ECLI:NL:RBNHO:2024:7677

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
C/15/346571 JU RK 23-1824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2024 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, om [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te plaatsen. De ouders van [de minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is niet verschenen tijdens de zitting. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. D. Boukens, steunt het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] veel zorg nodig heeft en dat de huidige situatie bij de vader, met ondersteuning van de grootmoeder, niet voldoende is voor zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid dat [de minderjarige] elk weekend bij de vader verblijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/346571 / JU RK 23-1824
Datum uitspraak: 1 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Boukens, gevestigd te Hoorn.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 3 januari 2024 met de daarin genoemde stukken;
  • de brief van de GI van 11 juni 2024, met daarin de actuele stand van zaken.
1.2.
Op 1 juli 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn vader.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 28 december 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd en duurt momenteel voort tot
3 januari 2025.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 januari 2024 is het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen aangehouden tot 3 juli 2024 pro forma.

3.Het verzoek

3.1.
De GI handhaaft het verzoek tot het verlenen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twaalf maanden. De GI verzoekt tevens de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft in haar update van 11 juni 2024 naar voren gebracht dat de vader samen met grootmoeder vaderszijde voorziet in de dagelijkse verzorging van [de minderjarige] . Op het orthopedagogisch dagcentrum gaat het over het algemeen goed met [de minderjarige] . Hij heeft mindere dagen als hij moe is of moeite heeft met iets, maar is wel stuurbaar.
Er is geen contact met de moeder. De vader stuurt de moeder maandelijks een update per
e-mail. De moeder wordt ook uitgenodigd voor evaluaties, maar sluit niet aan. De GI is van mening dat de moeder het gezag niet uitvoert. Een machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk om de plaatsing van [de minderjarige] in de woonvoorziening in goede banen te leiden.
3.2.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat er een plek is gevonden voor [de minderjarige] bij [jeugdhulpaanbieder] . [de minderjarige] gaat daar 5 juli 2024 naartoe verhuizen. Sinds de laatste zitting maakt [de minderjarige] sprongen, maar soms gaat het iets minder. De vader kan daar goed mee omgaan. De vader staat achter de plaatsing van [de minderjarige] bij [jeugdhulpaanbieder] . Het is onduidelijk hoe de moeder gaat reageren als [de minderjarige] gaat verhuizen. De GI heeft een verzoek tot onderzoek naar gezagsbeëindiging gedaan. Het is de bedoeling dat de GI er tussenuit gaat als het gezag van de moeder wordt beëindigd. De vader is namelijk in staat om afspraken te maken met de hulpverleners. Er is de laatste periode geen contact geweest met de moeder. Wanneer [de minderjarige] is verhuisd is het wenselijk dat de updates over [de minderjarige] vanuit [jeugdhulpaanbieder] naar de moeder worden gestuurd.

4.De standpunten

het standpunt van de vader
4.1.
De vader staat achter het verzoek van de GI. De vader is positief over de plaatsing van [de minderjarige] bij [jeugdhulpaanbieder] . [de minderjarige] kan zich daar verder ontwikkelen. De vader heeft er vertrouwen in dat [de minderjarige] de plek leuk gaat vinden zodra hij zijn draai heeft gevonden. [de minderjarige] is van vrijdag tot zondagavond of maandagochtend bij de vader. Ook zal de vader met [de minderjarige] naar zwemles gaan op woensdag. [de minderjarige] kan tot zijn achttiende bij [jeugdhulpaanbieder] opgroeien. Daarna kan hij naar een woongroep van [jeugdhulpaanbieder] .
De vader en [de minderjarige] hebben geen contact met de moeder. Het is volgens de vader moeilijk in te schatten hoe [de minderjarige] dat vindt.

5.De verdere beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [de minderjarige] vanwege zijn problematiek veel zorg nodig heeft. De vader heeft dit afgelopen tijd, met behulp van de grootmoeder vz, goed opgepakt. Nu [de minderjarige] wat ouder wordt is het van belang dat hij kan opgroeien op een plek waar hij zich verder kan ontwikkelen. Dit kan bij [jeugdhulpaanbieder] . De vader staat ook achter de plaatsing van [de minderjarige] bij [jeugdhulpaanbieder] , waarbij het de bedoeling is dat [de minderjarige] elk weekend thuis bij vader is.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlenen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van twaalf maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 1 juli 2024 tot 3 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Beek, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2024, in aanwezigheid van mr. G.J.M. Loos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 8 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.