ECLI:NL:RBNHO:2024:7575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
11043309 \ CV EXPL 24-762
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad in internationaal privaatrechtelijke context

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres gevestigd in Duitsland en een gedaagde woonachtig in Nederland. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 1.380,35 van de gedaagde, die tijdens zijn verblijf in het hotel van de eiseres met geweld een hotelkamerdeur had geforceerd, waardoor schade aan de deur was ontstaan. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 30 mei 2024 de eiseres in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht, gezien het internationale karakter van de zaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 4 van de Europese Verordening nr. 1215/2012, omdat de gedaagde in Nederland woont. Tevens is geoordeeld dat het Nederlandse recht van toepassing is, ondanks dat de schade in Duitsland is ontstaan, omdat de onrechtmatige daad is gepleegd door een Nederlandse staatsburger. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres, die niet door de gedaagde is betwist, toegewezen, met uitzondering van de gevorderde rente die te hoog was berekend. De kantonrechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 1.353,45, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 747,54. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van internationaal privaatrecht en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in grensoverschrijdende geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11043309 \ CV EXPL 24-762
Uitspraakdatum: 25 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
gevestigd te [plaats 1] (Duitsland)
eiseres
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
Verwezen wordt naar het tussenvonnis van 30 mei 2024.
1.2.
Ingevolge voormeld tussenvonnis heeft [eiser] op 10 juni 2024 een akte ingediend.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.380,35. Dit bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 1.197,91, buitengerechtelijke incassokosten van € 179,69 en rente tot 27 maart 2024 van € 2,75. Aan de vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat sprake is van onrechtmatige daad aan de zijde van [gedaagde] . [gedaagde] heeft namelijk tijdens zijn verblijf in het hotel van [eiser] met geweld een hotelkamerdeur geforceerd. Hierdoor is de elektronische deurklink kapotgegaan. De schade aan de deur is rechtstreeks het gevolg van de handelingen van [gedaagde] . De reparatiekosten bedragen € 1.197,91 en komen voor rekening van [gedaagde] . [gedaagde] heeft, ondanks de sommaties, de factuur niet betaald. Daarom is hij ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente verschuldigd.

3.De beoordeling

Internationaal privaatrecht
3.1.
Omdat de zaak een internationaal karkater draagt, wordt eerst beoordeeld of de kantonrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en welk recht van toepassing is. De kantonrechter heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld bij akte zich daarover uit te laten, wat zij heeft gedaan.
3.2.
De kantonrechter volgt [eiser] in het standpunt dat uit artikel 4, eerste lid, van de Europese Verordening nr. 1215/2012 volgt dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Dat betekent dat in deze zaak de Nederlandse rechter bevoegd is. Gelet op artikel 99, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in dit geval de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, bevoegd om van het geschil kennis te nemen, omdat [gedaagde] woonachtig is in [plaats 2] .
3.3.
De kantonrechter overweegt vervolgens dat zij op grond van de regels van internationaal privaatrecht Duits recht dient toe te passen. [1] De gestelde onrechtmatige daad en de schade hebben zich immers in Duitsland voorgedaan. Echter, artikel 4, derde lid, van de Rome II-verordening bepaalt dat indien de onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met een ander land dan het in de leden 1 en 2 aangewezen land, het recht van dat andere land van toepassing is. Met [eiser] is de kantonrechter eens dat de onrechtmatige daad is gepleegd door een Nederlandse staatsburger en daardoor is het Nederlandse recht van toepassing.
De vordering
3.4.
[gedaagde] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, de vordering niet weersproken. De niet betwiste vordering zal daarom worden toegewezen, zoals hierna omschreven.
3.5.
[eiser] stelt dat de reparatiekosten voor de elektronische deurklink € 1.197,91 waren. Echter, uit de stukken blijkt dat de reparatiekosten € 1.176,91 waren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat dit bedrag (€ 1.176,91) toewijsbaar is.
3.6.
De gevorderde rente zal worden afgewezen, omdat [eiser] die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
3.7.
De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, omdat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Het toewijsbare bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt vastgesteld volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld. Er wordt een bedrag van € 176,54 toegewezen.
3.8.
[gedaagde] is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief de nakosten) betalen. De kosten voor de genomen akte blijven voor rekening van [eiser] , aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
Totaal
204,00
102,00
747,54
(1,00 punten × € 204,00)
(plus nakosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van [eiser] van € 1.353,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.176,91 vanaf 8 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 747,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de Rome II-verordening oftewel de Europese Verordening nr. 864/2007.