ECLI:NL:RBNHO:2024:7647

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10853160 \ CV EXPL 23-8282
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering en rechtsgeldigheid loonstop bij re-integratieproblemen

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 juli 2024 uitspraak gedaan in een loonvordering van [eiseres] tegen [gedaagde] B.V. [Eiseres] was sinds 27 juni 2005 in dienst als schoonmaker en viel per 22 juni 2022 uit wegens ziekte. Gedurende haar ziekte ontving zij geen volledig salaris, wat leidde tot de vordering van achterstallig loon over verschillende periodes. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] voldoende bewijs heeft geleverd dat het verschuldigde loon over de periode van januari tot en met juli 2023 is betaald. De loonvordering over deze periode is afgewezen.

Voor de periode van augustus tot en met oktober 2023 heeft [eiseres] ook een bedrag aan achterstallig salaris gevorderd, maar [gedaagde] heeft erkend dat er te weinig uren zijn uitbetaald. Echter, de loonstop die [gedaagde] heeft opgelegd vanwege de weigering van [eiseres] om mee te werken aan haar re-integratie is door de kantonrechter als rechtsgeldig beoordeeld. [Eiseres] heeft nagelaten een deskundigenoordeel over te leggen, wat noodzakelijk was om haar vordering te onderbouwen. Hierdoor werd de vordering tot loondoorbetaling tijdens ziekte afgewezen.

De kantonrechter heeft ook de gevorderde verklaring voor recht dat de waarschuwingen onrechtmatig zijn afgewezen, omdat zonder deskundigenoordeel niet kan worden vastgesteld of de waarschuwingen gerechtvaardigd waren. De proceskosten zijn voor iedere partij, omdat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van 20% wettelijke verhoging over een deel van het loon, maar de overige vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10853160 \ CV EXPL 23-8282
Uitspraakdatum: 31 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. A. Harmanci
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.
gevestigd te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. B. Santen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 19 december 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 27 juni 2005 in dienst getreden bij [gedaagde] de functie van schoonmaker. Het huidige salaris van [eiseres] bedraagt € 13,50 per uur.
2.2.
Per 22 juni 2022 is [eiseres] wegens ziekte uitgevallen.
2.3.
In de maanden voorafgaand aan haar ziekmelding heeft [eiseres] gemiddeld 99,5 uur per maand gewerkt.
2.4.
Bij brief van 30 augustus 2023 heeft [eiseres] een officiële waarschuwing ontvangen wegens het niet nakomen van haar re-integratieverplichtingen:
“(…) Van de bedrijfsarts hebben wij doorgekregen dat u per 10 augustus 2023 passende arbeid kan verrichten. Op advies van de bedrijfsarts hebben wij voor u passende werkzaamheden gevonden en deze zijn op 08 augustus 2023 met u besproken door onze verzuim coördinator.
Op 15 augustus 2023 zou u starten met de passende werkzaamheden maar het was niet haalbaar om te starten. Ook hebben wij die dag mondeling nogmaals met u gesproken en u in de gelegenheid gesteld om de passende werkzaamheden te gaan verrichten op 23 augustus 2023.
Op 23 augustus bent u begonnen met licht fysieke werkzaamheden op ons kantoor te [plaats 1]. Helaas bent u de afgesproken werktijden niet nagekomen.
Op 24 augustus 2023 heeft u ons telefonisch laten weten dat u wegens slaapgebrek niet aanwezig kon zijn.
Dinsdag 29 augustus 2023 zou u opbouwen met de passende werkzaamheden maar u bent zonder afmelding binnen een half uur vertrokken. Wederom heeft u het advies van re-integratietraject niet vervuld.(…)”
2.5.
Op 6 november 2023 heeft [eiseres] een tweede officiële waarschuwing ontvangen:
“(…) Op 6 november 2023 zou u beginnen met licht fysieke werkzaamheden op ons kantoor te [plaats 1]. Onze verzuim coördinator heeft met u de werkzaamheden door gesproken en voorgesteld de wekelijkse werkzaamheden te starten met 3 uur per week. Daarbij zal hij alle mogelijke hulp bieden om de re-integratie tot een succes te maken. Echter u bent daar niet op ingegaan en u bent zonder de aanboden werkzaamheden te starten vertrokken.(…)Indien u blijft weigeren om de passende werkzaamheden te verrichten binnen het kader van de wettelijke re-integratie procedure moet u zich realiseren dat dit consequenties zullen hebben. (…)”
2.6.
Bij brief van 20 november 2023 heeft [gedaagde] [eiseres] uitgenodigd om vanaf 22 november 2023 drie keer per week gedurende twee uur te werken, met regelmatige rustperiodes van vijf minuten per vijftien minuten. Daarbij heeft zij [eiseres] gewaarschuwd dat bij weigering van deze werkzaamheden een loonstop zou volgen.
2.7.
Bij e-mail van 23 november 2023 heeft [gedaagde] een loonstop aan [eiseres] opgelegd.
2.8.
Op 19 december 2023 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om de re-integratie tijdelijk stop te zetten.
2.9.
Op 31 januari 2024 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat de re-integratie weer hervat kan worden.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van het (achterstallig) loon over de periodes (I) januari 2023 t/m juli 2023 (€ 2.018,25 bruto), (II) augustus 2023 tot en met oktober 2023 (€ 1.253,54 netto) en (III) vanaf november 2023 (€ 2.760,14 bruto), te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Ook vordert [eiseres] verstrekking van de maandelijkse salarisstroken, op straffe van een dwangsom. Daarnaast wenst zij een verklaring voor recht dat de waarschuwingen d.d. 30 augustus 2023 en 6 november 2023 onrechtmatig zijn en uit het personeelssysteem verwijderd moeten worden. Dit alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, waaronder de buitengerechtelijke incassokosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] het salaris vanaf de ziekmelding in juni 2022 ten onrechte niet volledig en/of tijdig heeft betaald. Daarnaast zijn de opgelegde waarschuwingen onterecht, omdat [eiseres] vanwege medicatiegebruik niet in staat is om werkzaamheden te verrichten.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Op haar verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

Salarisbetalingen
Periode I: januari 2023 tot en met juli 2023
4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat de loonvordering over deze periode moet worden afgewezen, omdat [gedaagde] voldoende heeft aangetoond dat zij het verschuldigde loon reeds aan [eiseres] heeft betaald. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
[gedaagde] heeft salarisstroken van de maanden januari tot en met april 2023 in het geding gebracht waaruit volgt zij een bedrag van € 2.472,47 netto verschuldigd was aan [eiseres]. De betaling van dit bedrag vond plaats in twee termijnen: de eerste termijn van € 838,20 op 2 mei 2023 en de tweede termijn van € 1.634,27 op 29 juni 2023. Dit blijkt uit de ING-betalingsafschriften die [eiseres] zelf bij dagvaarding heeft overgelegd. [gedaagde] heeft bij dupliek aangegeven dat zij over deze maanden per abuis 202,5 te weinig uren had uitbetaald
(€ 2.753,5 bruto). Op de salarisstrook van mei 2023 is dit gecorrigeerd weergegeven als ‘Achterstallig loon t/m 4.2023’. [gedaagde] heeft onder verwijzing naar de ING-bankafschriften voldoende aannemelijk gemaakt dat zij dit bedrag (inclusief vakantiegeld en ander achterstallig loon) in termijnen aan [eiseres] heeft (na)betaald: op 2 juni 2023 en op 12 juni 2023.
4.3.
Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] over de maanden mei, juni en juli 2023 geen (volledige) salarisbetaling heeft ontvangen. Het is dan ook niet gebleken dat er over de periode I nog een bedrag aan loon openstaat.
4.4.
[eiseres] heeft maximale wettelijke verhoging gevorderd over het te laat betaalde loon. In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 20%. Daarbij merkt zij op dat de loonadministratie van [gedaagde] in deze periode weliswaar rommelig is, maar dat de fouten na ontdekking wel snel zijn hersteld. De omstandigheid dat er door de nabetaling meer loonheffing is ingehouden, maakt dit oordeel niet anders. Deze hogere belastingdruk wordt immers verrekend via de inkomstenbelasting.
Periode II + III: augustus 2023 tot en met oktober 2023 + november 2023 en toekomst
4.5.
Voor de periode augustus 2023 tot en met oktober 2023 heeft [eiseres] een bedrag van
€ 1.252,54 netto aan achterstallig salaris gevorderd. [gedaagde] heeft erkend dat er ook in deze periode per abuis te weinig uren zijn uitbetaald, hetgeen volgens [gedaagde] geresulteerd heeft in een tekort van € 1.449,42 bruto, zoals onderbouwd met loonstroken. Dit tekort is gecorrigeerd weergegeven op de loonstrook van november 2023. De betaling hiervan heeft [gedaagde], samen met de betaling van het salaris over de maanden november en december, echter stopgezet vanwege de weigering van [eiseres] om mee te werken aan haar re-integratie conform de instructies van de bedrijfsarts.
4.6.
Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te stellen dat de loonstop niet rechtsgeldig is, heeft zij nagelaten een deskundigenoordeel over te leggen zoals vereist in artikel 7:629a BW. Daardoor kan de kantonrechter niet vaststellen of [eiseres] aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. [eiseres] is in zoverre dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de loonstop rechtsgeldig is opgelegd. De loonvordering is alleen om deze reden al niet toewijsbaar.
4.7.
Bovendien heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij de nabetaling over augustus tot en met oktober 2023 en het salaris over november 2023 (in totaal € 2.701,76 netto) tezamen met het salaris van december 2023 (€ 1.253,94 netto) op 27 februari 2024 (onverplicht) heeft uitbetaald. [eiseres] heeft de ontvangst van dit nettobedrag van € 3.955,70 bij conclusie van repliek bevestigd. De conclusie is daarom dat er geen sprake is van achterstallig loon over de periode van
augustus 2023 tot en met oktober 2023 + november en december 2023en dat de loonvordering moet worden afgewezen. Nu niet is gebleken dat het loon onterecht te laat is betaald, moet de gevorderde wettelijke verhoging eveneens worden afgewezen.
4.8.
Voor wat betreft de termijnen vanaf januari 2024 heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij zich genoodzaakt heeft gezien om de loondoorbetalingsverplichting opnieuw stop te zetten vanwege het weigeren mee te werken aan de re-integratie, na [eiseres] schriftelijk te hebben gewaarschuwd. Zoals reeds hiervoor is overwogen, heeft [eiseres] verzuimd om een deskundigenverklaring in het geding te brengen. Hierdoor kan de kantonrechter de geldigheid van de loonstop niet beoordelen. De vordering tot loondoorbetaling tijdens ziekte wordt daarom afgewezen.
Salarisspecificaties
4.9.
[gedaagde] heeft als productie 1 bij conclusie van antwoord de salarisspecificaties over de maanden januari tot en met december 2023 overgelegd. Daarom heeft [eiseres] onvoldoende belang bij de gevorderde salarisspecificaties. Die eis zal dan ook worden afgewezen.
Verklaring voor recht
4.10.
[eiseres] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de door [gedaagde] gegeven waarschuwingen d.d. 30 augustus 2023 en 6 november 2023 onrechtmatig zijn en uit haar personeelsdossier verwijderd moeten worden. Zij stelt dat ze door haar ziekte niet in staat is om werkzaamheden te verrichten en dat de waarschuwingen daarom onterecht zijn. [eiseres] is van mening dat het advies van de bedrijfsarts niet klopt. De kantonrechter is echter geen (bedrijfs)arts en kan zodoende geen oordeel geven over de eventuele benutbare mogelijkheden van [eiseres]. Daarom kan zij, zonder deskundigenoordeel, ook niet beoordelen of de gegeven waarschuwingen gerechtvaardigd zijn. Deze gevorderde verklaring voor recht wordt dan ook afgewezen.
Proceskosten
4.11.
[eiseres] krijgt grotendeels ongelijk. Echter, omdat het gaat om een loonvordering tijdens ziekte kan [eiseres] alleen in de kosten van de procedure worden veroordeeld als sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht (artikel 7:629a lid 6 BW). Nu gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is, zal de kantonrechter bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van 20% wettelijke verhoging over € 2.018,25 bruto;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter