ECLI:NL:RBNHO:2024:7714

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
10870481 \ CV EXPL 24-459
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en beëindiging van verzekeringen wegens vermoedelijke fraude

In deze civiele zaak heeft eiser, een verzekerde bij Nationale-Nederlanden (OHRA), een schadeclaim ingediend na een aanrijding met een scooter. Nationale-Nederlanden heeft de claim afgewezen op basis van vermoedelijke fraude, omdat eiser zou hebben verzwegen dat de auto voorafgaand aan het ongeval al schade had. Eiser vordert in deze procedure dat de beëindiging van haar verzekeringen ongedaan wordt gemaakt en dat de schadevergoeding alsnog wordt uitgekeerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt over de schade aan haar auto. De deskundigenrapporten van CED en OAN ondersteunen de conclusie dat de schade aan de auto niet uitsluitend door de aanrijding met de scooter kan zijn veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt dat Nationale-Nederlanden gerechtigd was om de verzekeringen te beëindigen en de persoonsgegevens van eiser in verschillende registers op te nemen. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en de tegenvordering van Nationale-Nederlanden tot vergoeding van deskundigenkosten wordt gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10870481 \ CV EXPL 24-459
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. P.H.N. Keuning-Taapken,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., handelend onder de naam
OHRA VERZEKERINGEN,
te Den Haag,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Nationale-Nederlanden,
advocaat: mr. M.A. Schoenmaker.
De zaak in het kort
[eiser] heeft haar auto allrisk verzekerd bij Nationale-Nederlanden (OHRA). Zij heeft naar aanleiding van een aanrijding met een scooter een claim ingediend bij Nationale-Nederlanden voor schade aan haar auto. Nationale-Nederlanden heeft de claim afgewezen. Volgens Nationale-Nederlanden heeft [eiser] fraude gepleegd, omdat zij heeft verzwegen dat de auto vóór het ongeval al schade had en zij heeft verklaard dat de auto vóór het ongeval schadevrij was. Nationale-Nederlanden heeft daarom ook alle verzekeringen van [eiser] opgezegd en haar in verschillende (fraude)registers opgenomen. [eiser] vordert in deze procedure dat dit ongedaan wordt gemaakt en dat Nationale-Nederlanden alsnog haar schadeclaim uitkeert. Nationale-Nederlanden vordert dat [eiser] haar kosten van de deskundigenonderzoeken moet vergoeden.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] Nationale-Nederlanden opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd en dat Nationale-Nederlanden daarom gerechtigd was om de verzekeringen op te zeggen en de persoonsgegevens van [eiser] op te nemen in verschillende registers. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] daarom af. De kantonrechter wijst de tegenvordering van Nationale-Nederlanden gedeeltelijk toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 januari 2024 met producties 1 tot en met 16 van [eiser],
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 4 van Nationale-Nederlanden,
- het tussenvonnis van 10 april 2024,
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] met producties 17 en 18,
- de eisvermeerdering zoals door [eiser] op zitting genomen,
- de mondelinge behandeling van 4 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitaantekeningen van de gemachtigden van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft sinds 1 september 2022 een autoverzekering met Allriskdekking afgesloten bij OHRA, dat onderdeel uitmaakt van het concern van Nationale-Nederlanden, voor haar auto van het merk Porsche, type Cayenne, bouwjaar 2015 met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). [eiser] heeft de auto is op 21 maart 2022 aangeschaft.
In de polisvoorwaarden van de autoverzekering is, voor zover relevant, onder meer bepaald:
Wat doen wij bij fraude?
Wij gaan ervan uit dat u ons juist en volledig informeert. Doet u dat opzettelijk en doelbewust niet? Dan fraudeert u. Bijvoorbeeld als u ons onjuiste gegevens stuurt als u een verzekering aanvraagt of ons of DAS om vergoeding van schade vraagt.(…)
Heeft u gefraudeerd?
Dan kunnen wij en DAS de volgende maatregelen nemen:
1. de verzekering stoppen. Ook kunnen wij andere verzekeringen, leningen en rekeningen stoppen die u bij NN Group NV en haar dochterbedrijven heeft;
2. geen schade (meer) vergoeden, of de schade niet volledig vergoeden. Behalve als de fraude niet rechtvaardigt dat uw recht op vergoeding van schade (volledig) vervalt;
(…)
5. uw gegevens registreren in interne en externe (waarschuwings)systemen, zoals de database van de Stichting CIS. Hierbij houden wij ons aan het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (PIFI). Dit protocol is goedgekeurd door door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Al deze maatregelen zorgen ervoor dat u niet teveel betaalt, omdat anderen verkeerd omgaan met hun verzekering, lening of rekening. Wilt u meer weten over ons fraudebeleid? Kijk dan op www.ohra.nl/klantenservice/kkv en klik op ‘fraudebeleid’.”
2.2.
Op 26 oktober 2022 is [eiser] met de auto betrokken geraakt bij een aanrijding met een scooter, waarbij de bestuurder van de scooter de auto schampte bij het van achter en aan de rechterkant inhalen van de auto die stilstond voor een openstaande brug. [eiser] en haar man hebben ter plaatse samen met de scooterrijder een schadeformulier ingevuld.
2.3.
Nadien heeft [eiser] het voorval en de schade bij Nationale-Nederlanden gemeld en de auto langsgebracht bij een schadeherstelbedrijf, dat op 3 november 2022 een schadecalculatie heeft verzonden aan [eiser]. In de schadecalculatie is onder meer opgenomen dat de herstelkosten € 2.854,38 bedragen. Uit de calculatie blijkt dat deze kosten betrekking hebben op het herstel van schade aan het rechter voor- en achterportier, de wielafdek rechtsachter, de tankklep, de achterbumper en de achterlichten inclusief het mistachterlicht. Op 7 december 2022 heeft [eiser] foto’s van de beschadigingen en de schadebegroting aan Nationale-Nederlanden verstuurd ter onderbouwing van haar aanspraak.
2.4.
Nationale-Nederlanden heeft naar aanleiding van de schademelding expertisebureau CED ingeschakeld om de schade aan de auto te beoordelen. In het rapport van CED van 30 december 2022 (hierna: het CED-rapport) is, naast veel foto’s van de auto, onder meer het volgende opgenomen:

Ten tijde van de expertise constateerden wij dat het voertuig beschadigd was aan de rechterzijde. De eigenaar toonde ons diverse krassen over de rechterzijde, met name het achter portier, bumperhoek, kuiplijsten, maar eveneens op de rechter voorbumperhoek.
Toedracht en omstandigheden
Van de eigenaar vernamen wij dat, zoals ook op het SAF wordt aangegeven, de diverse beschadigingen zouden zijn veroorzaakt door een langsrijdende scooter die het voertuig zou hebben geraakt en beschadigd.
De verzekerde stond met het voertuig stil te wachten voor een geopende brug.
De tegenpartij reeds langs de rij stilstaande voertuigen.(…)
Op de delen aan de rechterzijde en de voorbumperhoek constateerden wij zoals aangegeven meerdere krassen en vegen.
De krassen bevonden zich op verschillende plaatsen, hoogtes en zijn in uiteenlopende richtingen veroorzaakt. De krassen zijn verschillend in aard, scherpe, diepte en stootrichting. Enkele krassen bevinden zich daarnaast in het dieper liggende gedeelte van het portier.
In het onderste deel van de beide portieren zijn krassen aanwezig welke lijnrecht de horizontale paneelnaad van de beide portieren volgen.
Op de wielkuiprand van het rechter achterwiel zijn meerder grove beschadigingen aanwezig, en eveneens krassen welke allen verschillend zijn van aard en plaats.
Voor een beeld van de diversiteit van de beschadigingen verwijzen wij u naar onderstaande foto’s en aanvullende foto’s welke in het dossier aanwezig zijn.
(…)
Van een gelijke gemiddelde hoogte waarop alle beschadigingen zich bevinden, wat men zou verwachten bij een aanraking door een langsrijdende scooter, waarbij het voertuig stil staat, is geen sprake.(…)
Conclusie
Op basis van onze bevindingen zijn alle uiteenlopende krassen en beschadigingen welke door de eigenaar worden aangewezen onmogelijk afkomstig van een evenement zoals wordt omschreven.
Schadevaststelling
Op basis van bovenstaande kan niet worden bepaald welke krassen daadwerkelijk zijn veroorzaakt door de aanraking met de scooter.
Hierdoor kan tevens niet exact worden bepaald wat de financiële meerschade betreft van de mogelijke (en door ons ingeschatte) minimale beschadiging ten opzichte van alle overige beschadigingen die op basis van het schadebeeld en plaats van de beschadigingen hoe dan ook niet van een aanraking met een
scooter afkomstig kunnen zijn.
Ons inziens kan de meerschade welke mogelijk is veroorzaakt al nihil worden bestempeld.
CED heeft voor haar werkzaamheden een factuur aan Nationale-Nederlanden gestuurd voor € 759,09 (incl. btw).
2.5.
Op 16 december 2022 heeft Nationale-Nederlanden aan [eiser] per e-mail gevraagd of de auto schadevrij was voorafgaand aan de aanrijding met de scooter en zo nee, welke beschadigingen dan al aanwezig waren op de auto. In reactie hierop heeft [eiser] op 19 december 2022 geantwoord dat zij vanaf de aanschaf van de auto (rond april van dat jaar) geen schade heeft opgelopen of gehad. Ter verduidelijking heeft Nationale-Nederlanden diezelfde dag aan [eiser] gevraagd om een eenduidiger antwoord, waarop [eiser] heeft geantwoord dat de auto schadevrij was toen zij hem kocht in april 2022 en er dus geen schade aan de auto was.
2.6.
Naar aanleiding van de conclusies uit het CED-rapport en de antwoorden van [eiser] heeft Nationale-Nederlanden Ongevallen Analyse Nederland (hierna: OAN) ingeschakeld om te beoordelen of de gehele geclaimde schade aan de rechterkant van de Porsche kan zijn ontstaan door het contact met de scooter. OAN heeft haar beoordeling uiteengezet in een brief van 19 januari 2023 aan Nationale-Nederlanden (hierna: de OAN-brief), waarin zijn onder meer schrijft:

In figuur 1 op de volgende pagina zijn de meeste geclaimde krasschades in deze rechterzijschade weergegeven. Het krasbeeld blijkt uit de volgende onderdelen te bestaan:
1. Horizontale en betrekkelijk diepe krassen in de rechter- en onderzijde van de voorbumper (niet weergegeven in figuur 1) met daaropvolgend, van voor naar achter ontstaan, ook krassen in de onderste portierdelen en de ongespoten dorpellijst. Deze krasschades, die aangegeven staan in het rode kader in figuur 1, zullen (meest waarschijnlijk) zijn ontstaan door een schampend botscontact met een vast object.
2 Meer golvende en vooral korte krassen in de rechterzijde van de achterbumperhoes en daaropvolgend, van achter naar voor ontstaan, in de achterste rand van het achterportier en het deel van het achterportier vlak boven de siervouw. Deze krasschades, die aangegeven staan in het gele kader in figuur 1, kunnen zijn ontstaan door een botscontact met de scooter.
Met name de kras die is aangegeven in het groene kader laat zien dat het botscontact tussen de scooter en Porsche ter hoogte van deze in hoogte afnemende kras zal zijn opgehouden. Het is niet aannemelijk dat de scooter ook verder naar voren nog schades toebracht aan de Porsche.
De Porsche was ons inziens al voorbeschadigd aan de voorbumper, het voorportier, het achterportier, de wielkuiprand van het rechter achterwiel en de achterbumper. Alleen eventuele lakschade in het rechter achterzijpaneel zou voor financiële meerschade hebben kunnen zorgen. Er lijkt echter, gezien de door de expert middels gele lijnen en cirkels ingekleurde schades, geen sprake van lakschade aan het achterzijpaneel. De door de botsing met de scooter ontstane financiële meerschade zal nihil zijn, zoals door CED gerapporteerd.
Kortom: wij conformeren ons aan het standpunt van CED.
OAN heeft voor haar werkzaamheden twee facturen aan Nationale-Nederlanden gestuurd met een totaalbedrag van € 333,96.
2.7.
Op 10 februari 2023 heeft de afdeling Speciale Zaken van Nationale-Nederlanden aan [eiser] per brief meegedeeld dat zij de behandeling van de kwestie heeft overgenomen en dat Nationale-Nederlanden zich op het standpunt stelt dat de auto al beschadigd is voorafgaand aan de aanrijding met de scooter. Ook schrijft Nationale-Nederlanden in deze brief dat [eiser] met het indienen van de schadeclaim een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat Nationale-Nederlanden dit aanmerkt als (poging tot) fraude.
2.8.
Op 23 augustus 2023 heeft Nationale-Nederlanden per brief aan [eiser] meegedeeld dat zij [eiser] verdenkt van (poging tot) fraude en dat Nationale-Nederlanden per 23 augustus 2023 het volledige verzekeringspakket van [eiser], bestaande uit een gezinsongevallen-, rechtsbijstand- en een autoverzekering (hierna: het verzekeringspakket) heeft beëindigd. Ook heeft Nationale-Nederlanden aangegeven dat er geen uitkering aan [eiser] zal worden gedaan en dat [eiser] is opgenomen in het Intern Verwijzingsregister voor acht jaar en in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister voor drie jaar (hierna: de interne en externe registers). Tot slot heeft Nationale-Nederlanden [eiser] in dezelfde brief geïnformeerd dat Nationale-Nederlanden een melding heeft gedaan bij het Centrum Bestrijding van Verzekeringsfraude (hierna: CBV).
3. Het geschil
In conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat en na vermeerdering van eis- veroordeling van Nationale-Nederlanden tot:
het voortzetten/doen herleven van de beëindigde verzekeringen van [eiser] op straffe van een dwangsom;
verwijdering van de persoonsgegevens van [eiser] uit de Gebeurtenissenadministratie, het incidentenregister van Nationale-Nederlanden, het Intern Verwijzingsregister en het Extern Verwijzingsregister alsmede de intrekking van de melding bij het CBV op straffe van een dwangsom;
betaling van een bedrag van € 2.854,- aan [eiser] te vermeerderen met wettelijke rente;
betaling van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten van [eiser].
3.2.
Nationale-Nederlanden voert verweer. Nationale-Nederlanden concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
Nationale-Nederlanden vordert – samengevat- veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 1.093,05 aan deskundigenkosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid althans afwijzing van de vorderingen van Nationale-Nederlanden, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Nationale-Nederlanden in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Bevoegdheid van de kantonrechter
4.1.
Nationale-Nederlanden heeft zich op het standpunt gesteld dat de kantonrechter niet bevoegd is om de vorderingen van [eiser] te beoordelen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat deze procedure onder meer gaat om de vorderingen van [eiser] om Nationale-Nederlanden te veroordelen tot het voortzetten van de beëindigde verzekeringen en het verwijderen van haar persoonsgegevens uit de interne en externe registers. Dit zijn vorderingen van onbepaalde waarde.
4.3.
De kantonrechter kan alleen zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde behandelen en beslissen als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. [1] Indien een zaak niet aan deze voorwaarde voldoet, dan is niet de kantonrechter bevoegd daarover te oordelen, maar de handelskamer van de rechtbank (een andere kamer dan voor kantonzaken).
4.4.
De kantonrechter heeft op basis van de standpunten van partijen niet kunnen vaststellen dat er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen van [eiser] (inclusief de vordering tot betaling van een bedrag van € 2.854,-) een waarde vertegenwoordigt die niet meer is dan € 25.000,- omdat aan de vorderingen tot voortzetting van de verzekeringen en tot het verwijderen van persoonsgegevens uit de registers geen bepaalde waarde kan worden gekoppeld. Daarom kan de kantonrechter in beginsel niet over deze vorderingen oordelen.
4.5.
De kantonrechter heeft het voorgaande op zitting met partijen besproken. Partijen hebben vervolgens de kantonrechter verzocht om de zaak toch verder te behandelen en te beslissen. [2] De kantonrechter is daarom bevoegd om de zaak te beoordelen en te beslissen. Partijen hebben zich daarbij het recht voorbehouden om hoger beroep in te stellen. [3]
Inhoudelijke beoordeling
4.6.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Nationale-Nederlanden tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser], althans onrechtmatig heeft gehandeld door het verzekeringspakket op te zeggen, te weigeren de claim uit te keren en haar te registreren als fraudeur. Volgens [eiser] heeft zij terecht haar schadeclaim van € 2.854,38 als gevolg van de aanrijding met de scooter bij Nationale-Nederlanden ingediend en heeft zij geen onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] haar stelling dat zij als gevolg van de aanrijding met de scooter schade heeft geleden ter hoogte van € 2.854,38 onvoldoende heeft onderbouwd in het licht van de onderbouwing van de betwisting daarvan door Nationale-Nederlanden. Nationale-Nederlanden beroept zich onder meer op het CED-rapport en de OAN-brief. Uit die expertises is gebleken dat de schade aan de auto niet kan zijn veroorzaakt door de aanrijding met de scooter omdat de auto al voor het ongeval beschadigd was, en dat de eventuele meerschade door de aanrijding met de scooter nihil is. Nationale-Nederlanden heeft daarom terecht de schade-uitkering aan [eiser] geweigerd. Ook heeft zij op basis van de polisvoorwaarden de verzekeringen van [eiser] kunnen beëindigen en haar mogen registreren in de interne en externe waarschuwingssystemen omdat sprake is van fraude. De kantonrechter legt dit hierna verder uit.
De schade is niet veroorzaakt door de aanrijding
4.8.
Nationale-Nederlanden heeft niet betwist dat de aanrijding tussen de auto van [eiser] en de scooter op 26 oktober 2022 heeft plaatsgevonden. Dat het ongeval heeft plaatsgevonden staat daarom vast. Ook staat tussen partijen niet ter discussie dat dit ongeval tot schade aan de auto heeft geleid. Maar wel is de vraag of de auto vóór het ongeval al schade had en of er door het ongeval financiële meerschade is ontstaan ten opzichte van de schade die de auto al had. Het belangrijkste punt waar partijen over discussiëren is of
alleschade aan de rechterkant van de auto, zoals die door [eiser] is geclaimd, veroorzaakt is door de aanrijding met de scooter.
4.9.
De door Nationale-Nederlanden ingeschakelde deskundigen onderbouwen in het CED-rapport en in de OAN-brief dat het feitelijk onmogelijk is dat alle schade het gevolg is van het ongeval omdat op de rechterkant van de auto veel verschillende beschadigingen zitten, op verschillende hoogtes, met verschillende dieptes en in verschillende richtingen. Daarom kan de schade volgens de deskundigen onmogelijk veroorzaakt zijn door één gebeurtenis, namelijk de aanrijding met de scooter.
4.10.
In het licht van de uitgebreide onderbouwing van de deskundigen, die de betwisting van Nationale-Nederlanden ondersteunen, had het op de weg van [eiser] gelegen om haar stellingen dat de door haar geclaimde schade door de aanrijding is veroorzaakt en dat vóór het ongeval de auto nog schadevrij was te onderbouwen. Zij heeft dit niet gedaan. Zij heeft ook geen verklaring gegeven voor de vaststelling door de deskundigen dat zich aan de rechter zijkant van de auto krasschades bevinden in verschillende richtingen en met verschillende dieptes, die daarom onmogelijk (allemaal) door het contact met de scooter kunnen zijn ontstaan. Dat geldt met name ook voor de krassen die lopen van voor naar achter en die volgens de deskundigen waarschijnlijk zijn ontstaan door schampend botscontact met een vast object, terwijl de scooter volgens [eiser] haar (stilstaande) auto juist van achter naar voor heeft geraakt. Haar enkele stelling dat de auto vóór het ongeval schadevrij was, is in het licht van de deskundigenberichten waarin onderbouwd is toegelicht dat het tegendeel het geval is, daarom onvoldoende. Daarmee staat niet vast dat de schade die [eiser] bij Nationale-Nederlanden heeft geclaimd door de aanrijding met de scooter is veroorzaakt.
[eiser] heeft opzettelijk onjuiste informatie gegeven
4.11.
Uit de deskundigenberichten van Nationale-Nederlanden kan weliswaar worden opgemaakt dat kennelijk een gedeelte van de (kras)schade aan de rechterkant van de auto kan worden toegerekend aan de aanrijding met de scooter (zonder dat dat overigens volgens de deskundigen financiële meerschade leidt), maar toch heeft [eiser] tegenover de deskundige van CED
alleschade aan (in ieder geval) de rechterkant van de auto aangewezen als schade die veroorzaakt is door de aanrijding met de scooter. Daarnaast heeft [eiser] in ieder geval twee keer op vragen van Nationale-Nederlanden gezegd dat de auto bij aanschaf en voorafgaand aan het ongeval schadevrij was. Dat is op basis van de conclusies van deskundigen feitelijk niet mogelijk. De kantonrechter is op basis van het schadebeeld, dat in het CED-rapport uitvoerig is omschreven en is weergegeven op vele foto’s, van oordeel dat het niet aannemelijk is dat [eiser] zich vergist heeft of dat de al bestaande schade eerder niet zichtbaar zou zijn geweest. Op de foto’s is duidelijk zichtbaar dat het gaat om veel verschillende soorten beschadigingen. Bovendien heeft [eiser] de schade aan de auto zelf aangewezen aan de expert van CED. Daarmee staat vast dat de schade ook voor [eiser] zichtbaar was. De kantonrechter concludeert daaruit dat [eiser] opzettelijk onjuiste informatie heeft gegeven aan Nationale-Nederlanden over het ontstaan van de schade aan haar auto.
4.12.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in haar stelling dat zij geen belang heeft om Nationale-Nederlanden onjuist voor te lichten omdat volgens haar de schades die voorafgaand aan de aanrijding zouden hebben bestaan zonder meer ook voor vergoeding in aanmerking komen omdat zij allrisk verzekerd is. Niet alle schade komt zonder meer voor vergoeding in aanmerking. Daarvoor zal [eiser] duidelijk moeten maken welke schade aan de auto wanneer en door welke oorzaak is veroorzaakt, zodat Nationale-Nederlanden kan beoordelen of de schade is veroorzaakt door een verzekerd incident in een periode dat de auto bij haar verzekerd was.
[eiser] heeft fraude gepleegd
4.13.
Gelet op het voorgaande is het voldoende aannemelijk dat [eiser] Nationale-Nederlanden onjuiste informatie heeft gegeven over de schade aan de auto als gevolg van de aanrijding met de scooter. Omdat niet aannemelijk is dat de eerdere schade niet zichtbaar is geweest en het niet aannemelijk is dat [eiser] zich heeft vergist, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] opzettelijk heeft gehandeld. Daarmee staat vast dat [eiser] ten opzichte van Nationale-Nederlanden fraude heeft gepleegd, zoals bedoeld in de polisvoorwaarden van Nationale-Nederlanden (zie 2.1).
Nationale-Nederlanden mocht de verzekeringen beëindigen en [eiser] registreren in de registers
4.14.
In de polisvoorwaarden is bepaald dat Nationale-Nederlanden in geval van fraude alle verzekeringen, leningen en rekeningen kan stoppen die de verzekeringnemer bij Nationale-Nederlanden en haar dochterbedrijven heeft en zijn gegevens kan registreren in de interne en externe waarschuwingssystemen.
4.15.
Volgens [eiser] zijn het beëindigen van al haar verzekeringen bij Nationale-Nederlanden en het registreren van haar gegevens in de interne en externe registers in haar geval disproportionele maatregelen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan Nationale-Nederlanden alleen dan geen gebruik maken van haar bevoegdheid om de verzekeringen te stoppen en de gegevens van [eiser] te registreren wanneer dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot een voor [eiser] onaanvaardbaar resultaat zou leiden.
4.16.
De kantonrechter volgt Nationale-Nederlanden in haar stelling dat sprake is van een breuk in het vertrouwen tussen haar en [eiser] door het plegen van de fraude, zoals hiervoor vastgesteld. De kantonrechter acht van doorslaggevend belang dat een verzekeraar moet kunnen vertrouwen op de juistheid van de gegevens die hem door de verzekeringnemer worden versterkt. Nationale-Nederlanden hoefde niet af te zien van het beëindigen van de verzekeringen of het registreren van de gegevens van [eiser] op grond van het feit dat de fraude in hoofdsom een bedrag van € 2.854,- betrof . Ook fraude met een dergelijk bedrag kan het vertrouwen van de verzekeraar zodanig aantasten dat voortzetting van de verzekeringen niet langer gevergd kan worden. Verder acht de kantonrechter van belang dat [eiser] haar autoverzekering bij een andere verzekeringsmaatschappij kan onderbrengen, zoals zij op de zitting heeft verklaard, ook al is dat tegen een aanzienlijk hogere premie. Nationale-Nederlanden heeft daarom geen misbruik gemaakt van haar bevoegdheid het verzekeringspakket van [eiser] op te zeggen, [eiser] te registreren in de interne en externe registers en melding te doen bij het CBV.
4.17.
Bij het voorgaande komt dat Nationale-Nederlanden, zoals zij op de zitting heeft toegelicht, bij haar beslissing om [eiser] in het externe verwijzingsregister op te nemen een belangenafweging heeft gemaakt op basis van een matrix met relevante omstandigheden. Zo heeft zij onder meer de volgende aspecten meegewogen: de (relatief) beperkte hoogte van de claim, de tijd dat [eiser] verzekerd is geweest, de schadehistorie en het claimgedrag van [eiser]. Op basis daarvan heeft Nationale-Nederlanden besloten [eiser] niet voor de maximale termijn van acht jaar in het externe register op te nemen, maar voor een termijn van drie jaar. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Nationale-Nederlanden daarmee een redelijke belangenafweging gemaakt tussen haar belangen (alsmede die van andere verzekeraars) en de belangen van [eiser].
4.18.
De vorderingen van [eiser] om haar verzekeringen bij Nationale-Nederlanden voort te zetten en haar gegevens uit de interne en externe waarschuwingssystemen te verwijderen, zal de kantonrechter daarom afwijzen.
Nationale-Nederlanden heeft terecht de schade-uitkering aan [eiser] geweigerd
4.19.
Uit hetgeen in het voorgaande is overwogen volgt dat niet is komen vast te staan dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van de aanrijding met de scooter. Daarom kan zij geen aanspraak maken op een uitkering van deze schade. De kantonrechter zal daarom haar vordering om de schade-uitkering van € 2.854,- alsnog te voldoen, ook afwijzen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
4.20.
[eiser] is in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Nationale-Nederlanden worden begroot op:
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.107,00
In reconventie
4.21.
Nationale-Nederlanden legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst door Nationale-Nederlanden onjuiste informatie te verstrekken met de opzet haar te bewegen tot een schade-uitkering over te gaan waar [eiser] geen recht op heeft. Als gevolg hiervan stelt Nationale-Nederlanden schade te hebben geleden, namelijk de kosten van de onderzoeken van CED en OAN voor een bedrag van € 1.093,05.
4.22.
[eiser] voert verweer tegen deze vordering, betwist de conclusies van CED en OAN en stelt zich op het standpunt zij een juiste schadeclaim heeft ingediend bij Nationale-Nederlanden. Volgens [eiser] was het inschakelen van twee deskundigen daarom niet nodig.
[eiser] hoeft de kosten van het onderzoek door CED niet te vergoeden
4.23.
Uit het oordeel van de kantonrechter in conventie volgt dat Nationale-Nederlanden zich onder verwijzing naar de onderzoeken van CED en OAN terecht op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] bij haar een onjuiste schadeclaim heeft ingediend en daarmee tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. [eiser] is daarom in beginsel aansprakelijkheid voor de schade die Nationale-Nederlanden daardoor heeft geleden. De kosten van Nationale-Nederlanden ter vaststelling van de aansprakelijkheid van [eiser] komen in beginsel als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. [4]
4.24.
De kantonrechter is van oordeel dat de kosten van Nationale-Nederlanden voor het onderzoek van CED niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat dit onderzoek niet is gedaan ter vaststelling van de aansprakelijkheid van [eiser]. Ook als [eiser] Nationale-Nederlanden wel direct juist had geïnformeerd over de eerdere schade aan de auto, dan had CED de schade aan de auto ook onderzocht, zodat Nationale-Nederlanden had kunnen beoordelen of [eiser] aanspraak had op een schade-uitkering als gevolg van het ongeval. Nationale-Nederlanden heeft op zitting nog gesteld dat CED in dit geval meerkosten heeft moeten maken omdat CED alle door [eiser] aangewezen schade heeft onderzocht en dat dat meer tijd en dus meer geld heeft gekost. Dit had niet gehoeven als [eiser] CED direct juist had voorgelicht over de al eerder bestaande schade, aldus Nationale-Nederlanden. Deze meerkosten heeft [eiser] betwist.
4.25.
De kantonrechter is van oordeel dat Nationale-Nederlanden haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de facturen van CED blijkt namelijk niet dat het onderzoek bij [eiser] meer tijd en dus geld zouden hebben gekost dan gebruikelijk als gevolg van de onjuiste inlichtingen van [eiser] en bovendien blijkt uit de factuur niet welk gedeelte van de factuur dan betrekking zou hebben op meer dan gebruikelijke kosten. Nationale-Nederlanden heeft dat ook niet op een andere manier duidelijk gemaakt. Ook als [eiser] de eerdere schade wel had gemeld bij CED, ligt het voor de hand dat zij ook had moeten onderzoeken welke schade aan het ongeval met de scooter kon worden gerelateerd en welke niet. De kantonrechter wijst de vordering van Nationale-Nederlanden tot vergoeding van de kosten van CED daarom af.
[eiser] moet de kosten van het onderzoek door OAN wel vergoeden
4.26.
De kantonrechter is van oordeel dat de kosten van het onderzoek van OAN wel voor vergoeding in aanmerking komen, omdat dit kosten zijn ter vaststelling van de aansprakelijkheid van [eiser]. Nationale-Nederlanden heeft OAN namelijk ingeschakeld nadat [eiser] na de bevindingen van CED ontkende dat er al schade aan de auto aanwezig was voorafgaande aan de aanrijding. Dat was voor Nationale-Nederlanden aanleiding voor nader onderzoek. Het was daarom redelijk om de deskundige OAN in te schakelen. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de gemaakte kosten niet onredelijk hoog zijn. De vordering van Nationale-Nederlanden tot vergoeding van deze kosten à € 333,96 zal de kantonrechter daarom toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal de kantonrechter toewijzen zoals opgenomen in de beslissing.
Beide partijen moeten hun eigen proceskosten betalen
4.27.
Zowel Nationale-Nederlanden als [eiser] zijn in reconventie gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De vordering van Nationale-Nederlanden is namelijk afgewezen voor de kosten van CED, maar is toegewezen voor de kosten van OAN. De kantonrechter zal daarom de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat beide partijen in reconventie hun eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.107,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
In reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Nationale-Nederlanden van een bedrag van
€ 333,96 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In conventie en reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.artikel 93 aanhef en onder b van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv).
2.artikel 96 lid 1 Rv.
3.artikel 333 Rv.
4.artikel 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek