ECLI:NL:RBNHO:2024:774

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
15-303001-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk ongeval met racefiets door onoplettendheid

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 augustus 2022 in Dirkshorn een voetganger heeft aangereden met zijn racefiets, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij aanmerkelijk onoplettend heeft gehandeld. De verdachte fietste met een snelheid van 25 tot 30 kilometer per uur en had de voetganger, die langs de weg stond om iemand de weg te wijzen, eerder gezien. Ondanks dit heeft hij onvoldoende gelet op de weg en is hij tegen de voetganger aangereden, wat resulteerde in haar overlijden door ernstig hersenletsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, waarbij rekening is gehouden met de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer. De rechtbank heeft geen ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-303001-22 (P)
Uitspraakdatum: 30 januari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.P. Visser en van wat de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt vervolgd voor zijn betrokkenheid bij een ongeval in het verkeer op 11 augustus 2022 in Dirkshorn, waarbij een voetganger om het leven is gekomen. Primair is aan hem ten laste gelegd dat hij zich als racefietser zo heeft gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994). Subsidiair is hem ten laste gelegd het veroorzaken van gevaar op de weg (overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994).
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie is van mening dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
3.2.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft erkend dat hij onvoldoende oplettend is geweest waardoor hij verantwoordelijk is voor het ongeval als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijs
De rechtbank komt op grond van onderstaande bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring. De rechtbank volstaat met deze opgave van bewijsmiddelen, omdat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft bekend en hij niet heeft aangevoerd dat hij vrijgesproken moet worden.
- De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2024
- Een proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 5 oktober 2022 (dossierpagina 6 e.v.)
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2022 (dossierpagina 10 e.v.)
- Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 28 augustus 2022 (dossierpagina 21 e.v.)
- Een proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] ( [geboortedatum] ) d.d. 15 augustus 2022 met als bijlage een schouwrapport (dossierpagina 15 e.v.)
De voornoemde processen-verbaal zijn opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 11 augustus 2022 aan het einde van de ochtend reed de verdachte op zijn racefiets over de Zutweg te Dirkshorn, komende uit de richting van Waarland. De Zutweg ligt buiten de bebouwde kom en is een rechte weg, zonder middenstreep met aan weerszijden een onderbroken witte streep gevolgd door een berm. Het is, ook volgens de verdachte, een overzichtelijke weg en het zicht was die dag goed. Er reed op het moment van het ongeval geen ander verkeer.
[slachtoffer] wandelde die ochtend met haar echtgenoot over de Zutweg. Zij stonden op het moment van het ongeval stil om de weg te wijzen aan een fietser. Zij stonden vanuit de verdachte gezien aan de rechterkant van de weg. [slachtoffer] stond iets op de rijbaan ter hoogte van de witte strepen op het wegdek.
De verdachte fietste met een snelheid van 25 tot 30 kilometer per uur. Voordat hij op de Zutweg de kruising met de Woudmeerweg passeerde heeft hij drie mensen langs de weg zien staan. Dit waren [slachtoffer] , haar echtgenoot en de fietser aan wie zij de weg wezen. Zij stonden volgens de verdachte ongeveer een meter uit de kant van de weg. De verdachte heeft naar links, de Woudmeerweg, gekeken en na het passeren van de kruising met de Woudmeerweg nog een keer over zijn schouder gekeken. Vervolgens zag hij [slachtoffer] ineens vlak voor zich staan en is hij tegen haar aangereden. De verdachte vermoedt dat hij de afstand tussen hem en [slachtoffer] verkeerd heeft ingeschat en te laat heeft gereageerd, waardoor hij een aanrijding niet meer kon voorkomen. [slachtoffer] is als gevolg van de botsing met de verdachte met haar hoofd op het wegdek gevallen. Zij is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht en de dag na het ongeval in het ziekenhuis aan haar verwondingen overleden.
Volgens de verdachte stond [slachtoffer] ongeveer 40 meter voorbij de kruising met de Woudmeerweg. Volgens de ambulancedienst die na het ongeval ter plaatse kwam, heeft het ongeval plaatsgevonden op 100 meter vanaf die kruising.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte zich als deelnemer aan het verkeer zo heeft gedragen, dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het valt niet in het algemeen aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijk, kort moment van onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld op te leveren.
De rechtbank beantwoordt de vraag of sprake is geweest van schuld als volgt.
De verdachte fietste met een snelheid van 25 tot 30 kilometer per uur. Hij heeft [slachtoffer] langs de kant van de weg zien staan vóór hij de kruising met de Woudmeerweg passeerde. Na de kruising heeft hij vervolgens nog een afstand van tussen de 40 en 100 meter afgelegd, voordat hij tegen [slachtoffer] botste. Gelet op zijn snelheid, betekent dit dat de verdachte minimaal 5 seconden en maximaal 14 seconden onvoldoende op de weg heeft gelet en onvoldoende rekening heeft gehouden met de voetgangers die hij eerder voor hem op de weg had zien staan. Hierdoor kon hij niet tijdig uitwijken om de aanrijding te voorkomen. Er is dus sprake geweest van meer dan een enkel moment van onoplettendheid. Gelet hierop merkt rechtbank het rijgedrag van de verdachte aan als aanmerkelijk onoplettend en concludeert zij dat het aan de schuld van de verdachte is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] is overleden.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 augustus 2022 te Dirkshorn, gemeente Schagen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een racefiets, daarmede rijdende over de Zutweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend te handelen, namelijk dat hij:
- onvoldoende heeft gekeken of de weg waarover hij reed vrij was en
- onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van andere weggebruikers op de weg waarover hij, verdachte, reed en
- daardoor niet is uitgeweken om een aanrijding met een op die weg stilstaande voetgangster te voorkomen en
- vervolgens tegen deze voetgangster is aangereden,
waardoor deze voetgangster genaamd [slachtoffer] werd gedood.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Op 11 augustus 2022 heeft een buitengewoon tragisch verkeersongeval plaatsgevonden. De verdachte heeft met zijn racefiets door zijn onoplettendheid [slachtoffer] aangereden die aan het wandelen was met haar echtgenoot en op dat moment langs de weg stilstond om iemand de weg te wijzen. Door dit ongeval is [slachtoffer] ten val gekomen op haar hoofd en is zij als gevolg van ernstig hersenletsel overleden. De echtgenoot van [slachtoffer] heeft op de zitting op indrukwekkende wijze verwoord wat het verlies van zijn vrouw voor hem, maar ook voor zijn zoon en overige familieleden en dierbaren, betekent. De echtgenoot heeft laten weten geen wrok te koesteren naar de verdachte. Ook heeft hij het gewaardeerd dat de verdachte kort na het ongeval contact met hem en zijn familie heeft gezocht en een bloemstuk voor de afscheidsdienst heeft gestuurd. De rechtbank heeft ter zitting gezien dat het ongeval ook op het leven van de verdachte grote impact heeft gehad. Hij zal moeten leven met de gedachte dat door zijn onoplettendheid [slachtoffer] het leven heeft gelaten.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 december 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld. Aan de documentatie komt daarom geen gewicht toe in de straftoemeting.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport dat [reclasseringswerker] als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland over de verdachte heeft uitgebracht op 9 oktober 2023. Uit het rapport komt naar voren dat de verdachte zich schuldig voelt en hij zichzelf zijn onoplettendheid verwijt, vooral ook door zijn jarenlange verkeerservaring als vrachtwagenchauffeur, waarbij hij juist altijd heel oplettend is. Het ongeval heeft hem emotioneel erg aangegrepen. In zijn verwerkingsproces heeft de reactie van de nabestaande, die hem geen verwijten maakt, geholpen. Verder ziet de reclassering geen problemen en is op elk leefgebied sprake van een stabiele situatie. De reclassering schat het risico op recidive laag in en vindt interventies en toezicht dan ook niet nodig.
Op te leggen straf
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag waarbij het slachtoffer is overleden, gaan uit van een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende omstandigheden. De verdachte heeft het verkeersongeval veroorzaakt als bestuurder van een ongemotoriseerd voertuig, namelijk een racefiets. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte zich aan de ondergrens van aanmerkelijke onoplettendheid heeft bevonden en daarmee tot een (zeer) lichte schuldcategorie behoort. De verdachte heeft bovendien volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn rijgedrag en hij heeft spijt betuigd. Hij komt hierin oprecht over. Tot slot heeft het ongeval ook op de verdachte grote impact gehad. De rechtbank ziet in al deze omstandigheden redenen om af te wijken van de LOVS oriëntatiepunten en van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf. De rechtbank vindt een taakstraf voor de duur van 100 uren daarom passend.
De rechtbank ziet, met de officier van justitie, geen aanleiding om een ontzegging van de rijbevoegdheid aan de verdachte op te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
100 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
50 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. P.A. Hesselink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2024.
Bijlage
Tenlastelegging
primair:
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te Dirkshorn, gemeente Schagen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een (race)fiets, daarmede rijdende over de weg, de Zutweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen, namelijk dat hij:
- niet goed/onvoldoende heeft gekeken of de weg waarover hij reed vrij was en/of
- niet/onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van andere weggebruikers op de weg waarover hij, verdachte, reed en/of
- ( daardoor) niet/onvoldoende is uitgeweken en/of naar links is gegaan om een aanrijding met een op die weg stilstaande voetgangster te voorkomen en/of
- ( vervolgens) tegen deze voetgangster is aangereden en/of aangebotst,
waardoor deze voetgangster (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te Dirkshorn, gemeente Schagen als bestuurder van een voertuig (fiets), daarmee rijdende op de weg, de Zutweg,
- niet goed/onvoldoende heeft gekeken of de weg waarover hij reed vrij was en/of
- niet/onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van andere weggebruikers op de weg waarover hij, verdachte, reed en/of
- ( daardoor) niet/onvoldoende is uitgeweken en/of naar links is gegaan om een aanrijding met een op die weg stilstaande voetgangster te voorkomen en/of
- ( vervolgens) tegen deze voetgangster is aangereden en/of aangebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.