Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoeker],
Feiten
Procedure
Verzoek
€ 8.386,80wegens de kosten voor rechtsbijstand voor de strafzaak. Door de verzoeker zijn facturen en urenspecificaties overgelegd tot een bedrag van € 7.706,80. Daarnaast wordt een bedrag van € 680,- verzocht voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het verzoekschrift. De raadsman van de verzoeker heeft het verzoekschrift toegelicht aan de hand van bijgevoegde pleitnotitie.
Standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie heeft zich ter zitting in eerste instantie op het standpunt gesteld dat het verzoek, strekkende tot toewijzing van de kosten rechtsbijstand, moet worden afgewezen omdat verzoeker het aan zichzelf te wijten heeft gehad dat hij advocaatkosten heeft gemaakt. Er zou sprake zijn van een bewijsbare zaak, zodat het niet redelijk is om een vergoeding voor deze kosten toe te kennen. In tweede termijn, in reactie op het betoog van de raadsman, heeft de officier van justitie haar standpunt gewijzigd en gevraagd om het verzoekschrift gegrond te verklaren.
BeoordelingDe rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
BeslissingDe rechtbank kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 8.386,80, bestaande uit:
€ 680,- wegens kosten voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het verzoek.
mr. P. Reemst, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.R. Nederstigt-Uijtdewilligen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.