bezit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er alleen een bewezenverklaring kan volgen voor het in voorraad hebben van de geneesmiddelen en dat de verdachte van de overige ‘handels’ gedragingen in de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Ook moet de verdachte worden vrijgesproken van het in voorraad hebben van Boldenone en Test Enanthate, omdat geen sprake was van tabletten, maar van flacons. Daarnaast dient de hoeveelheid tabletten Dianabol naar beneden bijgesteld te worden tot 82 tabletten.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2Op vragen van de rechtbank heeft de officier van justitie zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het de bedoeling van het openbaar ministerie is geweest om de verdachte te vervolgen voor het overtreden van artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet. Volgens de officier van justitie kan in de tekst van de tenlastelegging tevens als subsidiaire variant een overtreding van artikel 18 van de Geneesmiddelenwet worden gelezen.
De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt als volgt.
In artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet is het verbod opgenomen om een geneesmiddel waarvoor geen ‘handelsvergunning’ geldt, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen, in te voeren, uit te voeren of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied te brengen. Een handelsvergunning als bedoeld in deze bepaling wordt verleend door het College Ter Beoordeling Van Geneesmiddelen of door de Europese Commissie. Dit verbod strekt ertoe dat alleen goedgekeurde geneesmiddelen op de Nederlandse markt mogen worden verhandeld.
De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging onder feit 2 het bestanddeel ‘handelsvergunning’ ontbreekt. De tenlastelegging bevat dus niet alle bestanddelen van de delictsomschrijving van artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet. Onder feit 2 is wel tenlastegelegd een ‘vergunning van Onze Minister’. Dit is een bestanddeel van de delictsomschrijving in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank zal daarom bij de verdere beoordeling uitgaan van een tenlastelegging die ziet op overtreding van artikel 18 van de Geneesmiddelenwet.
Het verbod in artikel 18 van de Geneesmiddelenwet ziet op bedrijfsmatige activiteiten zonder de daarvoor benodigde vergunning. Dit volgt uit de onderliggende Europese regelgeving, de totstandkomingsgeschiedenis van de Geneesmiddelenwet en de plaats van het verbod in hoofdstuk 3, getiteld ‘De fabrikantenvergunning en de groothandelsvergunning’. Voor wat betreft het in voorraad hebben van geneesmiddelen, moet het dus gaan om een voorraad die wordt aangehouden met het oog op handelingen met die geneesmiddelen in het economisch verkeer.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de geneesmiddelen voor eigen gebruik in bezit had. De rechtbank heeft geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen die erop wijzen dat de verdachte de geneesmiddelen in huis had om die te verkopen of anderszins in het economische verkeer te brengen. Ook uit de bij de verdachte aangetroffen hoeveelheid kan de rechtbank niet afleiden dat deze bestemd moeten zijn geweest voor de handel. Gelet op het voorgaande kan niet bewezen worden verklaard dat hij deze middelen in voorraad heeft gehad als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en moet de verdachte van feit 2 worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijs
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en dat door of namens hem geen vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen. De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
feit 1 en 3:
- de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2024;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2023 (dossierpagina 39 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2023 (dossierpagina 54 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2023 (dossierpagina 63 e.v.);
- een proces-verbaal determinatie vuurwapens met patroonmagazijn, munitie, overige wapens en aanverwante zaken d.d. 19 juni 2023 (dossierpagina 71 e.v.);
- een proces-verbaal aanvullende determinatie munitie d.d. 3 juli 2023 (los opgenomen);
- een proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 15 februari 2023 (dossierpagina 98 e.v.);
- een verslag van een deskundige, inhoudende een rapport Alcohol en drugs in het verkeer, d.d. 30 januari 2023 (dossierpagina 109 e.v.).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij op 19 januari 2023 te Hoorn, twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een revolver, van het merk Taurus, model 85, kaliber .38 special en/of
- een pistool, van het merk FN, model M1922, kaliber 7.65 mm
zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en pistool en
een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een alarmpistool, van het merk Bruni, model 92, kaliber 9 mm en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 25 projectielpatronen van het kaliber .38 special en
- 3 projectielpatronen van het kaliber .357 magnum en
- 26 projectielpatronen van het kaliber 7.65 mm en
- 1 projectielpatroon van het kaliber 7.62 x 39 mm en
- 1 projectielpatroon van het kaliber 45 auto en
- 387 knalpatronen van het kaliber 9 mm en
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op 19 januari 2023 te Hoorn, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij alcohol 1.64 milligram ethanol per milliliter bloed en 110 microgram cocaïne per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest waarvan 5 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om voor feit 3 een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 maanden op te leggen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke taakstraf. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest en een taakstraf van 120 uren.
De raadsman heeft verzocht om geen ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen. De verdachte beschikt al geruime tijd niet over zijn rijbewijs vanwege het onderzoek door het CBR en het is van belang dat hij na afronding van dat onderzoek weer over zijn rijbewijs kan beschikken voor zijn werk.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft onder invloed van alcohol en cocaïne een auto bestuurd en heeft een eenzijdig ongeval veroorzaakt waarbij hij met zijn auto tegen een boom is aangereden. De verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven onvoldoende rekening te houden met de risico’s voor de verkeersveiligheid bij het besturen van een motorvoertuig na het gebruik van stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. De verdachte was op dat moment een beginnend bestuurder. In de auto van de verdachte werd tussen de bestuurdersstoel en de handrem een geladen revolver aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij met dit wapen rond reed omdat hij na het overlijden van een vriend en een periode met veel drank en drugsgebruik een einde aan zijn leven wilde maken. In de woning van de verdachte werd een pistool, een alarmpistool, een stroomstootwapen en een grote hoeveelheid munitie aangetroffen. Deze munitie bleek voor de wapens bestemde munitie te zijn.
De verdachte heeft verklaard dat hij deze wapens en munitie voor een vriend bewaarde in ruil voor drugs. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij gelegenheid heeft geboden tot het bewaren van deze vuurwapens. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Wapens worden bovendien gebruikt bij het begaan van strafbare feiten, waaronder levensdelicten, en circuleren veelvuldig in het criminele circuit. Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen maakt dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico met zich voor de veiligheid van de maatschappij. Tegen het bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie en de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld, maar niet in de afgelopen vijf jaren.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 mei 2023 en de aanvulling daarop van 19 december 2023 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Fivoor Heerhugowaard. Uit het rapport komt het volgende naar voren.
De reclassering ziet ten aanzien van de maatschappelijke integratie van betrokkene geen delict gerelateerde of risico verhogende factoren. Betrokkene huurt een woning met zijn vriendin en hij heeft een eigen bedrijf. Betrokkene heeft schulden, maar de reclassering ziet geen relatie tussen het delictgedrag en zijn schuldenproblematiek. Daarnaast heeft betrokkene een steunend sociaal netwerk waarop hij kan terugvallen. Afgaande op het verhaal van betrokkene lijkt zijn verslavingsproblematiek direct verband te houden met de delicten. Betrokkene heeft een lange periode alcohol en cocaïne gebruikt. De reden achter zijn gebruik lijkt deels te liggen in mogelijke psychische problematiek en anderzijds heeft betrokkene vanaf jonge leeftijd drugsgebruik ingezet als coping om met zijn problemen maar ook met zijn gevoel om te gaan. Betrokkene is inmiddels in ambulante behandeling bij GGZ NHN. Betrokkene heeft zijn intake fase doorlopen. Middels diagnostiek zou kunnen worden onderzocht of er sprake is van psychische problematiek, die mogelijk ook verband houdt met de middelenproblematiek. Betrokkene is vanaf zijn detentie overwegende abstinent van middelen. Hij heeft wel een aantal maal drugs gebruikt en drinkt af en toe alcohol maar was daar open over. Betrokkene heeft over het algemeen een gemotiveerde houding en komt zijn afspraken bij de reclassering vanwege zijn schorsingstoezicht goed na. Dit geldt ook voor alle afspraken bij de GGZ. De reclassering kan stellen dat tijdens het schorsingstoezicht de risico’s zijn gedaald. Dit wordt ook bevestigd door de risicotaxaties van de reclassering en de GGZ. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld.
Betrokkene zou graag een voorwaardelijke straf opgelegd krijgen waarbij de huidige behandeling kan worden gecontinueerd en afgerond. De reclassering deelt deze mening. Een taakstraf wordt als risicoverhogend gezien, aangezien betrokkene veel werkt als ZZP-er. Door een taakstraf op te leggen is er onvoldoende balans voor betrokkene tussen werk en rust. Ook het opleggen van een geldboete wordt als risico gezien. Betrokkene heeft ondanks zijn werk onvoldoende financiële middelen om een boete te betalen.
De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij reclassering en een ambulante behandeling.
De rechtbank zal met voorgaande sterk rekening houden in de bepaling van het soort en de hoogte van de op te leggen straf. De rechtbank is echter van oordeel dat een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging is bepleit en de reclassering is geadviseerd, onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is bijna een jaar geleden geschorst met een aantal bijzondere voorwaarden. Uit het rapport van de reclassering volgt dat de verdachte tijdens het schorsingstoezicht over het algemeen een gemotiveerde houding heeft, onder behandeling is bij de GGZ en zijn afspraken goed is nagekomen. Volgens de reclassering is het recidiverisico tijdens het schorsingstoezicht gedaald. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet passend en geboden. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte zijn behandeling bij de GGZ kan voortzetten. De rechtbank zal daarom een aanzienlijk deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, zodat de verdachte op dit moment niet terug in detentie hoeft. Vanwege de ernst van het feit zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van 140 uur opleggen aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van 6 maanden. Nu de verdachte als gevolg van het onderzoek door het CBR al een jaar niet over zijn rijbewijs heeft kunnen beschikken, zal de rechtbank deze straf geheel voorwaardelijk opleggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
artikel 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
240 dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
204 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ reclassering Fivoor op het [adres] en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door GGZ NHN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
140 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
70 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 3 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 maanden. Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
2 jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A. Hesselink, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2024.