ECLI:NL:RBNHO:2024:7764

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
30 juli 2024
Zaaknummer
10658027 \ CV EXPL 23-5362
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding vordering wegens non-conforme woning met gebrekkig dak

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een woning hebben gekocht van gedaagden, en de gedaagden, die als verkopers optreden. Eisers hebben gesteld dat na de levering van de woning ernstige gebreken aan het dak zijn geconstateerd, wat hen heeft gedwongen om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Zij hebben gedaagden aansprakelijk gesteld voor de kosten van deze herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat het dak non-conform was, maar dat er nog onduidelijkheden bestonden over de aansprakelijkheid van gedaagden en de onderbouwing van de schade. Eisers zijn in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken, maar de kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen. Dit is gebaseerd op het feit dat gedaagden niet in verzuim zijn gesteld, omdat er geen ingebrekestelling heeft plaatsgevonden voordat de herstelwerkzaamheden werden uitgevoerd. Daarnaast is de schade onvoldoende onderbouwd, aangezien eisers geen bewijs van de herstelkosten hebben overgelegd en de originele factuur niet hebben verstrekt. De kantonrechter heeft eisers als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn vastgesteld op € 1.357,50.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10658027 \ CV EXPL 23-5362
Uitspraakdatum: 31 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats 1]
eisers
verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. P.R.Th. Schulting (DAS)
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [plaats 2]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. E.S.R. Ester
De zaak in het kort
Eisers hebben een woning gekocht van gedaagden. Zij stellen dat na levering van de woning bij een dak inspectie is gebleken dat het dak ernstige gebreken vertoonde. Eisers hebben het dak direct laten herstellen, waarna zij gedaagden aansprakelijk hebben gesteld voor de herstelkosten. Bij tussenvonnis is eisers de opdracht gegeven vragen te beantwoorden over de gestelde gang van zaken met betrekking tot het herstel en de onderbouwing van de schade. In dit eindvonnis wordt de vordering van eisers alsnog afgewezen. Er bestaat geen recht op schadevergoeding omdat gedaagden niet in gebreke zijn gesteld voordat de herstelwerkzaamheden plaatsvonden. Bovendien is de schade onvoldoende onderbouwd doordat eisers, ondanks opdracht daartoe, de originele factuur en betaalbewijzen niet hebben verstrekt.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024;
- de akte verstrekking nadere informatie van [eisers]
- de antwoordakte van [gedaagden]

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak nog om de vraag of [eisers] recht hebben op schadevergoeding van gedaagden voor (herstel van) een - na de overdracht geconstateerd - gebrek aan het dak van de woning die zij van [gedaagden] hebben gekocht.
Opdracht in tussenvonnis
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat het dak non-conform is, maar dat nog niet kan worden beoordeeld of en in hoeverre [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de schade, omdat de gestelde gang van zaken met betrekking tot het herstel en de onderbouwing van de schade veel vragen oproepen die eerst door [eisers] beantwoord moeten worden. Het gaat om de volgende vragen/onduidelijkheden:
(i) de brief van [bedrijf] is ongedateerd, zodat niet duidelijk is wanneer diens inspectie heeft plaatsgevonden, terwijl daaruit ook niet blijkt waarom de inspectie plaatsvond.
(ii) Volgens [eisers] noodzaakte een ernstige lekkage hen om onmiddellijk tot herstel over te gaan en was voor een ingebrekestelling geen tijd meer. Onduidelijk is echter wanneer de lekkage plaatsvond, wanneer herstelwerkzaamheden hebben plaatsgevonden en welke kosten daaraan waren verbonden.
(iii) Het CED rapport dateert van 12 oktober 2022. Daaruit kan niet eenduidig worden afgeleid of de herstelwerkzaamheden toen al wel of nog niet waren uitgevoerd. Als toen al wel werkzaamheden waren uitgevoerd (welke?) dan is niet duidelijk hoe CED nog heeft kunnen constateren wat de schade is en wat de oorzaak van de lekkage is.
2.3.
Verder heeft de kantonrechter overwogen dat ook over de schade-omvang nog onduidelijkheid bestaat, omdat:
(iv) door [eisers] verschillende bedragen voor de schadepost terzake het dak zijn vermeld;
(v) bewijs van de herstelkosten ontbreekt;
(vi) onduidelijk is of een deel van de schade al door de verzekeraar van [eisers] is vergoed danwel op basis van zelfwerkzaamheid is afgehandeld;
(vii) onduidelijk is in hoeverre bij het berekening van de vordering rekening is gehouden met “nieuw voor oud”.
2.4.
[eisers] zijn in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om bij akte voornoemde vraagpunten te beantwoorden onder overlegging van schriftelijke stukken zoals een offerte, een gespecificeerde factuur, betalingsbewijzen en informatie van de verzekering. Ten slotte moesten zij nader toelichten waarom een ingebrekestelling niet mogelijk of niet nodig was.
Geen heroverweging eerdere beslissingen
2.5.
[eisers] hebben in hun akte (randnummers 5.15 onder 1, 2 en 3 en 5.19) ook informatie gegeven over de andere gebreken/schadeposten.
De kantonrechter zal hieraan voorbij gaan, omdat het partij-debat hierover al met het wijzen van het tussenvonnis is gesloten. In het tussenvonnis is immers al uitdrukkelijk, gemotiveerd en zonder voorbehoud beslist dat die schadeposten niet voor vergoeding in aanmerking komen (zie rov.5.8 tot en met 5.11 en 5.19). De kantonrechter is in het verdere verloop van het geding gebonden aan deze bindende eindbeslissingen. Dat is slechts anders indien de eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, maar die situatie doet zich hier niet voor.
Nadere informatie van [eisers]
2.6.
Kurtulmus hebben naar aanleiding van bovenstaande vragen – samengevat - de volgende toelichting gegeven.
Op 21 september 2022 heeft [bedrijf] in opdracht van [eisers] een dakinspectie uitgevoerd, omdat zij graag zonnepanelen wilden laten plaatsen en het dak daarvoor eerst door een dakdekker bekeken moest worden. Uit die inspectie is gebleken dat het dak dusdanig slecht was dat het noodzakelijk was het dak direct te vervangen. Direct herstel was volgens [bedrijf] nodig omdat er zichtbare lekkage aanwezig was, waardoor bij een volgende regenbui flinke schade zou ontstaan. [eisers] verwijzen in dat verband naar een verklaring van [bedrijf] gedateerd op 29 september 2023 (bijlage 1).
Voor wat betreft de vraag wanneer lekkage heeft plaatsgevonden hebben [eisers] toegelicht dat uit de verklaring van [bedrijf] blijkt dat al enkele jaren sprake was van lekkages.
De herstelwerkzaamheden zijn op 23 september 2022 uitgevoerd. De factuur daarvoor (ad € 7.096,59) d.d. 10 mei 2024 is als bijlage 2 overgelegd. Dat de factuur is gedateerd op 10 mei 2024 heeft volgens [eisers] te maken met het feit dat de herstelwerkzaamheden enige tijd geleden zijn uitgevoerd waardoor ze de oude factuur niet konden toesturen.
De opname door CED heeft plaatsgevonden nadat de herstelwerkzaamheden waren uitgevoerd. CED heeft zich gebaseerd op aangeleverde stukken (foto’s van het dak en de offerte). Het herstel van de schade in huis had op dat moment nog niet plaatsgevonden, waardoor de expert deze zelf heeft kunnen beoordelen en de conclusie heeft kunnen trekken dat de schade afkomstig was door de schade aan het dak. [eisers] hebben als bijlage 7 een e-mail van verzekeraar ING overgelegd, waaruit volgt dat de verzekeraar niet tot uitkering is overgegaan, omdat de schade al was ontstaan (ruim) voordat [eisers] bij ING verzekerd waren.
Ten aanzien van de ingebrekestelling hebben [eisers] naar voren gebracht dat zij op 22 september 2022 aan de makelaar hebben gemeld dat ze schade aan het dak hadden, maar dat de makelaar hen vertelde dat [gedaagden] met vakantie waren en 26 september 2022 weer terug zouden zijn. Op 26 september 2022 is er contact geweest met [gedaagden] Zij zijn toen aansprakelijk gesteld (zoals ook blijkt uit de brief van hun advocaat van 10 oktober 2022) en er is geprobeerd er samen uit te komen, maar dat is niet gelukt.
Voor wat betreft de gevorderde schade-omvang hebben [eisers] toegelicht dat zij geen rekening hebben gehouden met ‘nieuw voor oud’, omdat het dak maar zo’n 6 a 7 jaar is meegegaan (uitgaande van vervanging van het dak in 2009 en ontstaan van de schade 4 a 5 jaar geleden), terwijl een bitumen dak ruim 20 jaar mee zou moeten gaan.
Verweer [gedaagden]
2.7.
[gedaagden] hebben – samengevat – aangevoerd dat nog steeds onduidelijk is wanneer de gestelde lekkage zich heeft geopenbaard, ook gegeven het feit dat [eisers] ter zitting hebben verklaard dat tussen de datum van overdracht (29 juli 2022) en de inspectie (21 september 2022) geen lekkage is geconstateerd of ervaren, en de inspectie niet is uitgevoerd naar aanleiding van een lekkage maar vanwege de wens van [eisers] om zonnepanelen te plaatsen. [gedaagden] betwisten dus dat op het moment van de inspectie sprake was van een lekkage, laat staan een lekkage die zo ernstig was dat er onmiddellijk hersteld moest worden en niet eerst een ingebrekestelling gestuurd kon worden. Ten aanzien van de schade-omvang voeren [gedaagden] aan dat de schade onvoldoende is onderbouwd, omdat betalingsbewijzen ontbreken en de factuurdatum (10 mei 2024) vragen oproept en dat bij de schade wel degelijk rekening gehouden moet worden met nieuw voor oud.
Vorderingen worden afgewezen
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de verweren van [gedaagden] ten aanzien van het ontbreken van een ingebrekestelling en de gebrekkige onderbouwing van de schade slagen.
2.9.
Voor het recht op schadevergoeding wegens wanprestatie (in dit geval: levering van een non-conforme woning) is vereist dat [gedaagden] in verzuim verkeren (art 6:74 en 6:81 en verder BW). Verzuim treedt in wanneer [gedaagden] in gebreke zijn gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarbij hen een redelijke termijn van nakoming wordt gesteld en nakoming binnen die termijn uitblijft (de ingebrekestelling, art 6:82 BW). Vaststaat dat een dergelijke ingebrekestelling niet aan [gedaagden] is gestuurd. De herstelwerkzaamheden hadden immers al (op 23 september 2022) plaatsgevonden, voordat [gedaagden] op 26 september 2022 (mondeling) aansprakelijk werden gesteld voor de gemaakte kosten. [gedaagden] zijn dus niet voorafgaand aan de herstelwerkzaamheden in de gelegenheid gesteld alsnog na te komen.
2.10.
In sommige gevallen is geen ingebrekestelling vereist (art 6.83 BW), maar die situatie doet zich hier niet voor. [eisers] stellen weliswaar dat de lekkage 21 september 2022 zo nijpend was dat het dak direct hersteld moest worden, maar die stelling is in het licht van het gemotiveerde verweer door [gedaagden] onvoldoende onderbouwd. Dit volgt uit de volgende feiten en omstandigheden: (i) de inspectie door [bedrijf] vond plaats omdat [eisers] zonnepanelen wilden laten plaatsen en (kennelijk) niet omdat zij last hadden van lekkage, (ii) uit de verklaring van [bedrijf] (die pas is opgesteld ruim een jaar na de hersteldatum) valt niet op te maken dat er
op dat moment(al of weer) sprake was van een ernstige lekkage waardoor direct herstel noodzakelijk was (iii) uit het inspectierapport dat [eisers] vóór de aankoop tot hun beschikking kregen, volgde niet dat het dak hersteld moest worden (behoudens de dakbedekking boven de entree, waarop deze vordering geen betrekking heeft), en (iv) het CED-rapport biedt ook geen aanknopingspunten voor de stelling van [eisers]. Ook daaruit valt niet af te leiden dat sprake is geweest van acute, recente lekkage. Bovendien heeft de CED-inspecteur de situatie op het dak niet zelf heeft kunnen beoordelen, aangezien de herstelwerkzaamheden toen al hadden plaatsgevonden. Zeker gelet op het feit dat [eisers] ermee bekend waren dat [gedaagden] 26 september 2022 weer terug waren van vakantie, valt niet in te zien waarom zij die 5 dagen tussen inspectiedatum en terugkomst van vakantie niet konden afwachten.
2.11.
De conclusie is dat een ingebrekestelling vereist was om het verzuim te doen intreden. Omdat die ingebrekestelling ontbreekt, kan de gevorderde schadevergoeding niet worden toegewezen.
2.12.
Overigens geldt dat zelfs als de vereiste ingebrekestelling wel had plaatsgevonden, de vordering zou zijn afgewezen omdat de schade onvoldoende is onderbouwd. [eisers], hebben, hoewel dit hen bij tussenvonnis was opgedragen, geen betaalbewijzen overgelegd, net zo min als de originele factuur (uit 2022). [gedaagden] hebben er verder terecht op gewezen dat de gestelde gang van zaken betreffende de datum van lekkage, de datum van herstel en de constateringen van de deskundige meer vragen oproepen dan zijn beantwoord. Ook op grond hiervan strandt de vordering.
Proceskosten
2.13.
[eisers] worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 1.357,50 aan salaris gemachtigde (2,5 punt x € 543,-).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.357,50 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden];
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter