Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.Feiten
‘[verweerder] is niet de juiste persoon voor de positie waarin hij zit, te veel op detail, gebrek aan leiderschap en teambuilding.’
‘Na 5 maanden te hebben gewerkt bij Veolia heb ik besloten mijn ontslag in te dienen bij mijn detacheerder. Er is geen klik met de organisatie en ik zie niet genoeg perspectief om aan vast te houden. (…)’Dit aangekondigde ontslag is echter niet geëffectueerd.
‘Middels deze brief willen wij u schriftelijk bevestigen dat u per 3 april 2023 geen werkzaamheden meer uitvoert als Manager Operations, in verband met de komst van ondergetekende. Naast uw functie als Manager Operations, was u werkzaam als Vestigingsmanager voor de vestigingen Amsterdam en Maastricht/Sint-Michielsgestel. Dit is de functie die u momenteel nog steeds uitvoert. Tijdens het gesprek tussen u en [betrokkene 5], op 12 juni 2023, is aangegeven dat u vanaf 1 juli 2023 ook de werkzaamheden als Vestigingsmanager niet meer uit zal voeren. (…) De komende periode zullen wij gebruiken om te onderzoeken of er binnen Veolia Nederland of Veolia Gebouwenbeheer een andere passende rol voor u beschikbaar is.’
twee kapiteins op een schip’(aangezien op de vestiging Amsterdam zowel [betrokkene 4] als [verweerder] feitelijk werkzaamheden als vestigingsmanager verrichten) onwenselijk en inmiddels onhoudbaar is, omdat dit tot verwarring op de werkvloer en onduidelijkheid over de taken leidt.
3.Het verzoek
primaironderdeel h,
subsidiaironderdeel e,
meer subsidiaironderdeel g,
nog meer subsidiaironderdeel d en
uiterst subsidiaironderdeel i. Op het standpunt van VGB (per ontslaggrond) zal verder bij de beoordeling worden ingegaan.
4.Het verweer
5.De beoordeling
de functie van [verweerder]
nazijn benoeming tot operationeel manager de rol van (waarnemend) vestigingsmanager Amsterdam is gaan vervullen, zoals VGB stelt, is door [verweerder] betwist en niet door VGB onderbouwd. [verweerder] vervulde vanaf 1 september 2020 twee volwaardige functies naast elkaar, wat te zwaar voor hem was. [verweerder] heeft erkend dat het daarom in eerste instantie de bedoeling was dat [betrokkene 4] (die per 1 januari 2023 was aangesteld als contractmanager) zou doorgroeien tot vestigingsmanager Amsterdam. Per 3 april 2023 is [betrokkene 5] benoemd tot manager operations en is [verweerder] uit die functie ontheven. Omdat [verweerder] met die ontheffing heeft ingestemd (althans daartegen geen bezwaar heeft gemaakt), is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] met ingang van 3 april 2023 niet meer de functie van manager operations bekleedt (ook niet formeel).